Dagboek van sergeant A. Vink, groepscommandant bij 1e sectie 1-II-8 R.I.
Dinsdag 7 Mei 1940
Nadat van 9 - 26 April de verloven ingetrokken waren geweest, werden heden opnieuw de verloven en wel voor de vierde maal ingetrokken. Nog dezelfde avond werden graad 2 en 2a afgekondigd (graad 2 en 2a is dagelijks uitrukken naar de stelling met volledige gevechtsbepakking en munitie, voertuigen bepakken). Die dag was onze compagnie belast met I.V. (inwendige veiligheid [=bewaking van het stellinggebied]) zodat voor die avond een extra appèl om half acht gelast was, welk appèl voor de volgende dagen is blijven bestaan. Sinds Zaterdag was ik sergeant van de week. Ik had 's morgens juist mijn tweede fiets van het station afgehaald, die me in de komende dagen nog goed van pas gekomen is. Reeds 's middags wist Wim Keyman [de kwartiergever] mij mede te delen dat de verloven zouden worden ingetrokken.
Woensdag 8 en Donderdag 9 Mei 1940
Geen bijzonderheden.
Vrijdag 10 Mei
Daar [vaandrig] Nijlunsing reeds enige dagen ziek was, sliep ik in het kamertje van den vaandrig (tevens logeerkamer voor Riek). Omstreeks 1 uur werd ik gewekt door Bor, die me mededeelde, dat ordonnans Versteeg zo juist geweest was met de mededeling, dat graad 4 afgekomen was en de onder-officieren direct op het bureau moesten komen. We kleedden ons onmiddellijk en begaven ons naar Molenstraat 31. Toen alle onder-officieren aanwezig waren, deelde luitenant Emous ons namens den kapitein mede, dat graad 3 was afgekondigd en om half vier uur de gehele compagnie gewekt moest worden. Om 5 uur moest alles voor vertrek gereed zijn. Hierna keerden we terug naar ons kamertje en sliepen nog enige tijd. Bij velen leefde de gedachte dat het geen ernst maar oefening was. Om half vier waren we weer present bij de compagnie waar alles in gereedheid gebracht werd voor het vertrek. Terwijl allen hiermee bezig waren begonnen telkens groepjes vreemde vliegtuigen over te vliegen. Dit nam zulk een opzienbarende omvang aan, dat ieder moest constateren, dat hier van een flagrante schending van onze neutraliteit sprake was. Dit vreemde schouwspel deed ieder naar buiten lopen om te zien wat er gebeurde. Inmiddels was ook het afweergeschut in werking gekomen, alsmede luchtdoelmitrailleurs, welke gezien de grote hoogte, waarop gevlogen werd, slechts geringe uitwerking hadden.
Honderden vliegtuigen zijn die morgen over de omtrek van Rhenen gevlogen. Aanvankelijk meende we, dat dit alles tegen Engeland gericht zou zijn, en hoewel ook hierdoor moeilijkheden voor ons land te voorzien waren Niemand vermoedde toen echter dat dit alles op eigen land gericht was en deze vliegtuigen in Holland, o.a. Rotterdam parachutisten zouden uitlaten. Spoedig volgde nu de afkondiging van graad 4. In plaats van half acht wat eerst de bedoeling was, vertrokken we reeds tegen half zes via Vreewijk en de spoorwegovergang bij de autoweg langs Achterberg naar de stelling. Ik begreep dat mijn sergeant-van-de-week-schap nu wel ten einde liep en maakte me gereed voor vertrek. Na een haastig ontbijt, dat staande in de keuken gebruikt werd, namen we afscheid van de familie Keyman die ons ook nu, evenals altijd goed verzorgde, en ons elk nog een portie brood meegaf. Onderweg vlogen nog steeds de inmiddels als "Duits" herkende vliegtuigen over, terwijl het afweergeschut in actie bleef.
Reeds kort na aankomst in de stelling deelde de kapitein ons mede dat Nederland aan Duitsland, dat op zo brute wijze onze neutraliteit geschonden had, de oorlog verklaard en de hulp van Engeland en Frankrijk ingeroepen had. De verdere dag bleef voor ons rustig zodat we ons buiten de stellingen konden ophouden.We verdeelden de noodvoorraden en munitie en vulden de handgranaten. Ik liet het hout kappen vóór mijn stelling en liet door twee man de rogge maaien, die op het veld vóór mij het uitzicht belemmerde. Ik slaagde er die dag in het schootsveld voor de mitrailleur vrij te krijgen. Van de Engelse verkenningsvliegtuigen, herkenbaar aan een witte ring onder het toestel welke volgens ontvangen bericht een verkenningsvlucht zouden maken en waarop dus niet geschoten mocht worden, werd niets gezien.
's Avonds werd nog in opdracht van den opperbevelhebber mededeling gedaan van een proclamatie van H.M. de Koningin waarin deze haar tevredenheid betuigde over de troepen van de IJssellinie, welke de Duitsers enige malen hadden teruggeslagen. Kort daarna kregen we bericht dat een Duitse patrouille van ongeveer 30 man in het terrein vóór de Grift gezien was. Daar het bij ons rustig bleef, gingen we om 9 uur slapen in de schuur van Mandersloot, waar stro was gespreid. In elke stelling bleef alleen een piket van 2 man achter bij de mitrailleur. Tegen middernacht begon een artilleriegevecht dat enige tijd duurde. Door een niet goed doorgegeven order werden de stellingen bezet waar we verder de gehele nacht bleven.
Menu Capucijners.
Zaterdag 11 Mei 1940
's Morgens vroeg was alles rustig zodat we de stelling konden verlaten en brood konden halen. Ons ontbijt wilden we gebruiken in de open lucht. Juist hadden we ons brood op een omgekeerde kist klaargemaakt en begonnen we te eten toen opnieuw de artillerie in actie kwam, zodat we vliegensvlug met ons hele huishouden in de stelling een onderkomen moesten zoeken. Verschillende keren werd het artillerievuur die dag herhaald, zodat het niet mogelijk bleek het roggeveld verder af te maaien en dus de schietgaten voor de geweerschutters zonder zicht waren. Enkele projectielen vielen op de rugweer en in de naaste omgeving van de stelling. De keuken die in een nabijzijnde boerderij ondergebracht was, bleek niet scherfvrij te zijn, zodat de menagemeester Smaak en de koks reeds 's morgens over het roggeveld naar onze stelling gevlucht kwamen. Zij werden gelukkig bijtijds door onze mitrailleurschutter en helper herkend, zodat er niet door ons op hen gevuurd werd. De keuken werd nu ondergebracht in onze sectieschuilplaats. Het bleek evenwel niet mogelijk voor die dag het middageten klaar te maken terwijl ook de aanvoer van verdere levensmiddelen van dia dag af stagneerde. De capucijners van Vrijdag bleek dus ons laatste middagmaal te zijn Gelukkig hadden we de beschikking over enkele flessen wijn en een bus limonade, een bus melk, ongeveer 1100 eieren alsmede onze noodvoorraad. De Duitsers waren intussen tot aan de Grebbelinie genaderd, waar ze evenwel verschillende keren zijn teruggeslagen. De nacht werd in de stelling doorgebracht. Met den schutter en helper, alsmede den mitrailleur-hersteller bleef ik in het mitrailleurnest terwijl de anderen een onderkomen zochten in lig- en schuilnissen. Van slapen kwam evenwel die nacht niets, mede door de verschillende artilleriegevechten.
Zondag 12 Mei 1940
Eerste Pinksterdag. Hiervan was evenwel niet veel te bemerken. Alleen de wetenschap, dat het eigenlijke Pinkstergebeuren ondanks de omstandigheden van het ogenblik er toch was en niet aan betekenis inboette gaf mij de kracht om alles in vertrouwen aan God over te geven. In die dagen kon ik rustig zijn en afwachten wat er komen zou, omdat ik wist dat de Heere nabij was en mijn lot in zijn handen lag.
Toen het 's middags om één uur rustig was, besloot ik een poosje in de lignis te gaan slapen en wees ik mijn korporaal aan als opvolger. Ik kroop in de lignis, die maar zeer laag is en waarvan de bodem met stro belegd was. Ik lag echter nog geen 10 minuten of opnieuw begon van beide zijden de artillerie te vuren. Aan het suizen der granaten konden we langzamerhand onderscheiden welke de Duitse en welke de Hollandse granaten waren, die over ons hoofd vlogen. Het vuur der Duitsers was evenals vorige malen op de voorste Linie (de dijk) en op de achter ons gelegen Grebbeberg gericht met zijn artilleriestellingen en kazematten voor zware mitrailleur.Naar het geluid te oordelen werd nu zwaarder geschut gebruikt. Bovendien was het in de enge lignis een oorverdovend lawaai zodat ik het slapen wel kon opgeven en ik maar weer naar het mitrailleurnest terugkeerde. Wat er in onze naaste omgeving of in het voorterrein gebeurde was ons niet bekend, daar de berichten sinds Zaterdagavond schaars doorkwamen. 's Avonds bleek, dat de eigenlijke Grebbedijk niet langer houdbaar bleek. Vele militairen, o.a. van de Pag onder leiding van 1e luitenant Piët en van onze vierde sectie kwamen ondanks de order, dat terugtrekken beschouwd zou worden als hoogverraad naar de stellingen van onze sectie gevlucht. Op dat moment bereikte ons het bericht, dat Majoor Jacometti buiten gevecht gesteld was, zodat kapitein v.d. Berg, als bataljonscommandant en luitenant Emous als compagniescommandant moesten optreden. luitenant Piët van de Pag werd nu aangewezen als sectie-commandant van de 1e sectie. Nu er velen uit de voorste linie een onderkomen gezocht hadden ook in mijn stelling besloot ik de manschappen te verdelen. Een sergeant van de Pag wees ik aan als commandant over de geweerschutters, die de hun aangewezen plaatsen voor de schietgaten behielden, terwijl sergeant Smaak de leiding kreeg over de koks, manschappen van de Pag en de mensen van de 4e sectie. Ik zelf behield de leiding over het geheel en bemoeide me hoofdzakelijk met de mitrailleur. Evenals de vorige nacht werd ook nu een post bij de uitgang geplaatst, teneinde op overrompeling verdacht te zijn.
De dijk bleek die avond onhoudbaar. Naar we later vernamen werden de overblijvenden van de 3e en 4e sectie reeds die avond gevangen genomen en trok de nevencompagnie, de 2e compagnie o.l.v. kapitein Wiersinga terug. De verliezen voor onze compagnie bleken later gering. In de loop van de nacht zijn de Duitsers de Grebbe overgetrokken en hebben zij zich die nacht verder schuilgehouden. In hoeverre ook nog parachutisten geland zijn weet ik niet. Gedurende de nacht hoorden we nog herhaaldelijk vuren. Door ons werd ook deze nacht niet gevuurd daar er in het voorterrein wegens de grote duisternis niets te zien was en het vuren dus geen uitwerking gehad zou hebben, alleen hadden we door te vuren onze opstelling verraden. Daar de menagemeester zich in en de keuken zich nabij onze stelling bevond, konden we in de nacht nog profiteren van de soep, die inmiddels klaargekomen was. De andere secties waren helaas niet meer te bereiken. Het was in de duisternis een hele toer de eetketels te vullen en daarna de soep te nuttigen. Tijdens de nacht werden lichtkogels gezien.
Maandag 13 Mei 1940
Tweede Pinksterdag. Bij het aanbreken van de dag konden we het voorterrein weer overzien. We waren nu bijzonder op onze hoede, daar we elk ogenblik iets verwachten konden.
In het voorterrein konden we niets ontdekken. Wel meenden we rechts van ons op grote afstand op de Grebbeberg iets te zien bewegen. Zekerheid hadden we echter niet. Omstreeks half acht ontdekten we de groep van Nijlunsing. Nog een ogenblik haalden we de mitrailleur uit het mitrailleurnest en plaatsten deze achter bij de uitgang, waar we een enkel schot losten. Het bleek evenwel, dat we geheel zaten ingesloten en tegenstand dus volkomen nutteloos zou zijn.
Na overleg met enkele anderen deelde ik mede dat we ons over zouden geven. Inmiddels werd door enkele geweerschutters die ik niet direct bereiken kon nog gevuurd. Ik bond mijn zakdoek aan mijn bajonet en stak mijn geweer omhoog. Daarna wachtte ik in het mitrailleurnest het verdere verloop af. Het duurde nog enige tijd voor de Duitsers bij ons waren. Ongeveer acht uur waren zij onze stelling genaderd en wierpen een handgranaat naar binnen. Door de luchtdruk woei mijn haar onder mijn helm vandaan. Ik zag een vuurstraal en wist zelf niet of ik door scherven in mijn gezicht geraakt was of niet. Ik voelde met mijn handen aan mijn gezicht en merkte dat ik ongedeerd was. Ook de anderen waren niet getroffen. Voorzien van een witte zakdoek die ik voor me uithield, verliet ik de stelling, waarna de anderen mij volgden.
Tijdens de overgave werden Berendsen D.J. (later toegevoegd: is invalide, mist rechtervoet) en een soldaat van de Pag door een schot gewond. Of zij hieraan overleden zijn weet ik niet met zekerheid. Korporaal Kok werd aan de hand gewond. Bij de uitgang stond een Duitser met het geweer in de aanslag. Niet licht zal ik vergeten het duivelse gezicht dat ik toen voor mij zag. Er lag niets menselijks meer in. We moesten direct onze uitrusting afdoen en werden met de handen omhoog en met achterlating van alles opgejaagd. Zo maakten we kennis met de Duitse stoottroepen, SS-mannen en soldaten van het z.g. doodskoppenregiment, mensen die voor niets terugdeinzen en voor wie het leven geen waarde meer heeft als het gaat om de overwinning van het Duitse Rijk. Ze gingen vreselijk tekeer en schreeuwden terwijl ze hun geweer op ons gericht hielden. D'raus, d'raus, laufen, laufen, schnell, schnell, hop, hop, hop. Hände hoch. Een dergelijke wijze van oorlogvoeren hadden wij Hollanders die nog nooit een oorlog hadden meegemaakt ons niet voorgesteld. We kwamen terecht op de deel van boer Willemse, waar ook de mannen uit de commandopost waaronder Luitenant Emous, sergeant Wenting alsmede de groepen van Helmens en Nijlunsing zich bevonden. We moesten erbij gaan staan met de handen omhoog. Dr. Bakema was bezig de verschillende gewonden die waren binnengebracht te helpen. Direct werden door de Duitsers maatregelen genomen, de gewonden van beide zijden op te halen van het slagveld. Ik zelf moest met enkele anderen een gewonde Duitser uit de stelling van Helmens halen. Op een loopgraafrooster brachten we hem in looppas naar de deel vanwaar de gewonden met een mitrailleurkar, waarop een bos stro, werden weggevoerd. Tijdens deze werkzaamheden ging het mitrailleurvuur van de Grebbeberg steeds door. In onze omgeving zagen we nog een brandende boerderij. Vervolgens werden we naar Heimerstein gebracht, waar we op een open grasveld, vóór het huis in twee rijen achter elkaar moesten gaan liggen, met het gezicht naar de Heimersteinse laan.De kogels floten ons om de oren, zodat we ons niet op konden richten. De Duitsers dekten zich achter de bomen. Hier lagen we geruime tijd. Daar we recht voor de Heimersteinse laan lagen vreesden we een ogenblik, dat de Duitsers ons als dekking zouden gebruiken om achter ons op te rukken. Gelukkig was dit niet het geval en gingen we na geruime tijd daar gelegen te hebben via de Grebbesluis waar inmiddels een noodbrug gelegd was, de weg op naar Wageningen [Rijksstraatweg]. Vóór we op Heimerstein aankwamen, waren we gefouilleerd. Sommigen die een nog goede broek aanhadden, moesten deze verwisselen voor een versleten Duitse broek. Ook beenkappen werden ingepikt. Ter Beek, die een overjas aanhad, werd van zijn broek beroofd en in zijn onderbroek doorgestuurd. Onderweg van de Grebbe naar Wageningen moesten we steeds met de handen omhoog lopen. Duitse soldaten langs de weg en vanuit ons tegen komende auto's riepen ons telkens toe: "Hände hoch". Sommigen richtten hierbij het geweer op ons. Met het opsteken der handen tot schouderhoogte werd geen genoegen genomen. Dit was zeer vermoeiend.
Halverwege de weg naar Wageningen kwamen we bij een opgeblazen duiker waar een Duitse pantserauto was vastgelopen. We moesten deze auto weer op de weg brengen, alsmede een over de kop geslagen personenauto recht zetten. Daarna moesten we een hospitaalwagen uit het gat trekken en het gat opvullen met stenen. Terwijl we hiermede bezig waren kwam er een volgend transport gevangenen aan, waarbij Ds. van Exel en hulpaalmoezenier Joosten. Juist op dit moment vielen er granaten van Hollandse zijde op de weg, zodat we in allerijl vluchten moesten. Ds. van Exel werd door een granaatscherf gewond aan de voet en moest verder gedragen worden tot een verderop gelegen hulpverbandplaats ["Noda" bij kmp 0.9] van de Duitsers. De soldaten die hem droegen konden ons echter niet bijhouden en riepen om versterking. Ik besloot te helpen en bleef achter. De ons begeleidende Duitser begreep dit echter verkeerd en dacht zeker dat ik niet mee kon komen. Hij riep "Mantel ausziehen" en beduidde mij dat ik mijn overjas moest uittrekken. Ik voldeed hieraan en nam mijn jas over de arm. Dit was echter niet de bedoeling, want hij riep toen: "Wegwerfen". Toen wierp ik mijn jas noodgedwongen langs de kant van de weg. Eerst later ontdekte ik dat ik nu tevens mijn Bijbel en mijn veldmuts kwijt was.Intussen holden we verder, ons nu en dan dekkend langs de glooiing van de weg tot we buiten de gevaarlijke zône waren. Daarna gingen we weer in snel marstempo verder naar Wageningen. Gelukkig werd nu niet meer zo nauwlettend toegezien of we wel de handen goed hoog hielden. Wageningen was een vreselijk gezicht. In de Hoogstraat waren vrijwel alle huizen (meest winkels) door de Hollandse artillerie stuk geschoten. De kerktoren was blijven staan. Daar de Hoogstraat grotendeels door puin versperd was, moesten we een heel stuk omlopen. Vóór hotel "De Wageningse Berg" [het Duitse hoofdkwartier] moesten we halt houden en op een grasveld gaan zitten. Er waren ook reeds andere krijgsgevangenen. We werden nu door andere bewakers overgenomen, die belangstellend naar van alles en nog wat informeerden, vooral wat betreft de rangen en onderscheidingstekens.
De mening der Duitsers was: "Die Holländer sind dumm gewesen, da sie die Deutschen nicht ohne Widerstand durchgelassen haben." We kregen nu ook water en kwamen door de rust weer wat op ons verhaal. Telkens kwamen er autobussen, die een transport gevangenen meevoerden. Nieuwe transporten gevangenen kwamen telkens nog aan.Tegen een uur of vier (Hollandse tijd) kwamen er een groot aantal transportauto's. Hier werden het restant krijgsgevangenen opgeladen en ging het naar Arnhem. De tussengelegen plaatsen bleken niets van de oorlog geleden te hebben. Alleen in Oosterbeek was het viaduct opgeblazen en waren enkele spoorwagons van de spoordijk naar beneden gestort. In Arnhem stonden de bewoners langs de weg. Velen juichten ons toe om onze behouden terugkeer. Was dit enerzijds een blijk van meeleven, anderzijds voelde je te sterker de tegenstelling dat je als overwonnene naar Arnhem gebracht werd.
Het ging nu regelrecht naar de zo bekende Menno van Coehoornkazerne waar ik mijn gehele diensttijd had doorgebracht. Aan de achterzijde hielden de auto's stil. We werden ondergebracht in het nieuwe gebouw op de "bovenbult". Aan het hek stonden vele Arnhemmers die informeerden naar familieleden. Vele lotgenoten, waaronder veel Arnhemmers, kregen hier gelegenheid hun familieleden te ontmoeten en zich tevens van het allernodigste en wat eetwaren te voorzien. Van sergeant Smaak kreeg ik enkele boterhammen, die ons na dat ik de gehele dag niets gegeten had bijzonder goed smaakten. Een zakdoek, die hij me leende, heeft me in de komende weken heel wat gemak verschaft. Behalve voor het eigenlijke doel heb ik hem o.a. benut als handdoek en theedoek. Zelfs heb ik er een keer (na "grondige" reiniging) mijn brood in gepakt. Van Duitse zijde kregen we die nacht niets te eten. Het was intussen al tamelijk laat geworden, daar we nu met Duitse tijd moesten rekenen en nu dus één uur en veertig minuten oversloegen. (De Hollandse zomertijd was nog niet ingevoerd). We sliepen die nacht in een kamer waar lege kribben stonden, zodat we ons maar op de houten planken neervlijden. In de loop van de nacht werd een deel der gevangenen met auto's weggevoerd.
Dinsdag 14 mei 1940
De volgende morgen kregen we weer niet te eten. Ik speelde maar wat leentjebuur en kreeg zodoende toch nog wat naar binnen. Aan het hek stonden weer burgers die ons flessen met thee gaven. Even voor het vertrek kwamen verschillende bakkers met hun wagen het terrein opgereden, welke het overgebleven brood van de Pinksterdagen onder ons uitdeelden. Met een stuk brood onder de arm voegde ik me bij de rij en nu vertrokken we lopende naar Zevenaar daar de brug bij Westervoort vernield en dus de spoorverbinding verbroken was. Als bewaking gingen weer enkele Duitsers mee.
Onderweg stonden de mensen overal klaar met water. Mijn brood droogde behoorlijk uit. In Zevenaar kregen we allerlei versnaperingen: tabak, sigaretten, chocolade, pepermunt, etc. We gingen nu naar het station en werden per 40 man geladen in troepentransportwagens, die ons over de grens via Emmerich naar Bocholt brachten.Van het station liepen we een half uur tot we aan een groot kamp kwamen (Dulag VI F Gijzelingslager). Boven de poort stond "Man bettelt nicht fuer ein Recht, fuer ein Recht kämpft man." Binnen de poort moesten we op een open veld lange tijd wachten en moesten we militaire voorwerpen die we nog bezaten afgeven. De officieren werden hier bij elkaar geroepen en afzonderlijk ondergebracht. De volgende morgen vertrokken zij weer, naar we later vernamen naar Soest in Westfalen. Na enige uren werden ook wij binnen de eigenlijke prikkeldraadafrastering gelaten. We werden met 417 man ondergebracht in een grote legertent, die geplaatst was op een stoffig terrein waar vroeger gras gegroeid had, maar nu was er niets meer van te ontdekken. Stro was er niet aanwezig. Een deken kregen we ook niet, zodat er niets anders overbleef, dan om zo maar gekleed uit te strekken. Veel ruimte hadden we niet, zodat we dicht tegen elkaar lagen. En zo gingen we de nacht in.
Woensdag 15 Mei 1940
De volgende morgen werden we al heel vroeg wakker vanwege de kou. Door en door koud als we waren, was het onmogelijk verder te slapen. Het werd nu een heen en weer geloop door de tent om weer wat warm te worden. 's Morgens kregen we nog geen eten. Daar er een wasgelegenheid was met slechts weinig kranen en dat voor een paar duizend man duurde het lang voor ik gelegenheid had me een beetje op te frissen. Overigens hadden we niets te doen. Een paar maal op de dag werd er appèl gehouden en werden we allen geteld. Niet altijd klopte het aantal direct en dan moest er nog eens over geteld worden. We brachten de dag door met zitten, lopen, liggen en praten.
Gelukkig hebben we in Bocholt steeds mooi weer gehad. Het nadeel hiervan was, dat het terrein erg stoffig bleef en we nog al vuil werden. Tegen half vier moesten we aantreden om eten te halen. Dit was de eerste maal dat we in Duitsland te eten kregen. We kregen aluminium en stenen schaaltjes. Er waren er echter te weinig, zodat we ze van elkaar moesten lenen. Een vork of lepel kregen we niet. We moesten dus maar uit het schaaltje slurpen.Voor we aan de keuken waren die in een ander deel van het kamp lag, was het schaaltje bezaaid met een laagje stof. De bediening in de keuken kenmerkte zich door een bijzondere vlotheid. Het menu bestond uit aardappelensoep van nat, niet te beste aardappelen, gebonden met griesmeel en een paar stukjes vlees. Na onze eerste kennismaking er mee dachten we aan varkensvoeder. Ik zag dan ook geen kans alles naar binnen te werken. Later was dat anders, toen aten we bij gebrek aan beter alles wat we maar kregen. Tegen 6 uur kregen we brood. Per 7 man kregen we één brood met stroop. De stroop moest het geval eetbaar maken. Later lustten we de kuch ook wel droog. 's Avonds kregen we een hoeveelheid stro in de tent. Met 437 man was er echter voor ieder maar een klein beetje, dat zich al gauw met het stof vermengde, zodat we ons al gauw aan de dieren verwant gevoelden. Een deken kon er niet op over schieten.
Donderdag 16 Mei 1940
Geen bijzonderheden.
Menu: aardappelsoep met zuurkool.
1/6 brood met boter en stroop.
Vrijdag 17 Mei 1940
's Middags werden we ingeënt tegen de pokken. Hiervan heb ik geen hinder ondervonden. Ook werden we geregistreerd. Ik kreeg Nr. 6156. We kregen nog een formulier in te vullen dat voor thuis bestemd was. Dit formulier is vermoedelijk nooit verzonden. Het geld dat ik nog bezat fl. 11,70 moest ik afgeven. Voor tijdspassering vervaardigde ik een houten eetlepel.
Menu: als Woensdag.
1/6 brood met Quarg (hangop, een wit schuimachtig product van melk, nadat boter en kaas reeds ervan gemaakt is).
Zaterdag 18 Mei 1940
Geen bijzonderheden.
Menu: als Donderdag.
1/4 brood met stroop.
Zondag 19 Mei 1940
's Middags werden we overgeplaatst naar een barak nabij de keuken. Het verblijf duurde slechts kort, want enkele uren later gaan we weer naar een tegenovergelegen barak. Een transport gevangenen vertrekt met onbekende bestemming (Neubrandenburg).
Menu: aardappelsoep met gort.
1/4 brood met stroop.
Maandag 20 Mei 1940
Half negen vertrekken we met ongeveer 3000 man naar het station. Ons verblijf te Bocholt heeft zich gekenmerkt door het rondgaan van allerlei geruchten die gretig opgevangen en verder verteld werden, maar doorgaans onjuist bleken te zijn. Wat wel juist was, dat Holland zich had overgegeven. Dit hoorden we Donderdag van een Duits officier. Zodoende hoopte we dat we naar Holland terug zouden gaan, maar zekerheid hadden we niet. Voor we vertrokken kregen een schaal aardappelsoep met macaroni. Voor onderweg kregen we mee een half brood met een flink stuk leverworst. Daar ik niets bezat om mijn brood in mee te nemen, heb ik mijn geleende zakdoek uitgewassen en daar het brood ingepakt. Aan het station werden we in goederenwagons zonder banken geladen, 50 man per wagen. De deuren gingen dicht, zodat de enige ventilatie was een rechthoekige opening van ca. 50 x 20 cm aan beide zijden van de wagen. Om kwart voor twaalf vertrokken we niet naar Holland, maar via München, Osnabrück, Bremen, Hamburg, Lübeck, Bad Kleinen, naar Neubrandenburg. De reis duurde 21 uur. De wagens schokten hevig en we zaten zeer hard en ongemakkelijk op de harde vloer. En toen we 's avonds probeerden te gaan liggen, moesten we passen en meten om voor elk nog een plekje te vinden. Aan enkele stations gingen de deuren even open en werden we gelucht. In Osnabrück kregen we aan het station water van vrouwen die daar aanwezig zijn ter verzorging van de soldaten.
Dinsdag 21 Mei 1940
De nacht was maar kort. Kort na drie uur werd het weer licht. We reden door tot 9 uur, toen arriveerden we aan het station te Neubrandenburg. Nadat we uitgestegen waren en met rijen opgesteld, liepen we door de Adolf Hitlerstrasse en de Stargarder Tor naar een groot gevangenenkamp (Sta(mm)Lag(er) II A) op ruim een half uur afstand van de stad. Buiten de stad ging de weg zeer steil omhoog. Na een kazernecomplex en een aantal alleenstaande barakken te zijn gepasseerd, kwamen we aan het eigenlijke kamp. Aan elke zijde van het met prikkeldraad omgeven terrein stond een uitkijktoren. We moesten aantreden op een groot grasveld, waar de kampcommandant ons het volgende mededeelde. "Ich freue mich Euch mitteilen zu können, dass unser Führer beschlossen hat, dass Sie in kurzer Zeit entlassen werden." Dat was een verblijdende tijding. We werden nu ingedeeld in barakken. Elke barak bestond uit twee helften, met ertussen een wasgelegenheid. Elke helft bood plaats aan ongeveer 200 man. Er waren 3 houten kribben boven elkaar geplaatst. Ik kwam terecht in barak 9 oost. Deze barak was gelegen aan de kampstraat en werd weer onderverdeeld in 6 afdelingen. Ik behoorde bij afdeling 6 achter in de barak. Er waren bij ons een vaandrig-tandarts in burger, drie burgers waarvan een sportjournalist. Deze was op weg naar Luxembourg voor de [voetbal]wedstrijd Luxemburg - Holland, te spelen op 2e Pinksterdag. Hij werd echter te Eupen-Malmedy in België door de Duitsers geïnterneerd. Het gerucht deed de ronde dat we geen stro of dekens meer zouden krijgen, daar we de volgende dag teruggingen. Dat bleek echter onjuist. In plaats van stro kregen we houtwol en ook ontvingen we een deken, een stenen schaaltje en per drie man één lepel. Een handdoek en zeep kregen we pas enkele dagen later. Het menu onderscheidde zich van dat te Bocholt door een nog slechtere kwaliteit alsmede kwantiteit. De samenstelling was:
Pellkartoffeln, water met spek?
1/5 brood met bloedworst (ouderdom van het brood 10 - 14 dagen)
Om acht uur 's avonds moesten allen in de barakken zijn.
Woensdag 22 Mei 1940
Om 6 uur 's morgens begint de dag. Van vertrek is niets te merken. Daar onze wasgelegenheid nog niet gereed is, moesten we met blikken schalen onder de pomp wassen. De privaten waren in afzonderlijke gebouwen ondergebracht. Om beurten werd door een man uit elke afdeling om 6 uur in een ijzeren kom "koffie" gehaald. Het ontbijt vereiste niet veel tijd en om kwart voor zeven was het appèl. Tegen elf uur verzamelden we weer in de nabijheid van de barak voor het eten halen. Nu eens kregen we het eten gauw, dan weer moesten we uren wachten, zodat we eerst om half twee konden eten. De eerste dagen gingen we met ons schaaltje naar de keuken, maar na enige dagen mocht dat niet meer. Toen werden de aardappelen gehaald in een grote houten kist met draagbomen en de "Gulasch" of "Speckstücke" in de ijzeren koffiekannen. Elke dag geschiedde het eten halen door één der afdelingen welke dan ook het eerst aan de beurt was met uitdelen. Daar ik mijn etensschaaltje nodig had voor de soep haalde ik de aardappelen maar in een slip van de uniformjas. Om een uur of drie werd er weer koffie en brood met belegging gehaald, nadat er om half twee weer buiten appèl was geweest. De broodverdeling vereiste heel wat zorgen. Om half acht werd de dag besloten met het avondappèl.
De tussenliggende uren werden gevuld met nietsdoen, zich vervelen, visite's afleggen, wandelen, zonnebaden en slapen.
Menu: Pellkartoffeln, water en koolraap
1/5 brood met Quarg
Donderdag 23 Mei 1940
Terwijl we in de morgenuren lagen te luieren in de zon werden wij, d.w.z. alle Hollandse onderofficieren, geroepen om op het reeds eerder genoemde grasveld te verzamelen. De kampcommandant deelde ons mede dat in verband met transportmoeilijkheden ons vertrek met mogelijk 4 - 6 weken vertraagd zou worden. Alle wagens waren nodig voor vervoer van eigen troepen. We zouden gedurende die tijd te werk gesteld worden en hij verwachtte van ons dat we onze plicht zouden doen, te meer waar de Führer zich zo grootmoedig had getoond ons vrij te zullen laten. We zouden ook de manschappen op de nodige plichtsbetrachting wijzen. De stemming in het kamp en het vertrouwen in de Duitse mededelingen daalde na het aanhoren van deze toespraak aanmerkelijk. Naar allerlei geruchten wordt echter nog gretig geluisterd, totdat na vele teleurstellingen de interesse ook hiervoor vermindert.
Menu: Pellkartoffeln met water en stokvis
1/5 brood met boter
Vrijdag 24 Mei 1940
De goede stemming komt langzaam weer terug. De mededeling van de vorige dag wordt in de gunstigste zin uitgelegd, wat voet geeft aan velerlei nieuwe geruchten. Hoop doet leven.
Menu: geschilde aardappelen met water en gort
1/5 brood met bloedworst
Zaterdag 25 Mei 1940
Daar we eerst weer direct zouden vertrekken, waren we niet geregistreerd, gebaad, of kaalgeknipt, gefotografeerd, vingerafdruk genomen of ingeënt tegen typhus. Nu we langer bleven moesten we toch geregistreerd worden. 's Morgens werd ik ingeschreven onder Nr. 32170. Ingeënt was ik reeds tijdens de mobilisatie te Rhenen. 's Middags vul ik mijn tijd met het aanleggen van een lijst van de in de barak aanwezigen, zodat ik niet kan baden.
Menu: Pellkartoffeln mit Speckstücke
1/5 brood met Quarg
Zondag 26 Mei 1940
Menu: Pellkartoffeln met Gulasch
1/5 brood met reuzel
Maandag 27 Mei 1940
's Avonds om half 7 uur woon ik voor het eerst de gemeenschappelijke dagsluiting bij. We besluiten de volgende avond om 6.50 een tweede dagsluiting te beleggen.
Menu: Pellkartoffeln met Gulasch
1/5 brood met Quarg
Dinsdag 28 Mei 1940
Menu: Pellkartoffeln met Speckstücke
1/5 brood met marmelade
Woensdag 29 Mei 1940
De eerste transporten Fransen, Belgen, Engelsen en Marokkanen komen in het kamp. Ook de volgende dagen arriveren nieuwe transporten. Poolse gevangenen waren reeds bij onze komst in het kamp aanwezig. Ons kamp staat apart van de andere kampen. Conversatie is niet toegestaan met de buitenlanders. Toch worden nog heel wat sigaretten overgeheveld. Van deze mogelijkheid maak ik geen gebruik. Nadat mijn voorraad verbruikt is rook ik niet vóór Wismar. Overigens is het een heel gewoon geval als men met 6 man aan één sigaret zuigt. Zelfs worden er vulpennen, brood en ...... trouwringen geruild voor sigaretten.
Menu: Pellkartoffeln met water en spek
1/4 brood met Quarg
Donderdag 30 Mei 1940
Herhaaldelijk hebben we verzocht naar huis te mogen schrijven. Steeds werd het verzoek afgewezen met de mededeling dat we nog voor de brief thuis zijn. Thans krijgen we toestemming om te schrijven.
Menu: Pellkartoffeln met water en stokvis
1/5 brood met leverworst
Vrijdag 31 Mei 1940
Om de verveling te verdrijven vervaardig ik het spel "Mens erger je niet". Hiermede vullen we de tijd. Eén spelletje duurt ongeveer 3 kwartier. 's Avonds krijgen we de mededeling door de luidspreker dat we te werk zullen worden gesteld. Voor het eerst worden 3 Bijbellezingen gehouden, n.l. om 6.10, 6.30 en 6.50.
Menu: Pellkartoffeln met water en gort
1/5 brood met bloedworst
Zaterdag 1 Juni 1940
Uit barak 19 vertrekken de eerste 107 man om te werk gesteld te worden bij de spoorwegen. De volgende dagen vertrekken er grotere en kleinere transporten. We besluiten Zondag een gemeenschappelijke godsdienstoefening te beleggen. Naar we vernemen hebben ook de Rooms Katholieken het plan de mis te bedienen, waarvoor een pastoor uit Neubrandenburg komt. Zij hebben hiertoe toestemming gekregen van den kampcommandant. Het blijkt al te laat te zijn om ook voor ons officieel toestemming te verkrijgen. Sergeant de Greef uit Arnhem van de luchtmacht, tevens ouderling bij de Gereformeerde Kerk te Arnhem is bereid de dienst te leiden.
Menu: Pellkartoffeln met Speckstücke
1/3 brood met lever- en bloedworst
Zondag 2 Juni 1940
's Morgens om 8 uur ga ik naar de verzamelplaats van de dagsluitingen, een rustig plekje, tussen twee in aanbouw zijnde barakkken, waar ik nu een 300 Hollanders aantref die samen gekomen zijn om de "kerkdienst" bij te wonen. Sergeant de Greef klimt op het steigerwerk langs een der barakken en wij gaan er om heen staan.
Allereerst horen we aan de geloofsbelijdenis uitgedrukt in de bekende 12 artikelen waarna Ps. 84 gelezen. Hierna volgt het gebed. Naar de preek over Jer. 17: 5 - 10 wordt in alle stilte geluisterd. Na het dankgebed zingen we met elkaar Ps 68 : 10 "Geloofd zij God met diepst ontzag. Hij overlaadt ons dag aan dag. Met Zijne gunstbewijzen" en hiermee is onze eenvoudige bijeenkomst beëindigd. Na afloop heb ik met sergeant de Greef en v. Egmond nog een langdurig gesprek, waarin we napraten over het genotene. Nu we van een gewone kerkgang verstoken zijn, hebben we oog voor wat we vroeger ontvangen hebben, zonder er bijzonder op te letten. 's Avonds houden we één gemeenschappelijke dagsluiting voor allen, waarbij v. Egmond alleen de leiding heeft.
Menu: Pellkartoffeln mit Gulasch
1/5 brood met marmelade
Maandag 3 Juni 1940
Geen bijzonderheden
Menu: Pellkartoffeln mit Speckstücke
1/4 brood met Quarg
Dinsdag 4 Juni 1940
's Middags wordt in de Hollandse taal via de luidspreker weergegeven een rede welke de Führer op 1 Juni gehouden heeft betr. de vrijlating van de Hollandse krijgsgevangenen. 50% zal er zo spoedig mogelijk worden gedemobiliseerd. Hiertoe behoren landbouwers en bouwvakarbeiders alsmede arbeiders in de levensmiddelenbedrijven. De rest zal geleidelijk aan gedemobiliseerd worden. Er wordt die dag bekend gemaakt dat er de volgende dag 1500 man uit het kamp vertrekken zullen. Hiertoe behoren ook v. Egmond, Wenting, de Jong, Vos en Dijkman. Als er ook nog 50 man uit onze barak gevraagd worden, besluit ik mij op te geven, in de hoop bij mijn vrienden te kunnen blijven. 's Avonds woon ik voor het laatst de Bijbellezing te Neubrandenburg bij.
Menu: Pellkartoffeln met water en vlees.
1/4 brood met reuzel
Woensdag 5 Juni 1940
De volgende morgen moeten wij d.w.z. bovengenoemde 50 man alles wat we in het kamp in bruikleen ontvangen hebben inleeren en daarna bij de uitgang aantreden. We horen dat we alleen gaan, daar de 1500 man eerst later zullen vertrekken. Onze Duitse barakcommandant, Schütze Bockholt, aan wie we een beste bewaker gehad hebben, zal ons gedeeltelijk vergezellen daar hij met verlof gaat. Waar de reis heengaat weten we niet. In elk geval niet naar Holland, want we krijgen geen eten mee. Om 10 uur vertrekken we met twee goederenwagens welke achter de personentrein gehaakt worden van het station Neubrandenburg. We gaan in westelijke richting langs dezelfde route die we gekomen zijn een paar weken terug tot Bad Kleinen. Daar worden we afgehaakt en met een afzonderlijke locomotief gaat het via Mecklenburg naar Seestadt Wismar, een badplaats aan de Oostzeekust, waar we om 2.15 aankomen. We hebben nu ongeveer 160 km afgelegd. Na vanaf het station 10 minuten gelopen te hebben komen we bij een fabriek. Op de zolder ervan heeft men een behoorlijk kwartier ingericht. Enkele lange tafels met éénpersoons bankjes en evenwijdig met de tafels een grote getimmerde bak met stro als ligplaats. Van 2 heren die ons ontvangen horen dat er voor het eten direct gezorgd zal worden en dat we voldoende zullen krijgen.
Men heeft evenwel niet meer op ons gerekend, daar van het "Arbeitsamt" bericht is gekomen, dat met het naar huis sturen der Hollanders een aanvang zal worden gemaakt. Vermoedelijk zullen we dus vanavond en anders morgen vroeg naar het kamp teruggaan en vandaar naar huis terugkeren. Enerzijds verblijdt ons dit, maar anderzijds lokt het ons niet aan weer voor onbepaalde tijd in het kamp te moeten vertoeven. Later vertelt men ons, dat we toch nog een paar dagen hier aan het werk gesteld zullen worden. Achteraf blijkt dat het "Arbeitsamt" zich telefonisch met den kampcommandant in verbinding gesteld heeft en dat deze er in heeft toegestemd dat we tot het onze beurt is om naar Holland te vertrekken in Wismar blijven.
Het eten dat we nu krijgen is van goede kwaliteit, heel wat anders dan we de laatste weken gewend geweest zijn. Het smaakt ons dan ook uitstekend. Sinds 5 Mei heb ik me niet meer geschoren. Ik besluit me door één der soldaten die kapper is te laten scheren. M'n baard die ik gedurende de 4 weken met zorg gekweekt heb, valt ten prooi aan het scheermes. We moeten 's avonds binnen de poort blijven zodat we ons ermee vergenoegen vanuit het raam de straat in te kijken.
Menu: aardappelsoep met peen, witte bonen en vlees
1 bruinbrood met worst en kunsthoning
Ook hier krijgen we de bekende "Ersatzkaffee"
Donderdag 6 Juni 1940
Om 5 uur 's morgens worden we gewekt. Na wat gegeten te hebben gaan we onder geleide naar het station. Hier staan weer twee goederenwagens die ons in 10 minuten naar Mecklenburg brengen. Hier moeten we voor de Duitse Spoorwegen aan de spoorbaan werken. Het werk bestaat uit het verwerken van breukstenen op koolas. Ik moet voor de middag het pad langs de spoorbaan van onkruid zuiveren. 's Middags moeten we enkele wagons met koolas leegscheppen. Van half negen tot negen uur en van twaalf uur tot half één krijgen we gelegenheid om brood te eten. Om 4 uur worden we met de geloste koolaswagens naar Wismar teruggebracht. Het ongewone werk valt niet mee. Het is nog goed te merken hoe sterk we ondervoed zijn geweest, want als je een poosje gebukt gestaan hebt, voel je je duizelig. Een goed middagmaal doet ons na thuiskomst spoedig onze vermoeidheid vergeten. Na het middageten ontvangen we brood voor de volgende dag.
's Avonds horen we dat er 10 man van ons nodig zijn om bij een houtfabriek planken te dragen. Daar het werk bij het spoor me niet al te best bevallen is, geef ik me op, al weet ik niet wat ik nu zal krijgen. Om 7 uur vertrekken we naar ons nieuwe kwartier. Het blijkt, dat we het daarmee goed getroffen hebben en we er weer een heel stuk op vooruit gaan In de Koggenoorstr. 21 vinden we een nieuw gebouwd huis met kleine kamers. Voor de ramen zijn tralies aangebracht. In de slaapkamers liggen strozakken en in het zitverblijf staan twee nieuwe tafels met banken. Het huis moet nog worden schoongemaakt, waarmee we 's avonds nog beginnen. Voor het naar bed gaan houden we met 4 man nog de Bijbellezing, welke door mij geleid wordt.
Menu: gestampte aardappelen met "haché"
havermout, 1/2 bruinbrood met kaas
Vrijdag 7 Juni 1940
We staan om 7 uur op en gaan verder met het schoonmaken van het kwartier. Om 9 uur komt er een jongen van de fabriek zeggen, dat we komen moeten. De fabriek is gelegen aan de haven van Wismar, een half uur van ons kwartier verwijderd. Mijn eerste werkzaamheden bij het Hafenhobelwerk W. Gehrcke & Sohn bestaan uit het "Bäume pocken". Met een schilijzer moet ik de schors van de dennenstammen doen. Om 12 uur is het "Mittag", en krijgen we in een keurig ingericht schaftlokaal ons warm middageten. Om half twee gaan we weer aan het werk tot 6 uur, waarna we naar ons kwartier teruggaan.
Voor we weggaan ontvangen we aan het kantoor ons rantsoen brood met toebehoren, waarmee we tot Maandag moeten doen. Na thuiskomst eten we brood. Naast ons verblijf woont de chauffeur van de fabriek met zijn gezin. Door hun bemiddeling krijgen we nog aardappelen met tapte melk, waarvan we ons een warme maaltijd klaarmaken die we ook nog dezelfde avond gebruiken. Om 19 uur komen er nog 10 Hollanders bij uit het kamp, die ook aan de houtfabriek zullen werken. Over het algemeen doen deze zich niet als gezellige mensen kennen. Reeds kort na hun aankomst vertellen enkele ervan mij dat er enige oneerlijke lui bij zijn. Als ik 's avonds een poosje op bed lig komt er één van deze 10 man mij al vertellen, dat er brood gestolen is en ook later doen zich enkele van die gevalletjes voor. Aan de andere zijde van ons huis zijn een aantal Polen gehuisvest. Dit zijn geen militairen, maar werkloze burgers die naar Duitsland gezonden zijn, naar zij zeggen als tegenmaatregel voor de wandaden van Poolse soldaten aan Duitse militairen gepleegd, tijdens de oorlog tegen Polen. Zij werken ook aan de fabriek. Van hen ontvangen we 's avonds sigaretten waaronder ook Poolse. Eén van hen heeft in het Franse vreemdelingenlegioen gediend en probeert met mij een gesprek in het Frans aan te knopen. Hoewel gebrekkig, kunnen we ons toch met elkaar verstaan. 's Nachts vindt er voor het eerst na ons vertrek uit Bocholt luchtalarm plaats. We blijven evenwel in bed.Menu: aardappelsoep met vlees en peen
1 Schwarzbrot, 1/2 pond boter met worst
1 pak koffie, inh 1/2 pond
(aardappelen met tapte melk)
Zaterdag 8 Juni 1940
Om half vijf worden we gewekt door de chauffeur, die ons een uur later naar de fabriek brengt. Onze bewaker is Vrijdagmorgen weggegaan en eerst om 2 uur komt er een andere bewaker. We werken van 6 - 9 uur. Van 9 uur tot half tien hebben we "Frühstück". Gedurende deze rust maak ik kennis met onze nieuwe "Wachtmann", die eens poolshoogte komt nemen. Om half tien gaat het werk weer door tot half twee, dan is het "Feierabend".
Deze morgen breng ik grotendeels door als "Dollmetscher". Daar ik het best de Duitse taal machtig ben en bovendien als leider van onze groep optreed, moet ik verschillende keren op zijn kantoor komen om het een en ander betreffende onze voeding enz. te bespreken en zo onze belangen te behartigen. Om kwart over elf ga ik met de trekwagen eten halen in de stad en breng dat naar ons kwartier. Ons eten in Wismar wordt door de National - Sozialistische Volksfürsorge (NSV) gekookt, een gaarkeuken voor de armen in de stad. Als hulp krijg ik een oud mannetje mee. Deze blijkt veel haast te hebben, want om half twee wil hij klaar zijn, want dan begint ook voor hem de "Feierabend". Daar we ook voor Zondag eten moeten halen, moeten we twee keer rijden. Hij wil het in één keer meenemen, wat voor ons schadelijk is, want dan krijgen we minder. Ik breng hem aan het verstand dat dat niet gaat en nu moet hij ook wel de tweede keer mee.
Als ik in het kwartier terug kom is daar ook reeds spoedig onze nieuwe bewaker. De tuniek maakt hem soldaat, maar al gauw loopt hij rond met een burgervest en een geel huisjasje. Het is een gemoedelijke Duitser tegen de 50 jaar, die zich als onze kameraad beschouwt en ook zo handelt. Hij voorziet ons in de komende dagen van alles wat we nodig hebben, huisraad, lectuur, sigaretten, enz. Als de anderen thuiskomen eten we weer. De middag besteed ik o.a. aan de was. Mijn ondergoed dat ik al drie weken heb moeten aanhouden heeft wel een goede beurt verdiend. Het knapt dan ook werkelijk op, al is het nog niet hagelwit. 's Avonds eten we weer middageten.
In verband met het warme weer heeft men ons aangeraden het eten niet tot de volgende dag te bewaren daar het eten dan misschien zuur wordt. Daar ons werk onder de term "zware arbeid" valt krijgen we extra brood.
Menu: 2 x aardappelsoep met vlees, spek,
peen en erwten
1/2 Schwarzbrot, 2 eieren, 1/2 p suiker
zout en 1 blik marmelade
Zondag 9 Juni 1940
We slapen eens heerlijk uit tot 8 uur. Na ons ontbijt, geven we ons kwartier een Zondagse, d.w.z. grondige beurt. Van boven tot onder wordt alles geboend en gedweild. We hebben weer aardappelen met taptemelk gekregen. Zodoende hebben we toch een middagmaal. 's Middags maken we met onze bewaker een wandeling naar het strand. Het strand doet denken aan onze Zuiderzeekust. We hebben daar volop gelegenheid met de daar vertoevende mensen te praten, en als we naar huis gaan keren we in verschillende groepjes terug. Bij ons kwartier moeten de eersten wel 10 minuten wachten voor ook de laatsten gearriveerd zijn. We nemen afscheid van de burgers en brengen de verdere avond in ons kwartier door. We hadden een prettige middag en voelden ons bijna vrij.
Menu: aardappelen met tapte melk.
Maandag 10 Juni 1940
4.30 Reveille
5.30 - 8.30, 9 - 12 en 1.30 - 6 uur werken bij Gehrcke & Sohn. Het voornaamste werk is lorries (Roller) laden, wegrijden, lossen, planken stapelen, spaanders uit de houtzaagmolen wegdragen naar een gereedstaande spoorwagon. 7 jongens hebben accoordwerk, het lossen van een schip; zulk zwaar werk waarvoor zij meer krijgen uitbetaald. Het is interessant gesprekken aan te knopen met de daar werkende arbeiders. Als vreemdeling geniet je bij sommigen vertrouwen en dan laat men wel eens wat los wat men tegenover eigen volk niet zou durven zeggen. De jongeren zijn meerendeels voor het tegenwoordige regime, de ouderen hebben meer oog voor de dwaasheden van deze oorlog waarbij zij zelf niet rijker worden, maar wel de ellende, het verdriet en de armoede voelen. Een enkele waagt het zich tegen het Hitler regime te verklaren. 's Avonds luister ik bij de familie Seger met de Wachtmann aan de radio naar de rede van Mussolini en de oorlogsverklaring van Hitler aan Frankrijk en Engeland en de toespraak van von Ribbentrop. 's Nachts weer luchtalarm waarbij er geschoten wordt.
Menu: aardappelsoep, met vlees, linzen en peen
1/2 Schwarzbrot (heel vers) met ger.[ookte] bokkem,
ter overbrugging, daar we eerst Dinsdag van de fabriek nieuw rantsoen ontvangen.
Dinsdag 11 Juni 1940
4.30 uur Reveille
5.30 - 8.30, 9 -12 en 1.30 - 6 uur werken bij Gehrcke & Sohn. Maandag kregen we van de fabriek geen brood en verdere levensmiddelen, daar deze mededeling op een abuis berustte. Onze broodvoorraad was echter op, zodat onze bewaker en ik samen in de stad brood gekocht hadden. Daar we voor Dinsdag op nieuw rantsoen rekenden, was dit nagenoeg op. Op het kantoor fabriek dacht men er echter anders over, zodat er Dinsdagavond nog geen nieuw brood was. Ik ben toen met onze bewaker maar weer brood wezen kopen. Op de weg naar huis kwamen we den administrateur van de comp[agnie] van onze bewaker tegen, die vertelde "Sie gehen diese Woche noch weg". Dat was een verheugende tijding, temeer waar het overeenstemde met de mededeling die het later gekomen tiental uit het kamp had meegebracht. 's Nachts weer luchtalarm.
Menu: aardappelsoep met vlees, gort en peen
1/2 brood met worst, 1/2 p havermout
1/2 p boter (aardappelen met tapte melk)
havermout toe
Woensdag 12 Juni 1940
4.30 uur Reveille
5.30 - 8.30, 9 -12 en 1.30 - 6 uur werken bij Gehrcke & Sohn. De bewaker weet ons 's middags te vertellen, dat we Zaterdagnacht zullen vertrekken naar Neubrandenburg of Zondagnacht rechtstreeks naar Holland.
Menu: aardappelen met erwten en vlees
1/2 Schwarzbrot, 2 eieren en zout
Donderdag 13 Juni 1940
4.30 uur Reveille5.30 - 8.30, 9 -12 en 1.30 - 4 uur werken bij Gehrcke & Sohn. Als het 's middags half vier is, komt de bewaker naar mij toe en vertelt mij dat we vanavond reeds naar Wismar vertrekken. Ik waarschuw gauw de anderen en om 4 uur zijn we klaar om de fabriek te verlaten. Als we om half vijf uur in ons kwartier zijn, moeten we nog gauw alles schoonmaken voor de Fransen, die ons zullen opvolgen. Inmiddels bereiden onze koks nog een heerlijk maal havermout van de nog aanwezige voorraad. Als we om half zes klaar staan om te vertrekken, wordt nog net op tijd ons loon gebracht, netjes in papieren zakjes verpakt. Het blijkt dat ik bij de houtfabriek Mk 12,29 verdiend heb.
Ik heb de vorige avond aan de chauffeur gevraagd een zakje voor me te kopen. Daar deze nog niet thuis is gaat zijn zoon hem opzoeken en als hij hem niet vindt, brengt hij zelf een zakje mee. Hierin berg ik de levensmiddelen, die ik nog over heb, zodat ik in elk geval onderweg nog wat te eten heb. Aan het station vragen we naar het loon, dat we de eerste dag verdiend hebben. Het zal de volgende morgen naar Bad Kleinen worden nagezonden waar we het natuurlijk niet ontvangen hebben. Om 6.35 uur vertrekken we via Bad Kleinen naar Neubrandenburg.
Menu: aardappelsoep met erwten en worst
Vrijdag 14 Juni 1940
Om half één 's nachts komen we aan het station in Neubrandenburg aan en na een nachtelijke wandeling komen we om half twee in het bekende kamp. Na enig wachten worden we ingedeeld voor barak 23 waar we tot 6 uur slapen. Om half acht moeten we buiten het kamp aantreden. We worden ingedeeld in 41 groepen van 50 man. Per man krijgen we nu 1/2 brood (weer het oude kampbrood) met spek. Om 11 uur hebben we nog een defilé voor den kampcommandant en dan gaat het weer naar het station. Om 1 uur vertrekken we voorgoed uit Neubrandenburg via Bad Kleinen, Lübeck - Hamburg - Bremen - Osnabrück - Bentheim naar Holland. Ditmaal reizen we in troepentransportwagens met banken en open deuren. Het geld dat we in Bocholt hebben afgegeven ontvingen we in Neubrandenburg niet terug, evenmin aan de grens.
Zaterdag 15 Juni 1940
's Morgens om 9 uur passeren we de grens bij Oldenzaal, waar we door de bevolking hartelijk worden toegejuicht en van lekkernijen voorzien. In Hengelo wordt het transport gesplitst. Een deel blijft er en de rest gaat door naar Almelo en Enschede. Ik kom om tien uur in Enschede aan. Ook daar is de ontvangst hartelijk. Er zijn geen Duitsers meer, die zich met ons bemoeien. We horen al dadelijk dat de bewoners van het Noorden en Zuiden des lands die dag niet meer thuis kunnen komen en daarom tot de volgende morgen bij burgers zullen overnachten. De overigen gaan 's middags nog door, vermoedelijk ook de Zuidhollanders. We worden van het station naar het Volkspark gebracht, waar we door burgers en padvinders goed onthaald worden.
Ik krijg direct:
3 koppen soep, 1 beschuit en
1 krentenbol en 's middags nog
6 sneden brood en 3 koppen koffie.
In de stad krijg ik gelegenheid me gratis te laten scheren. Een padvinder wijst me de weg. Ook worden we geregistreerd en krijg ik fl 25,- voorschot en een nieuwe veldmuts. Om 16.19 uur vertrek ik op eigen gelegenheid met de trein (een 3de klas personenrijtuig met leren kussens, welk een weelde na al die weken) naar Rotterdam, waar ik om kwart over negen aankom. In Deventer was de brug over de IJssel opgeblazen en rijden we over een reeds gelegde noodbrug. In Amersfoort en Utrecht moet ik overstappen. Als ik in Rotterdam aankom, kan ik mijn ogen niet geloven. Ik had reeds gehoord dat Rotterdam gebombardeerd was, maar dat het zo erg zou zijn, dat had ik niet kunnen denken.
Op de plaats waar ik de overkapping van het Maasstation zoek, staat alleen een verbrande electrische trein in de open lucht en als ik vóór me uitkijk, zie ik alleen nog maar het Havenziekenhuis, en verder alleen maar puinhopen, van wat eens de binnenstad was. Dat ogenblik is me haast te machtig. Via Oosterkade, Gelderse kade, Beursplein, Coolsingel en Binnenweg wandel ik naar de Westsingel en rijdt vandaar met de tram naar huis, waar ik om 10 uur, net 2 uur voor mijn verjaardag, aankom. Het weerzien is allerheerlijkst en reeds spoedig is het huis vol bekenden. En nu aan het vertellen zodat het één uur is voor we het weten.
Zondag 16 Juni 1940
Mijn 26ste verjaardag.
In de kerk is het Heilig Avondmaal.
Een feest dat de kroon op een tijdperk, waarin de Here mij door veel moeilijkheden en onzekerheden nabij was en mij leidde. Soli Deo Gloria!
Einde.
Bron: Kees Ruissen
|