Dagboek van reserve-kapitein M.J. Goossens
11e Regiment Infanterie
IIe Bataljon
1e Compagnie
Afschrift van het dagboek van de krijgsverrichtingen gedurende het tijdvak van 10 Mei tot en met 15 Mei 1940.
--------------------------------------------------
10 Mei 1940 | Te plus minus 4.00 uur werd bericht ontvangen, dat graad van strijdvaardigheid vier (4) was ingetreden. Te 6.00 uur was de compagnie gereed voor afmarsch en marcheerde de 1e Sectie, bestemd voor bewaking van commandopost IIe Divisie af. De rest van de compagnie marcheerde onder mijn commando met Gevechtstrein en Keukentrein af naar de concentratieplaats aan den Traaiweg, alwaar ik te 8.00 uur aankwam. Maatregelen werden genomen voor bestrijding van laagdalende vliegtuigen en parachutisten. De onder de boomen opgestelde keukenwagen werd vanuit een vijandelijk vliegtuig beschoten. Te 23.00 uur ontving ik het bevel, dat de compagnie zich op 11 Mei te 2.45 uur moest melden bij Commandant II-8 R.A. aan de Vacantiekolonie, vt. 161-448 en aldaar moest gereed staan voor de bestrijding van parachutisten. De troep was vermoeid, ten gevolge van de vermoeiende diensten van vorige dagen. Geest goed; vele voetzieken. |
11 Mei 1940 | Te 0.45 uur marcheerde de compagnie, gedeeltelijk te voet, gedeeltelijk op rijwielen, met Gevechtstrein en Keukentrein af en was te 2.45 uur ter bestemde plaatse aanwezig. Commandant II-8 R.A. was echter niet aan de Vacantiekolonie te vinden en na plus minus anderhalf uur zoeken vond ik deze niet ten Westen, doch ten Oosten van den Kunstweg. Genoemde commandant wist niets van mijn komst. In overleg met dezen commandant werd door patrouilles en posten gewaakt tegen parachutisten. Troep vermoeid; geest goed. In den loop van den middag kreeg ik van Bataljonscommandant het bericht, dat een detachement uit de IJsselstelling teruggetrokken troepen zich bij mij zou melden, waarna nadere bevelen zouden volgen. Nadere bevelen hebben mij nimmer bereikt. In den loop van den avond kwam het bevel, dat de compagnie op 12 Mei te 2.45 uur gereed moest zijn. |
12 Mei 1940 | Vanaf 2.45 uur werd door een patrouille- en postendienst gewaakt tegen parachutisten. Te 10.00 uur werd een sectie gedirigeerd naar Prattenburg, die te plus minus 15.00 uur terugkeerde. Te plus minus 16.00 uur ontving ik het bevel mij marschvaardig te maken, teneinde op te rukken naar Prattenburg vt. 165-446, alwaar ik nadere bevelen zou ontvangen. Onmiddellijk werd met het verder opladen der voertuigen een aanvang gemaakt, zoodat te plus minus 16.30 uur kon worden afgemarcheerd, twee Sectiën op rijwielen, een sectie op een trailer van de 3e compagnie. Gevechtstrein, Keukentrein en Goederentrein zouden afzonderlijk marcheeren. Voor den afmarsch heb ik met het oog op het vervoer van een sectie, den Bataljonscommandant op de urgentie van het onmiddellijk aantrekken van de Goederentrein attent gemaakt. Na aankomst op viersprong kunstwegen vt. 165-448 te plus minus 17.30 uur kreeg ik het bevel een stelling in te nemen in de lijn vt. 168,90-442,30 - Kilometerpaal 25 spoorbaan Veenendaal - Rhenen in het vak, links begrensd door Cuneraweg en rechts door Verlengden Bovenweg, aan beide zijden aangeleund. Eén Sectie zware mitrailleurs werd mij toegevoegd. De vijand waarvan weinig bekend was, zou zich bevinden in de richting Heimerstein, terwijl onze eigen stelling zich op de Laarscheberg bevond. Het een en ander werd slechts door eenige strepen op de kaart aangegeven, zonder vermelding van namen. Daar de lijn met de grootst mogelijke spoed moest worden bezet, ben ik onmiddellijk met de twee op rijwielen aanwezige Sectiën afgemarcheerd, langs Bergzicht, Poort, Cuneraweg, Km. [?], alwaar de rijwielen in een boerderij werden ondergebracht. Terwijl de Compagnie bezig was de opgegeven lijn in te nemen, ontmoette ik op den kunstweg Vreewijk - Achterberg een eskadron huzaren op rijwielen, die op mijn vraag aan den commandant waarheen hij ging, mij antwoordde: "Wij gaan ten aanval". Intusschen kwamen uit de richting van den Levendaalschenweg een aantal Nederlandsche ongewapende militairen zonder uitrusting, zwaaiende met een witte doek in mijn richting, die verklaarden, wegens een vijandelijke aanval te hebben moeten terug trekken. Van het innemen van de opgegeven lijn zond ik te 18.15 uur bericht aan mijn Bataljonscommandant, hem tevens verzoekende, de op den trailer vervoerd wordende Sectie, ten spoedigste op mijn commandopost te dirigeeren. De onderdeelen waaraan ik rechts en links was aangeleund, waren nog niet ter plaatse aangekomen. Nadat de lijn eenige tijd was bezet, kwamen te plus minus 19.00 uur beide Sectiën terug, naar de Luitenant Brink mij verklaarde, omdat hij van een motorordonnans, die, na hem desgevraagd het woord en het herkenningsteeken te hebben gegeven het bevel van Commandant II-11 R.I. had ontvangen, dat 1-II-11 R.I. op commandopost bij jeugdherberg moest terugtrekken. Na eenige aarzeling en uitdrukkelijke verklaring van de Luitenant Brink, heb ik dit bevel opgevolgd. Op de commandopost aangekomen te 19.30 uur werd mij door den Bataljonscommandant medegedeeld, dat hij dit bericht niet had uitgegeven. Hier trof ik tevens aan de mij toegevoegde Sectie zware mitrailleurs die was teruggetrokken. Te plus minus 20.30 uur heb ik mij toen opnieuw met medeneming van de Sectie zware mitrailleurs naar mijn opstellingsplaats begeven, de rijwielen op den Bataljonscommandopost achterlatende. Mijn op den trailer vervoerd wordende Sectie bleek ook toen nog niet te zijn aangekomen. Onderweg ontmoette ik het Eskadron Huzaren, dat in den namiddag ten aanval trok, alsmede afdelingen infanterie en pag. Mededeelingen bereikten mij van deze troepen, dat onze eigen troepen groote verliezen hadden geleden, gedeeltelijk teruggetrokken, en dat de vijand opdrong. Te plus minus 23.30 uur was de aangegeven lijn opnieuw door tirailleurs bezet. Intusschen bevonden zich op den kunstweg Achtenberg - Vreewijk eigen troepen, die aldaar een stelling moesten innemen, doch zich na eenigen tijd terugtrokken. Na inname van de opgegeven lijn werd onmiddellijk contact gezocht met de neven troepen, doch links noch rechts bleek ik te zijn aangeleund. Op den kunstweg Achtenberg - Vreewijk, ontmoette ik een patrouille van mijn rechter nevencompagnie die mij mededeelde de Luitenant Haring te zoeken, en dat die Compagnie zich in een gereedgemaakte stelling achter de spoorbaan had teruggetrokken. Persoonlijk heb ik mij toen naar de spoorbaan begeven, doch kon de Compagnie niet vinden. Daar het terrein waar ik mij bevond voortdurend door lichtkogels werd verlicht, ik door de vijand voortdurend werd beschoten, ik geen troepen naast mij had en ik geen geschikte opstellingsplaats voor de zware mitrailleurs kon vinden, besloot ik 600 meter terug te trekken en heb ik de lijn bezet: landweg 250 meter West en evenwijdig aan den kunstweg Achterberg - Vreewijk. Hier vonden de zware mitrailleurs een behoorlijke opstelling. De troep was zeer vermoeid en nerveus. |
13 Mei 1940 | Onmiddellijk na zonsopgang zond ik een bericht met schets aan mijn Bataljonscommandant, hem nogmaals verzoekende de achtergebleven sectie op mijn commandopost te dirigeeren. Omstreeks 4.00 uur kreeg ik middels een telefoonpost verbinding met de commandopost Bataljonscommandant en kreeg ik opdracht naar voren te gaan, daar de telefoonpost zou worden verplaatst. Intusschen werden links en rechts van mij troepen van diverse bataljons ingezet. Kapitein Termaat, naar ik meen van I-20 R.I. deelde mij mede, dat door vier bataljons een tegenaanval zou worden gedaan, doch dat II-11 R.I. echter niet tot een dezer bataljons behoorde. Ofschoon ik herhaaldelijk getracht heb de commandopost van mijn Bataljonscommandant middels een ordonnans te bereiken, is mij dit niet meer gelukt. Ofschoon ik geen aanvalsbevel had, ben ik met de ingezette bataljons mede opgerukt, heb mijn zware mitrailleurs in stelling doen brengen en ben mede aangevallen. De aanval moest echter herhaaldelijk worden onderbroken daar vanaf de Laarsche Berg een aantal eigen ongewapende troepen met een witte doek zwaaiende, zich in onze richting begaven. Uit een ingesteld onderzoek bleek dat ik inderdaad met eigen troepen te doen had. Uit alle richtingen werd de compagnie door den vijand bevuurd, terwijl ook eigen troepen achter ons zich niet onbetuigd lieten. Voor aleer de stelling op de Laarsche Berg door de compagnie was bereikt, kwam er vanuit die stelling het bevel om terug te trekken. Alle troepen, die waren opgerukt trokken terug, waardoor een chaotische toestand ontstond, terwijl de paniek nog werd vergroot door een luchtbombardement van 12 Duitsche bommenwerpers, hetgeen het uiteenvallen van de compagnie tot gevolg had. Intusschen waren eenige verliezen geleden. Ten einde in staat te zijn mijn compagnie te verzamelen, heb ik aan de commandopost bij Jeugdherberg mijn rijwiel opgehaald en ben toen langs den Veenendaalschen weg gereden naar de Wetering en vandaar uit langs den kunstweg Bergzicht - Achterberg terug in de richting van Achterberg, met de bedoeling mijn compagnie, die langs dezen weg terugtrok te verzamelen. Ter hoogte van Kilometerpaal 28 aan den spoorweg werd ik door Luitenant-Kolonel Land tegengehouden, die mij opdracht gaf een gedeelte van de terugtrekkende troepen te verzamelen en een opnamestelling in te nemen, langs de verlengde noordelijke Schoutensteeg, ten Zuiden van den kunstweg en langs den kunstweg. Tengevolge van deze opdracht was het mij niet mogelijk mijn compagnie te verzamelen. Te plus minus 19.00 uur kreeg een gedeelte van deze troepen opdracht terug te trekken tot ter hoogte van Pension Bergzicht, alwaar ik van een mij onbekenden Majoor opdracht kreeg de rechtervleugel te vormen van een opnieuw te bezetten opnamestelling. Te mijner beschikking werd gesteld een zware mitrailleur en een 20 tal geweerschutters. De stelling werd ingenomen, links van mij werd gedurende de nacht voortdurend geschoten. Verdere bijzonderheden deden zich niet voor. Toestand troep geheel gedemoraliseerd. 4 gewonden, 6 vermisten. |
14 Mei 1940 | Te plus minus 4.00 uur viel de vijand aan. Toen de zware mitrailleur, het eenige automatische wapen in dit stellinggedeelte, weigerde, ik voortdurend uit de boomen werd beschoten en links van mij werd teruggetrokken, terwijl ik rechts niet was aangeleund, zoodat een omvatting dreigde, besloot ik terug te trekken, wetende bovendien dat met een gedemoraliseerde, mij onbekende troep, deze lijn niet verder was te verdedigen. Ik besloot mij naar Woudenberg te begeven, om mij aldaar weer bij onze weermacht te kunnen voegen. Met plus minus 50 man ben ik door Prattenburgsche en Amerongsche bosch langs het Eind en Overberg teruggetrokken op spoorbaan Utrecht - Arnhem, alwaar ik vernam, dat Woudenberg was verlaten, en Driebergen en Woudenberg waarschijnlijk door den vijand waren bezet. Ik besloot mij nu naar utrecht te begeven langs de Noordzijde van de spoorbaan Utrecht - Arnhem. Aan het station Maarsbergen belde ik den burgemeester van Maarn op die mij mededeelde, dat Maarn nog niet was bezet, wel echter Woudenberg en waarschijnlijk ook Zeist. Hij raadde mij aan mij met een gids door de bosschen naar Maarn te begeven, alwaar hij mij nadere mededeelingen zou doen. In Maarn aangekomen vernam ik, dat Zeist bezet was en Utrecht wel niet meer zou zijn te bereiken. Ik besloot toen mij naar Hilversum te begeven, via Austerlitz en Den Dolder. Daar er onderweg intusschen pantserwagens waren gesignaleerd en voortdurend Duitsche vliegtuigen in de lucht waren, was de noodige omzichtigheid geboden. Bij het oversteken van den kunstweg viel ik te plus minus 15.00 uur nabij Austerlitz met mijn troep in handen van den vijand, waarna wij naar Zeist werden getransporteerd, alwaar wij op zeer correcte wijze door de Duitsche overheid werden behandeld. De troep was zeer vermoeid en hongerig, daar in ruim twee dagen geen voedsel was verstrekt. Dankzij de goede zorgen van het gemeentebestuur van Zeist werd onmiddellijk brood met kaas en koffie verstrekt. Ongeveer een uur na aankomst kwam het bericht van de capitulatie, hetgeen de bevelvoerende Duitsche Generaal mij met een handdruk mededeelde onder toevoeging dat wij nu kameraden waren. Het grootste gedeelte van mijn Compagnie bleek te zijn teruggetrokken in de richting Amerongen - Leersum en is met de rest van het Bataljon verzameld. |
15 Mei 1940 | Niets te melden. In Duitsche krijgsgevangenschap te Zeist. |
10 - 13 Mei 1940 | De sectie ter bewaking van commandopost IIe Divisie meldde zich op 10 Mei te 7.00 uur bij chef Staf en kreeg opdracht maatregelen te nemen ter beveiliging van commandopost tegen overvallen. Geen bijzonderheden. Op 13 Mei te plus minus 19.00 uur vertrok de Staf - IIe Divisie en kreeg de Sectie opdracht terug te trekken op Jutphaas. |
Commandopost 6 Juni 1940.
De Reserve Kapitein Commandant 1-II-11 R.I.
(get.) M.J. Goossens.
Voor afschrift conform,
De Reserve Kapitein
Commandant 1-II-11 R.I.
(get.) M.J. Goossens.
(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van Kim Schormans.)
|