Schrijven van 2e Luitenant E.J. Scheepstra
Brief van E.J. Scheepstra aan E.H. Brongers betreffende krijgsverrichtingen, gedateerd 5 juni 1972.
Scheepstra, Reserve 2e Luitenant, was in mei 1940 Sectiecommandant bij 2-I-46 R.I., zijn compagnie
werd op 12 mei gedirigeerd naar de grendelstelling aan de spoorbaan bij Rhenen.
------------------
...Maar terzake, ik wil een antwoord stellen op de verkregen inlichtingen en ik zal maar beginnen buiten alle (gevechts-)verslagen om mijn verhaal te vertellen. Dat het niet in verslagen te vinden is komt door het feit, dat ik in 1940, na de Meidagen het helemaal niet belangrijk vond. Wij hadden toch immers de oorlog verloren! Later, n.a.v. het onderzoek door de Commissie Onderscheidingen (C.O.) is mijn relaas vastgelegd in:
- Het ingediende rapport als 1e bericht, dit n.a.v. de door de C.O. gestelde vraag, wat mijn aandeel zou zijn geweest in de door de Huzaar Mansveld vastgelegde verklaring,
- Het door de C.O. vastgelegde verhoor, hetgeen door mij ten overstaan van de Secretaris moest worden betekend.
Wel is het aardig, een opmerking van de Commissie aan te halen op het moment van binnenkomst aldaar; zo ongeveer was dat door de Commandant Veldleger, de Luitenant-Generaal van Voorst tot Voorst, terwijl de overige naar mijn mening 8 leden (opperofficieren) zwegen: "Zo Luitenant, bent U daar eindelijk ? Wij hebben maandenlang naar U gezocht. Dat was een moeilijke zaak, want eerst was het een militair, toen werd het een Luitenant en op het laatst vonden wij Uw naam, maar de vorigen, die wij opriepen hadden er niets mee te maken. Ik hoop, dat U ons niet (weer) teleurstelt."
Verder vernam ik twee andere feiten, namelijk:
- Dat het binnengebrachte stuk [pag.] een rol heeft gespeeld in de door de Kapitein Gelderman aan de Westzijde van het viaduct georganiseerde verdediging,
- Dat, dit door de getoonde foto's, waarop pril uitspruitend groen aan de bomen zat, het afgegeven vuur vanuit het aan de Zuidwestelijke zijde gelegen huis van het kruispunt voldoende onnauwkeurig moet zijn geworden. Immers, ik werd niet getroffen op een afstand van pak weg 40 meter. Maar daarover later.
Eerst moet mij van het hart, dat ik de humor van de diverse verhalen heel goed inzie! Maar ook stellen, dat, door het dragen van de onderscheiding Bronzen Leeuw, een ieder, en zeker ondertekende, vele malen geconfronteerd wordt en herinnerd wordt aan dat gebeuren. Persoonlijk ben ik later vele, vele malen per auto onder het viaduct doorgereden, en heel vaak denkt men er dan weer aan. Daarom geloof ik ook, dat de feiten en de waarheden goed bewaard blijven! Tenminste, zo vergaat het mij, vooral als ik in mijn vrije tijd van Vught via Rhenen naar Lunteren trek, waar ons zomerverblijf is én mijn jacht ligt.
Ook, zo na je 55-ste jaar, kijk je meer terug in 't leven, en zoals bekend komen dan jeugdherinneringen weer zuiver door. Verder wil ik mij absoluut onthouden van subjectiviteit. Daar heeft niemand iets aan. Het boekwerk [Grebbelinie 1940 van E.H. Brongers] is juist geschreven naar ik meen met de bedoeling realistisch te zijn en objectief. Daarbij is de auteur als een componist. Hij moet uit de veelheid van klanken de juiste en zuivere toon te boek stellen, is het niet?
Wat een relaas, en dan te weten, dat ik (staande) voor de C.O. de verklaring van de Huzaar Mansveld al tegenhield! Met als resultaat, dat door mij de patrouille, waarmee ik bij het viaduct in de morgenuren verscheen, voorzien van een kruiwagen!, moest samenstellen! Dat viel mij toen tegen, want alles wat ik nog had was het trouw bewaarde Sectieboekje met o.a. adres van de man.
En zo geschiedde. Daarvan weet ik van mijn vrouw, dat een (gewezen) soldaat haar opzocht (ik was niet thuis en in de kazerne) om erachter te komen wat toch de bedoeling was, want hij was opgeroepen om voor de C.O. te verschijnen. Uiteraard ken ik daar de resultaten niet van, maar bemerkte, dat deze door mij genoemde getuigen werkelijk gehoord zijn en de C.O. dus niet over één nacht ijs ging.
De Compagnie Knippenberg werd in de loop van de avond ingezet. Dat zal naar mijn mening op 12 mei zijn geweest. Eerst was het Bataljon namelijk gereorganiseerd tot AP-Bataljon, dat wil zeggen Anti-Parachutisten-Bataljon, dus op gevorderde fietsen geplaatst, waaraan ook ondergetekende zijn deel had. Vervolgens was ik belast met de bewaking van gevangenen, bestaande uit gearresteerde N.S.B'ers, c.q. vermeende subversieve elementen en één vijandelijke piloot. Deze lieden werden, zoals reeds bericht, later onder bewaking van één groep onder commando van de dienstplichtig sergeant Dulfer, mijn groepscommandant, afgevoerd naar het KLM-gebouw in Den Haag.
In de nacht werd toen mijn Sectie belast met het toezicht en assistentie op de evacuées uit het gebied Betuwe, dat voornamelijk 's nachts plaats vond op het inschepingspunt Ingensche veer.
Zich sprongsgewijze verplaatsende trok de compagnie (minus één groep) per rijwiel naar Rhenen, waar in het donker een reeds gedeeltelijk bezette (grendel)stelling moest worden betrokken. Na verkenning door Compagniescommandant [reserve kapitein J.G. Knippenberg] en beide Luitenanten werd besloten de compagnie in twee delen te splitsen omdat de stelling doorsneden werd door de reeds in de vorige brief vermelde Oost - West lopende verharde weg naar de begraafplaats. De stelling was Noord van die weg nog lang niet gereed. Opstelling van de compagnie: Aan elke kant van de weg lagen twee secties, zuidelijk onder commando van de reserve 1e Luitenant Robbers, die dus tevens supervisie uitoefende over de sectie van de dienstplichtig sergeant Konings (oorspronkelijk 1e sectie van de reserve 1e Luitenant Jansen), noordelijk onder commando van mij, de 2e Luitenant Scheepstra met supervisie over de 4e sectie van de sergeant-majoor Weissenfeld. Mijn sectie mistte één groep onder de dienstplichtig sergeant Dulfer, die belast was met het wegvoeren van gevangenen naar Den Haag.
Tijdens het betrekken van de stelling werd er van de overzijde van de spoorbaan regelmatig geroepen van "Maingaaz ... Maingaaz", zodat wij wisten, dat de vijand het wachtwoord "MIJNGAS" kende. Ook werd er zo af en toe geschoten. Gevolg: Vlak bij de ingang van de afgebouwde stelling één gesneuvelde, de soldaat Striebos en één gewonde, de reserve Luitenant Nawijn, verbindingsofficier van het Bataljon.
Op verzoek had ik dus het ogenschijnlijk beroerde Noordelijke deel van de stelling, liggende aan die weg langs een bosje eikenhout (opslag) met, zoals later bleek Noordelijk gaande aansluiting op ca. 200 meter met de reserve (1e) Luitenant Suilen, vlak bij een hoog gelegen wit huisje en ook op ca. 200 à 300 meter van de spoorlijn.
Aan het verbeteren en gereedmaken voor verdediging van dat stellingdeel hebben wij hard gewerkt vanaf het licht worden. Daarbij werden de mensen ook niet koud, want 's nachts was het intens koud nog buiten. Dit werk ging door ondanks het verrassende verschijnen van den huzaar van achteren, die "Wachtwoord.. wachtwoord" riep en meteen op ons schoot. Die man heb ik iets van z'n familie verteld in onvervalste soldatentaal, vragende of een mof zo kon vloeken. Wie die man geweest is weet ik niet, maar hij had iets over aanvallen tot over de berg, wist niet waar hij was en dat de berg (nog bezet bovendien) nog moest beginnen.
Van het verblijf in die stelling wil ik vermelden het bezoek eenmalig van de Compagniescommandant [Kapitein J.G. Knippenberg], waarbij het munitieprobleem besproken werd. Het bleek, dat de compagnieswagen (met paardentractie, waarvan het bijdehandse paard middels een speciaal daartoe ontworpen constructie, omdat de gevorderde kipkar voor één bels was) zoek bleef. (Later werd door mij de wagen leeggeplunderd aan de Westelijke ingang van Rhenen teruggevonden. Ook alle model officierskisten waren toen leeg. Maar wat wil je? Een paard, een knal, schot of een scherf en weg ben je!)
Er was wel iets munitie buiten de schoten per man, gehaald uit het andere halve compagniesdeel. Daarbij evenwel ook een kist, mede door mij opgesjouwd, die gevuld was met zand! en dat geeft dan te denken!
Vandaar mijn verzoek, mogelijk in een later verslag gesteld als order, ergens uit de stelling iets te mogen gaan halen. Dit tevens bedoeld, als goed infanterist om het voorterrein nauwkeurig te verkennen. Dat toch is het grote voordeel van de verdediging, namelijk dat het voorterrein volledig bekend kan zijn etc., etc. Dat was ons op de KMA goed geleerd.
Een ander bezoek was van de (aangewezen?) Regimentscommandant / Bataljonscommandant over de stelling. Met hem heb ik een uitgebreid gesprek gevoerd, o.a. terreinoriëntatie, met door mij gedacht verloop voorste lijn et [?], stoplijn et [?] nabij de top van de berg (wat zoals later bleek goed klopte), evenehdn [?] en gemaakte afspraken t.a.v. de stormvuur. Dit laatste met de Luitenant Suilen en een van achteren gekomen Cadet-Vaandrig, mortierist. (Als dat de huidige Luitenant-Generaal Meinders niet geweest is. Dat zal ik nog eens, als het te pas komt navragen) Grappig was, dat mij in de loop van het gesprek bleek, dat deze Chef doof was [Overste Smit, Commandant 24 R.I.]. Ik moest naar de gesp van de koppel gaan praten, waar de microfoon bevestigd was en ook, dat hij voor het verlaten van mijn dekking de microfoon uitknipte, dus niets meer hoorde en rechtop lopende in het storende vijandelijke artillerievuur met zijn begeleiders zijn weg naar de Luitenant Suilen vervolgde.
Het (voor mij storende) vijandelijke artillerievuur was overdag hinderlijk en heeft naar mijn mening zo 'n 8 uur met tussenpozen geduurd. De gelukkige omstandigheid was daarbij, dat je het kon timen. Het viel precies op de seconde en de lagen volgens het boekje: normaal - pluslaag - minlaag en stuksgewijze. Dus je kon de mensen waarschuwen om te dekken.
Andere gebeurtenissen waren de terugkerende militairen. Dat veelal ongewapend. Een stel onder de reserve Luitenant (van) Helden had ik een plaats in de stelling toegewezen en van enige handgranaten voorzien, maar later waren zij op een 4-tal na ineens verdwenen. Een van de blijvers, een Limburger, Custer(s) of Coster was een flinke vent.
En dan ga ik nu maar over op de patrouille van 4 man, voorzien van een kruiwagen, want munitie is zwaar. Het waren allen vrijwilligers. En zoals bekend, oudere militairen, veelal huisvaders van 46 R.I., het hoger genummerde mobilisatieregiment van 22 R.I. (Voor de goede orde: 22 R.I. een zogenaamd streekregiment van voornamelijk Rotterdammers met wegens de moedervredeslegering in Ede aangevuld met plaatselijk bekende Veluwenaren)
De gevolgde weg liep eerst voorlangs de stelling. Dit vooropgezet met de bedoeling de bezetting te waarschuwen dat wij na enige tijd te zien zouden zijn op de aan de spoorbaan hoog gelegen parallelweg, gaande in Noordelijke richting ter verkenning van het voorterrein. Vervolgens afbuigend op de neergaande verharde weg naar het viaduct en daar nabij komende achter de daar gelegen loopgraaf, die mannetje aan mannetje bezet was. Ook daar dezelfde waarschuwing en hetzelfde verzoek.
Komende aan de voet van het viaduct, trof ik in die stelling, in het talud van de spoorbaan dus, doch nog juist naast de brugleuning, een zware mitrailleur 08/13 c.q. 08/15 aan, met erachter gezeten de schutter gehuld in een militair geverfde wollen deken. Zoals eerder gezegd, het was erg koud 's nachts, maar vooral in de prille ochtenduren. Het zal toen circa 07.00 - 07.30 uur geweest zijn.
Mij bevindende achter die zware mitrailleur stond ik in het verlengde van de schootsrichting. En dus zag ik, toen hij op eigen initiatief vuurde, ook het doel op de rijksstraatweg. Dat waren militairen met puttees, zo ter hoogte denk ik van het hotel "De Grebbeberg", gaande van Zuid naar Noord. Dat er daar een reprimande viel valt uiteraard te begrijpen en die was niet mals. Ook de onderofficier stukscommandant heb ik erbij gehaald. Dit resulteerde in een gesprek met de Compagniescommandant, naar mijn mening de Kapitein Feist, zoals ik nu lees in het boek en welke naam mij bekend voordoet uit die tijd. Het verschil is echter, dat hij voor mijn geheugen een Kapitein der Wielrijders was. (Maar dat verschil is in wezen niet zo groot, immers, mobilisatiewielrijders werden ook ingedeeld uit zoals wij toen zeiden "aftandse huzaren", dat wil zeggen huzaren die wegens gevorderde leeftijd en/of onvoldoende oefening in de ruiterkunst niet meer in de cavalerie indeelbaar waren) ((Die lieden bleven zich uit (misplaatste) korpsgeest wel hardnekkig huzaar noemen! onder het motto: Eenmaal huzaar, altijd huzaar))
Bij die Compagniescommandant heb ik mij, na zijn bemerking waar ik mij mee bemoeide, model gemeld. Dat kon in die tijd niet anders, dus met pink op de naad van de broek en al saluerende. Dat was de 1e maal dat mijn naam viel, hoewel ten aanhore van alle omstanders.
Mijn bevreemding, dat een pag.-eskadron onbemand aan de overzijde op de Oostzijde gelegen, naar het kruispunt hellende, weg kon blijven staan zonder inzet is ook besproken, met het gevolg, toen die Compagniescommandant vertelde tot het terughalen geen mensen te kunnen inzetten en zo, mijn ergernis zich zodanig verscherpte met het gevolg het zelf te zullen doen.
Er werd op het gevaar van zo'n actie gewezen omdat een of meerdere huizen aan de Zuidzijde van de rijksweg reeds in vijandelijke handen zou(den) zijn, maar dat geloofde ik niet. Het was daar toen (nog) rustig en van vijandelijk vuur geen spoor.
De pag.-voertuig met stukken met de bagagewagen voorop stonden dus op die parallelweg, welke loopt tussen het aldaar gelegen stenen koffiehuisje en de Zuidelijk gelegen woningen (garage op de hoek).
Mijn mensen stemden helemaal niet in met dit gewijzigde plan. Dit o.a. door te kennen te geven, dat zij getrouwd waren en moesten denken aan vrouwen kind(eren). Wel was er even sprake, dat een vrijwilliger uit de stelling mee wilde, maar hij kreeg meen ik geen toestemming. (Was dit mogelijk Damveld?)
Vervolg: Die schietende (op eigen mensen!) mitrailleurschutter lag mij natuurlijk zwaar. Dus heb ik hem nogmaals onderhouden en op mijn manier toegesproken, voorgevende naar de overzijde te zullen gaan en die stuk(ken) op te halen, wat alleen mogelijk zou zijn als hij niet schoot, maar als hij het onverhoopt wel zou doen en mij neerknalde, hij gvd... gvd nog niet van mij af zou zijn, want mijn geest zou hem dan persoonlijk komen halen. (Knots hè, maar wat moet je? en wat doe je, bezield van (jeugdige) overmoed?)
Dat was één, maar daar was ik er nog niet mee. Toen kwam de volgende. Dat was de (zo'n dikke, vette, indrukwekkend) grote opper van de Koninklijke Marechaussee, belast met de bewaking van het viaduct in opdracht van de mij onbekende Kapitein Gelderman der Koninklijke Marechaussee.
Hij vertelde niemand te mogen doorlaten en o.a. dat elke militair die zou proberen terug in Westelijke richting te willen gaan neergeknald zou worden, indien hij niet wenste terug te keren naar zijn onderdeel Oost van de spoorbaan. Er ontstond een dispuut tussen ons, omdat mijn wens, die ik nader omzette in een order, volgens hem in strijd was met het bevel van zijn kapitein. Als oplossing koos ik toen, nadat ik die persoon gelastte de houding aan te nemen en wijzende op het feit, als indien de eerste opdrachtgever onbereikbaar was in opdracht de tweede prevaleerde (maar ik had ondanks dat géén vertrouwen in deze knaap) en besloot met het bevel, dat hij met mij mee moest. Hij opende, ongaarne, de Friese ruiter. Hij wees ook op het vijandelijk gevaar en ik werd toch daar wel schuchter.
Zo stond ik daar en wachtte op?? ... iets.
Dat kwam in de vorm van de aan de overzijde van de spoorbaan naar het kruispunt komende al roepende ongeregelde militairen met een witte vlag ergens aan gebonden voorop. Die riepen al joelende "Niet schieten, niet schieten, ... Wij zijn Hollanders, wij zijn Hollanders" e.d.
Toen gold voor mij: Nu... of nooit, gaf de opper de kreet van zoiets als: "Nu" en ik liep in de looppas over het viaduct. Aan de overzijde gekomen keek ik bewust achterom om te zien, waar de opper was, maar alles achter mij was leeg en ik dacht zoiets als: "Verrek", "Rotvent, je hebt mij belazerd". De afstand? Ca 175 meter.
Daar zag ik toen ook de eerste gesneuvelde liggen en ik stond, geloof ik, even stil, mij nu nog visueel herinnerende, dat hij een luchtdoelartillerieman was.
Toen ging ik, ineens versneld, naar links naar de op mij toekomende roepende militairen. En dat was mijn krijgsmansgeluk, want toen viel het eerste schot, dat ik zoevend hoorde en, je zou bijna zeggen, bijna voelde. Dat kwam naar ik meende van ergens uit een huis rechts achter. Die lui van de andere kant hadden dus gelijk!
Het was één enkel schot, daarna was het weer stil. (Er moet toen al pril uitluikend groen aan de bomen hebben gezeten, vandaar het voldoende onnauwkeurige schot)
Het bleef stil en wij liepen gewoon over de straat, wel bleef ikzelf intuïtief aan de woningzijde en achter het koffiehuisje. Maar hier lag ook de kans in één slag allen trekkers met stukken mee te nemen. Dus riep ik vragende: "Zijn er chauffeurs onder jullie?" Dat klopte, er gingen een paar armen omhoog en ook zag ik enkele lieden in volledig lederen pakken, dus dat zat goed, en ik vervolgde met: "Alle militairen instijgen, de chauffeurs motoren starten en rijden op mijn commando", of iets dergelijks. Men voldeed snel aan die aanwijzing. Ik zag ze van alle kanten erop klimmen en (mogelijk) de stukken aanhaken, wat ik misschien ook nog gezegd had, dat weet ik nu niet meer.
Toen gebeurde het verschrikkelijke. Er vielen schoten. Van waar het eerst weet ik niet en zal, geloof ik, niemand ooit te weten komen. Waren het enkele jongens, die zich onbewust voor de vijand bloot gaven, òf was het iemand van de eigen troepen, die het deed? Ik weet het niet, maar het resultaat was een volkomen verwarring. Er werden eigen mensen, in voor de vijand gedekte positie van de wagen(s) geknald, en bij het dekking nemen achter het koffiehuisje getroffen door vijandelijk vuur!
Je begrijpt, het geheel spatte uit elkaar!
Ook zag ik, je kunt het eigenlijk niet geloven, enkele nadruppelaars, meer naar achteren dus, volkomen ongedekt op het asfalt van de weg met een lichte mitrailleur driftig vuren pal in de richting van eigen troepen.
(Nuchter bezien lagen de vuurlinies als volgt:
- Kruispunt met Zuidgevel garage en koffiehuisje met een deel Oostkant daarvan door de vijand.
- Rijksstraatweg, Zuidgevel, Westgevel en Noordgevel koffiehuisje met verder de aan de Westkant onbebouwde parallelweg door eigen troepen)
Een ieder zocht zo snel mogelijk een veilig heenkomen, en dat zag ik, staande in de gedekte ruimte van al dat vuur. Ik dacht : "Lopen óf rijden?" en koos bewust het laatste, want dat is sneller.
Toen heb ik eerst eigenhandig de voorste bagagewagen, de sta-in-de-weg verplaatst. Dit door zelf naast de kar te blijven lopen aan de gedekte woningzijde met de hand aan het stuur en aan de handrem, want tot mijn geluk reed de kar vanzelf op die helling. Zo kon ik hem verzetten in de vijandelijke schootsrichting en kreeg meer dekking. Dat deed ik bewust tot voorbij de frontgevel garage en trok aan toen een treffer de voorruit trof. Daarna ben ik in een van de trekkers gaan zitten. Of de motor nog gestart moest worden, weet ik nu niet meer. Wèl, dat ik gevraagd heb wie er met mij mee wilde. Daarop stapte een sergeant in én een soldaat met een knieschot.
Alvorens te rijden heb ik toen de kraag van mijn overjas opgezet, net alsof ik door regen moest. Ik realiseer mij nu nog, dat was eigenlijk knots! Vervolgens meerdere malen geclaxonneerd. Dat om de schutter van de zware mitrailleur aan eigen zijde te waarschuwen, want ik had het niet op hem.
Toen dus rijden..., maar dat ging achteruit, en met schrik dacht ik aan mogelijk eigen vuur aan de achterkant van het koffiehuisje.
Dus weer geprobeerd, ... en weer achteruit gvd!
Dan maar in twee, óf drie en meer gas, (want een rot-Daf, om de schakeling anders te doen als een ander! En dan nu te weten, met reuze veel plezier de DAF-55 te rijden!)
Vooruit en de bocht om het viaduct op. Of ik toen nog geschakeld heb weet ik niet, het zal wel. En dan weet ik niet of die dreun in de TRADO door het schakelen kwam waardoor het stuk schokte, óf door een treffer vanuit dat vijandelijk huis.
Zo kwam ik weer het viaduct over en veilig thuis. Heb gevraagd de gewonde af te willen voeren en of het stuk daar te gebruiken was, of er kenners 4.7 waren. Dat was OK en dus ging ik met mijn oorspronkelijke mannen af, voorzichtig lopende terug naar de stelling.
Zo, dat is mijn levensecht verhaal. Het staat erop en kijk maar na in hoeverre de tekst van het boek klopt.
Nog twee opmerkingen:
1. De onmenselijke behandeling gevangenen ontkleed in de aanval vooruit mee te nemen is ook vanuit de uiterste Westpunt bosrand achter de Commandopost Overste Hennink gebeurd. Dat was dus een bekende strijdmethode. Daar was het even voor de stuka-aanval.
2. Al enige tijd voor die stuka's kwamen er weer terugtrekkende eigen troepen door mijn stelling. Daarbij was er één, die vroeg: "Maar kent U mij niet meer?" Hij vertelde toen degene te zijn die met mij in de trekker teruggekomen was. Wij hebben toen onze adressen uitgewisseld, dat ik weer kwijtraakte, maar toen was de bedoeling er later, na de oorlog (nog) eens een borrel op te drinken. Wat er van de gewonde geworden is weet ik niet. De getuigen - eigen mensen zijn later voor de Commissie Onderscheidingen verschenen, maar dat heb ik al gemeld.
Als laatste dit: Gister op de borrelavond garnizoen trof ik de oude Luitenant-Adjudant van de Commandant Lichte Brigade. Daarbij is gestelde ten aanzien van indeling huzaren bij wielrijders in algemene zin bedoeld goed, maar ook realiseer ik mij nu een mogelijke fout. De Huzaren waren stellig van de Huzaren-Motorrijders! En dan is het verschil met wat ik toen op de kraag van de Kapitein/Ritmeester Feist zag... één blauwe bies. Zonder is cavalerie, met is wielrijder.
Later, zo vanaf ca. 20 mei heb ik veel over de Grebbe gezworven en nooit stuka-bomkraters buiten infanteriestellingen geconstateerd.
Ik blijf met de beste wensen,
(get.) E.J. Scheepstra.
|