Correct gedrag in de hitte van de strijd
Door George Marlet
Oorlogsrecht - Hoe tegenstrijdig het ook mag klinken, ook voor het voeren van oorlog gelden regels. Het oorlogsrecht is bedoeld om op het slagveld de menselijkheid te bewaren. Het gaat dan om zaken als het verzorgen van elkaars zieken en gewonden, een fatsoenlijke behandeling van krijgsgevangenen en het begraven van de doden. Het Landoorlog-reglement, dat geldt sinds 1899, kent ook bepalingen tegen het gebruik van gifgas, het gebruik van wapens 'die noodelooze smarten kunnen veroorzaken', misbruik van de witte vlag en het uniform van de vijand en het vernielen of in beslag nemen van vijandelijk bezit.
Duitse militairen hebben zich bij de inval in mei 1940 niet wezenlijk slechter gedragen dan hun Nederlandse tegenstanders. Beide partijen hielden zich zoveel mogelijk aan het oorlogsrecht.
Uit het verslag van dienstplichtig grenadier A. Brouwer over de ochtend van vrijdag 10 mei 1940 op het vliegveld Ockenburg: "Tengevolge van dit optreden der Duitsers raakten wij zo geprikkeld, dat wij spontaan de Duitsers van repliek hebben gediend. Verschillende Duitsers zijn door ons vuur gesneuveld, anderen gaven zich over." Duitse parachutisten op het vliegveld hadden met de witte vlag gezwaaid, maar daarna was het groepje Nederlandse militairen beschoten, met één gewonde als gevolg. Dat leidde tot een wraakoefening, met enkele doden aan Duitse kant.
Lange tijd overheerste het beeld dat het Duitse leger in mei 1940 het oorlogsrecht aan zijn laars zou hebben gelapt, waardoor Nederland geen gelijke strijd kon leveren. Met het boek 'Ik had mijn roode-kruisband afgedaan' wil het Instituut voor Militaire Geschiedenis (IMG) van de Koninklijke landmacht 65 jaar na dato laten zien dat de werkelijkheid veel genuanceerder ligt. Auteur Herman Amersfoort, hoogleraar militaire geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam: "Er is niet een zwart-wit beeld mogelijk van schendende Duitsers en onschuldige Nederlanders die uitsluitend slachtoffer zijn. Dat is wel een element dat erin zit, maar de werkelijkheid is veel complexer en veel genuanceerder. Het totaalbeeld wordt daarmee veel realistischer, logischer en ook veel meer passend bij wat we van andere oorlogen weten."
Duitse militairen hebben het oorlogsrecht geschonden, maar dat geldt ook voor Nederlandse militairen. Zij hebben in de meidagen Duitsers doodgeschoten die zich wilden overgeven, krijgsgevangen geëxecuteerd en misbruik gemaakt van de witte vlag en het Rode-Kruisembleem. "Ik ging er steeds met de Roode-Kruisafdeling op uit en schoot of verbond al naar het nodig was. Dat had ik van de Duitschers afgekeken", beschreef hospik M. Ludemann zijn optreden in Dordrecht en wijde omgeving.
De titel van het boek, 'Ik had mijn roode-kruisband afgedaan', verwijst naar het relaas van een Nederlandse arts die tijdens de oorlogsdagen beurtelings als geneesheer (hospik) en als infanterist optrad. Hij schoot twee Duitsers dood. In de hoedanigheid van hospik had hij niet mogen schieten en wellicht waren de vijandige soldaten daardoor in verwarring gebracht. Hij verdedigde zich door te zeggen dat hij de rode-kruisband, die hem kwalificeerde als arts, had afgedaan.
Bij Nederlandse militairen, stelt Amersfoort, kwam "het hele scala voorbij dat je ook bij de Duitsers ziet: je ziet ze vreselijk in de fout gaan, zichzelf en anderen corrigeren en je ziet ze scrupuleus handelen. Dat hoort bij de dynamiek van gevechten. Een deel van de verklaring is dat er onder gevechtsomstandigheden nu eenmaal dingen gebeuren die tot schendingen leiden."
Amersfoort (54), plaatsvervangend directeur van het Instituut voor Militaire Geschiedenis, weet dat hij zich met zijn boek op glad ijs begeeft. In 1990 leidde het boek 'Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied' tot heftige reacties bij Nederlandse veteranen die zich als oorlogsmisdadigers te kijk gezet voelden. Zo'n reactie kan nu opnieuw komen. "Ik houd er rekening mee dat sommigen dit boek als een soort nestbevuiling beschouwen. Ik zou daar tegenover willen stellen dat een volwassen militaire organisatie in een open democratische samenleving de guts moet hebben om zichzelf te verantwoorden."
Het is voor het eerst dat schendingen van het oorlogsrecht in mei 1940 zo systematisch zijn onderzocht. Amersfoort komt tot de conclusie dat de Duitse Wehrmacht en SS zich in de meeste gevallen aan het oorlogsrecht hebben gehouden. "Bij de inval in mei 1940 werden de beginselen van het oorlogsrecht in acht genomen. Dat is heel pregnant als je in aanmerking neemt dat het nationaal-socialistische regime au fond racistisch was. We zijn geneigd alles op één hoop te vegen, maar Duits archiefmateriaal toont aan dat Duitsers schending van het oorlogsrecht in 1940 zelf als een probleem hebben gezien en dat ze er in de opleiding en uitvoering heel veel aan gedaan hebben."
In zekere zin is het boek een aanvulling op en nuancering van het beeld dat de Nederlandse legerleiding zelf heeft geschapen. Al in het eerste legerbericht van 10 mei spreekt het Algemeen Hoofdkwartier over Duitse schendingen. Duitse parachutisten waren "in Nederlandsche uniformen gekleed". Het tweede legerbericht eindigt met de mededeling "Van verschillende plaatsen wordt gemeld, dat Nederlandsche krijgsgevangenen door Duitschers als dekking worden gebruikt".
Als bron van de studie heeft prof. Amersfoort getuigenissen en verklaringen van Nederlandse militairen gebruikt, die zijn opgemaakt tussen 1940 en 1952. Van de Duitse Wehrmacht en SS bestaat zulk bronnenmateriaal niet. Daardoor is het niet mogelijk om een getalsmatige vergelijking te kunnen maken tussen Nederlandse en Duitse schendingen. Amersfoort: "Wat niet kan worden beantwoord, is of de Duitsers zich in kwantitatief opzicht meer schuldig hebben gemaakt aan schendingen dan de Nederlanders. Dat is voor heel veel mensen een heel belangrijke vraag. Als je eerlijk bent, kun je daar geen overtuigend antwoord op geven. Het bronnenmateriaal is daar potentieel misleidend."
Daar staat tegenover dat de beschrijvingen van Nederlandse schendingen uit onverdachte bron komen. Zoals van een mitrailleurcompagnie die in een fabriek in Loosduinen op Duitsers stuitte. De omschrijving was nogal cryptisch: "...waarop de Duitsers eruit kwamen en in ons vuur liepen". Prof. Amersfoort heeft dat uit andere bronnen aangevuld. "De Duitsers deden geen poging uit te wijken, maar wilden zich overgeven en kwamen uit de fabriek tevoorschijn, in de richting van de Nederlandse compagnie. (...) Zonder pardon maaide de compagnie de Duitsers met mitrailleurvuur neer."
Het is niet altijd even duidelijk of een bepaalde handeling een schending van het oorlogsrecht oplevert. Er zijn verschillende interpretaties mogelijk. Bij de Grebbeberg dwongen Duitsers kapitein Hakkert, commandant van een Nederlandse infanterie-eenheid, om zijn twintig manschappen te bevelen dat ze zich moesten overgeven. De Duitsers hielden de commandant onder schot. Strikt genomen, zegt Amersfoort, is dat een schending van het oorlogsrecht, maar je kunt er ook anders tegen aankijken. "Er restte slechts de keus tussen het Duitse bevel opvolgen en een bloedbad. De Duitsers en Hakkert deden hier, achteraf gezien en vanuit het oogpunt van de humaniteit, wat het verstandigst was."
Bij schendingen was niet altijd opzet in het spel. Dat bleek eveneens op de Grebbeberg. Nederlandse militairen hielden op 11 mei stand in de zogeheten voorpostenstrook toen een andere sectie vlakbij een witte vlag uitstak. De Duitsers zagen niet dat het om twee groepen ging, omsingelden de stelling en schoten zonder pardon alle Nederlanders dood. Volgens het oorlogsrecht hadden zij de kans moeten krijgen om zich over te geven.
Op de Grebbeberg hebben zich veel schendingen voorgedaan. Amersfoort: "Daar speelde gebrek aan gevechtservaring een rol, ook aan Duitse kant en zeker ook de aard van het gevecht. Dat is een heel intens langdurig gevecht geweest onder heel moeilijke omstandigheden waarbij de emoties aan beide kanten zeer hoog opliepen. Gevechten zijn tot het uiterste gevoerd, tot mensen elkaars oogwit konden zien. Die factoren zijn minstens zo belangrijk als de SS-achtergrond. Je moet het niet laten bij de vaststelling dat het nou eenmaal SS'ers waren. Dat doet geen recht aan de realiteit."
Wat er in mei 1940 is gebeurd, is ook van belang voor huidige militairen. Het boek heeft al de belangstelling getrokken van docenten aan de Koninklijke Militaire Academie en het Instituut Defensieleergangen. "Dit boek geeft een realistisch beeld van hoe ingewikkeld gevechtssituaties zijn en wat daar allemaal kan gebeuren. Ik vind het een compliment aan een militaire organisatie als ze erin slaagt om gevechtsoperaties te laten verlopen volgens de regels van het oorlogsrecht. Maar ontsporingen kunnen ook nu plaatsvinden. Daar moet de krijgsmacht heel alert op zijn."
Bron: Trouw - De verdieping van vrijdag 18 maart 2005
188