Brief van kapitein K.F. Puffius
afschrift.
Onderwerp:
Krijsgeschiedenis.
Elst, 25 September 1940.
In antwoord op Uw brief dd. 20 September 1940 nr. 776 moge ik U het volgende berichten.
Op 12 Mei is mij opdracht gegeven, de eerstaankomende troep van die welke ter beschikking waren gesteld van Commandant IV Divisie, op den straatweg Amerongen-Rhenen den opdracht te verstrekken om Oost van den spoorlijn Rhenen-Veenendaal à cheval van den kunstweg Rhenen-Wageningen voorwaarts te gaan tot in de stoplijn en vanuit dezen lijn den frontlijn te hernemen.
De eerstaankomende troep was een eskadron Wielrijders onder bevel van Ritmeester Van Pallandt. Naar ik mij herinner, is dit eskadron ingezet alleen Noord van den straatweg Rhenen-Wageningen.
Omstreeks 18.00 uur kwam een bataljon infanterie, mogelijk van 24 R.I., maar nauwkeurig herinner ik mij dit niet meer.
De Bataljons-Commandant heb ik bovenstaande opdracht mondeling verstrekt nabij pl. 106 1/2 aan den kunstweg Amerongen-Rhenen.
Bij het invallen van de schemering vervoegde zich den Ritmeester Van Pallandt wederom bij mij met de mededeeling, dat het onmogelijk was om uit de stoplijn voorwaarts te gaan, omdat de manschappen, nadat zij 20 à 30 meter vóór de stoplijn waren, in den rug werden beschoten. Ik verwees den Ritmeester naar den Divisie-Commandant.
Te ongeveer 21.00 uur teruggekomen zijnde in de commandopost, bevonden zich daar Commandant Brigade B, met Ch. v.d. St., Kapitein v.d. G.S. Dijkstra van den T.B.O. en Kapitein v.d. G.S. Fiévez van H.K.V.
Opgemaakt is toen het bevel voor den tegenaanval op 13 Mei. Voor zoover ik weet is hiervan geen schriftelijk bevel gemaakt. Althans niet door mij.
Mij is evenmin bekend of Commandant 4e Regiment Huzaren schriftelijk dan wel mondeling op de hoogte is gesteld, dat op 13 Mei een tegenaanval plaats zou hebben.
Op 13 Mei te 2.30 uur bevond ik mij in de voorste lijn van gereedstelling der aanvalstroepen voor den tegenaanval, teneinde deze lijn in het terrein aan die troepen bekend te maken.
Door omstandigheden welke ik niet weet, zijn de aanvalstroepen eenige uren later dan bevolen was, in dezen lijn aangekomen en omstreeks 8.15 uur voorwaarts gegaan.
Te 10.00 uur moest ik, op last van den Divisie-Commandant, mij begeven naar den commandopost van de Commandant II-19 R.I. in het badhuis te Rhenen, om het bericht over te brengen, dat de rechtervleugel der aanvalstroepen van den tegenaanval onder zwaar mitrailleurvuur stond, afgegeven vanaf ongeveer pl. 25 aan den spoorlijn.
Commandant II-19 R.I. (reserve-Majoor Van Apeldoorn) bevond zich toen niet in den commandopost, wel de Commandant 4e Regiment Huzaren.
Met dezen commandant heb ik niet gesproken over aansluiting met II-11 R.I.
Nadat Majoor Van Apeldoorn terug gekeerd was in den commandopost bracht ik hem mijn bericht over. De Majoor was juist teruggekeerd van de troepen bij den spoorlijn. Volgens hem was de geest zeer goed. Tijdens mijn verblijf in den commandopost heb ik evenmin met Majoor Van Apeldoorn gesproken over een aansluiting met II-11 R.I.
Het teruggaan van de troepen vanuit Rhenen naar Elst in den namiddag, moet naar mijn mening op een gerucht of valsch bericht zijn geschied, want vanuit den commandopost Divisie-Commandant is geen bevel voor het terugtrekken van troepen gegeven.
De Kapitein der Infanterie,
(get.) K.F. Puffius.
|