De kwestie van het bevel van de 227.ID in mei 1940

Algemeen wordt aangenomen dat Generalmajor Friedrich Zickwolff de bevelhebber van de Duitse 227ste Infanterie Divisie was toen deze, als onderdeel van X.Armeekorps, op 10 mei 1940 Nederland binnenviel. Alle bekende publicaties die zien op de gebeurtenissen in mei 1940 benoemen zonder uitzondering Zickwolff als commandant. Recent heeft echter de bekende Nederlandse krijgshistoricus overste b.d. E.H. Brongers aanwijzingen gevonden dat niet Zickwolff op 10 mei het bevel voerde, maar de volkomen onbekende Generalmajor Friedrich-Karl von Wachter.

Naar aanleiding hiervan hebben wij als Stichting een beperkt onderzoek verricht. Hoewel dit onderzoek weinig belangwekkends naar boven brengt, menen wij dat we deze kwestie toch onder de aandacht moeten brengen. Het kan immers ook anderen op een spoor zetten dat wij (nog) niet kennen.

Mei 1940: beknopt verloop van de inzet

Volgens het Duitse krijgsplan voor Nederland had het 10de Armee Korps [cmdt: General der Artillerie Christian Hansen], bestaande uit twee versterkte eerstelijns infanterie divisies [207 ID, 227 ID], een bezettingseenheid [526 ID] en twee versterkte Waffen SS regimenten [SS Leibstandarte Adolf Hitler, SS Standarte Der Führer], de taak het centrale front in Nederland te doorbreken. Dit centrale front strekte zich uit tussen de rivier de Waal in het zuiden en het IJsselmeer in het noorden, waar de hoofdweerstand bestond uit de Grebbelinie en de Betuwelinie.

De 207e ID [samen met de SS Standarte Der Führer] had haar taak in het deel zuid van Veenendaal [in feite De Klomp, net noord van Veenendaal], en zou ageren tegen de Grebbelinie bij Rhenen en de Betuwelinie ten noorden en zuiden van de inundaties. Deze doelgebieden waren reeds voor de inval vastgesteld door stafofficieren van de divisie.

Ten noorden van Veenendaal lag het vak waarin de 227e ID [samen met de SS Leibstandarte] haar taak tot uitvoering diende te brengen. In tegenstelling tot de 207.ID was het de leiding van de 227.ID op 10 mei nog niet duidelijk waar het zwaartepunt van haar aanval zou komen te liggen. Ze had [Korps] bevel gekregen ter hoogte van Amersfoort een doorbraak te forceren, maar was aanzienlijk minder voorbereid.

De oorzaak hiervoor is niet duidelijk, maar het impliceert dat de vrijheid die Duitse bevelhebbers kregen om binnen een vastgestelde strategie zelf voorname tactische beslissingen te nemen bij de 207.ID beter tot zijn recht kwam dan bij de 227.ID.

Daar waar de 207.ID [met versterkingen] uitstekend opereerde en naar behoren presteerde tussen 10 en 14 mei 1940, kan dit oordeel voor de 227.ID niet zo gunstig uitvallen. Dat gold voor zowel de SS Leibstandarte [die later wel degelijk tot een elite zou uitgroeien] als de 227.ID zelf.

De Leibstandarte faalde opzichtig tijdens de slag om de IJssellinie, waar haastige en slecht doordachte beslissingen werden genomen. De overdreven dadendrang van commandant Sepp Dietrich zal hierin beslist een rol hebben gespeeld. Dit zou leiden tot een belangrijke vertraging in de opmars op 10 mei. Ook later bij diverse confrontaties met de uiterst licht bewapende Nederlandse huzaren op de Veluwe kon de Leibstandarte niet overtuigen.

De 227.ID bleek over het gehele front slecht voorbereid voor haar taak. Als men de prestaties van deze divisie tijdens de meidagen zou moeten beschouwen, dan zou men hun acties als opportuun en weinig vernuftig kunnen betitelen.

Het begon met het feit dat de divisie duidelijk onverstandig had gepland als het aankwam op brugslagmateriaal. Terwijl de 207.ID al in de morgen van 10 mei over de IJssel was, en spoedig kon doortrekken naar Arnhem en Wageningen, modderde de 227.ID nog door aan de oevers van de IJssel. Toen men die vervelende hindernis eindelijk gepasseerd was, wachtte daar het Apeldoornse Kanaal. Een hindernis waarvan men vooraf had kunnen weten er niet zomaar overheen te kunnen komen. Toch ontbrak het brugslagmateriaal en werd een volle dag verloren met de logistieke operatie net ten zuiden van Apeldoorn. Daar waar de 207.ID in de avond van 10 mei voor de Grebbelinie lag, was er nog geen soldaat van de 227.ID [in het vak van deze divisie] over het Apeldoornse Kanaal.

Vervolgens verloor de divisie nog twee operatiedagen waarin het feitelijk verzuimde tot een behoorlijke gevechtsformatie te komen. Veel verder dan een aantal agressieve verkenningen in de sector Amersfoort kwam men niet, en bovendien trok men overhaaste conclusies uit deze gewapende verkenningen. Het doet sterk denken aan het wijfelachtige en weinig voortvarende optreden van de 1ste Kavallerie Division in de noordelijke provincies. Ook die divisie had drie dagen nodig om vrijwel onverdedigd gebied te doorkruisen en zich gereed te stellen voor een aanval.

Vervolgens werd op 13 mei de aanval door de 227.ID - inmiddels ontdaan van haar SS stormtroepen - ingezet tegen de Grebbelinie ter hoogte van Scherpenzeel. Ook hier bleek dat tactisch vernuft bij de staf [kennelijk] ontbrak. De grootst opgezette aanval, met maar liefst drie infanterie regimenten [oorspronkelijk twee] die naast elkaar optraden tegen de voorposten en frontlijn van de Grebbelinie, faalde jammerlijk.

Naast het feit dat de Nederlandse weerstand behoorlijk was georganiseerd [de samenwerking infanterie/artillerie geschiedde hier zeer goed] en de verdedigers op een aantal locaties uitzonderlijk presteerden, was de Duitse aanval slecht voorbereid en werd deze slecht ondersteund.

De Duitsers presteerden het zich in een sector waar het middelste regiment opereerde zodanig te manoeuvreren dat ze aan zowel frontaal als flankerend vuur bloot stonden. Een doodzonde voor iedere tacticus. Hierdoor moest het derde regiment optrekken naast het (toen) middelste regiment. Het rechter regiment lag inmiddels muurvast voor de Grebbelinie ter hoogte van Scherpenzeel. De Duitse artillerie - toch zo’n 80 stukken in een sector van nauwelijks 5 km breed - vuurde weliswaar vrij intensief maar leek matig tot slecht gedirigeerd door waarnemers. Directe vuursteun ontvingen de Duitse eenheden amper. In de avond van de 13de moest de 227.ID de aanval afblazen.

Op de 14de zou de 227.ID de aanval hernieuwd inzetten, maar met uitzondering van een lokaal gevecht met een achtergebleven sectie, was de aanval evident niet meer nodig. De Grebbelinie was in de nacht ervoor geëvacueerd door de Nederlanders. Overigens zonder dat de 227.ID dit opgemerkt had, terwijl opnieuw in het zuidelijke vak al in de avond van de 13de door verkenners was opgemerkt dat de zuidelijke Grebbelinie was geëvacueerd.

Mogelijke oorzaak kwaliteitsarmoede

Vooropgesteld dat het navolgende enige wetenschappelijk grondslag ontbeert, is het op zijn minste een mogelijkheid de opmerkelijk zwakke bevelvoering van de 227.ID te koppelen aan de waarschijnlijkheid dat een voor de staf onbekende commandant de divisie leidde gedurende de meidagen.

Het is overbodig vast te stellen dat naast een bevelhebber vooral de (divisie)staf operationeel verantwoordelijk is voor het reilen en zeilen van een divisie in het veld. Desondanks is gebleken dat in het Duitse leger nogal een verschil in bevelvoeringsstijl tussen verschillende opperofficieren was waar te nemen. De ene bevelhebber trok veel meer aan de teugels dan de andere, en (divisie)staf officieren pasten zich naar richting van het "Führerprincip" aan aan hun bevelhebber. Het lijkt daarom niet uitgesloten dat er een deel van de oorzaak voor het armoedige operationele optreden van de 227.ID lag in het feit dat zij vlak voor de inval haar bevelhebber met ziekteverlof zag vertrekken, en hem vervangen zag worden door een bevelhebber van totaal andere signatuur. Indien... die vervanging inderdaad aan de orde was.

Als inderdaad een bevelhebber wisseling plaatsvond - slechts enkele dagen voor de inval - dan kan dit verklaren waarom de 227.ID operationeel niet bepaald excelleerde. We herhalen echter het nadrukkelijk voorbehoud dat deze voorzet speculatief van aard is.

Welke bevelhebber?

Het Reichsbundesarchiv te Freiburg meldt op onze specifieke navraag dat de officiële kaderlijsten melden dat Generalmajor Friedrich Hermann Rudolf Zickwolff [1889- 1943] van 1 september 1939 tot 12 april 1941 ononderbroken bevelhebber was van de 227.ID.

Hierna zou Zickwolff nog drie divisies leiden tot hij op 17 september 1943 overleed aan zijn verwondingen opgelopen in de periode dat hij bevelhebber was van de 343.ID. De aard en oorsprong van zijn verwondingen zijn onbekend. De 343.ID was in die tijd onderdeel van Legergroep D, en gelegerd in Bretagne [Frankrijk]. Daar was op dat moment geen strijd gaande. De verwondingen zullen dus vermoedelijk te wijten zijn geweest aan een vliegeraanval of een ongeval.

Er zijn echter een aanzienlijk aantal [onbevestigde] bronnen die melden dat in de periode van 6 mei 1940 tot 1 juli 1940 de 227.ID werd aangevoerd door Generalmajor Friedrich-Karl Wachter, en dat per 1 juli 1940 Zickwolff weer op zijn post terugkeerde.

Wachter was in die periode volgens het Bundesarchiv ingedeeld bij de Führerreserve, een depot voor bevelloze opperofficieren. Zijn voorgaande positie - nog als Oberst [Kolonel] - was bevelhebber van IR36 [9.ID] waar hij in september 1939 was aangesteld. Op 6 maart wordt hij bevorderd tot Generalmajor en in de Führerreserve opgenomen [c.q. plaatsvervangend bevelhebber 227.ID].

Op 1 juli 1940 wordt Wachter bevelhebber van de 225.ID. Hierna wordt Wachter onder meer bevelhebber van de 267.ID. In november 1941 verliest Wachter dat commando om tenslotte zeer kort [20 februari - 1 maart 1942] als bevelhebber van de reserve divisie [Feldersatz Division] E terug te komen. Op 1 maart 1942 - met de opheffing van deze divisie - verdwijnt Wachter uit beeld, maar wordt op 1 april 1942 tot Generalleutnant bevorderd. Onbekend is of dit een erebevordering is, want een nieuw commando volgt niet. Hierna is dan ook niets meer bekend van Wachter.

De feitelijke bronnen voor Wachter zijn vermeende commando van de 227.ID zijn ons onbekend. De officiële bron - het Bundesarchiv - bevestigde recent nogmaals dat de annalen aldaar aangeven dat Zickwolff ononderbroken commandant van 227.ID is geweest in de periode 1939-1941, terwijl Wachter in de Führerreserve gezeten zou hebben in de periode van 6 mei 1940 - 1 juli 1940. De bronnen voor Wachter zijn plaatsvervangend commando van de 227.ID stammen slechts van internetbronnen. Het is goed mogelijk dat deze bronnen allemaal uit een en dezelfde [ons onbekende] feitelijke bron putten.

Helaas geeft ook het [door brand onvolledige] Kriegstagebuch van de 227.ID geen uitsluitsel. Het meldt alleen de functie en niet de naam van de bevelhebber.

Conclusie

We vinden aanwijzingen van onbekende bron [internetbronnen op zich achten wij nadrukkelijk geen betrouwbare bronnen zonder dat de feitelijk bron is vermeld] dat Generalmajor Wachter commandant van 227.ID was gedurende een kleine twee maanden in 1940; een periode waarin de divisie prominent werd ingezet in het Nederlandse theater. Die aanwijzingen verhouden zich slecht met het officiële dossier van de Generalen des Heeres in het Bundesarchiv te Freiburg. Daarin wordt immers opgegeven dat Zickwolff ononderbroken commandant was van 227.ID gedurende de periode 1939-1941.

Die laatste vaststelling moet echter met twee voorwaarden worden gelezen. Allereerst is het bekend dat het Bundesarchiv bepaald niet foutloos is. Er worden nog regelmatig "nieuwe" inzichten gevonden en fouten hersteld. Ten tweede is het logisch dat als Zickwolff door bijvoorbeeld ziekte afwezig zou zijn geweest gedurende de bewuste twee maanden, dat zijn persoonlijke dossier deze mutatie niet bevat. Simpelweg omdat er dan geen sprake is van een mutatie op de staat van dienst, slechts van een fysieke status. Wachter was dan niets meer en niets minder dan een tijdelijke plaatsvervanger, en het is volmaakt logisch dat die uit het depot der bevelloze opperofficieren [Führerreserve] kwam.

Generaal Wachter heeft geen indrukwekkende carrière gemaakt, en lijkt los van een zeer kortstondig bevel over de 225.ID en 267.ID geparkeerd te zijn. Met de 267.ID vocht hij in Rusland, maar de annalen geven geen verwondingen als reden voor zijn commando overdracht in november 1941, terwijl dat normaliter wel uitdrukkelijk wordt vermeld. Hij werd desondanks maar een week teruggeroepen in werkelijke dienst na zijn bevelsoverdracht van de 267.ID. Dit kan duiden op incompetentie, maar dat verhoudt zich slecht tot zijn bevordering tot Generalleutnant in april 1942. Leeftijdsontslag [geb. 1891] lijkt ons niet aan de orde, gezien het feit dat hij nog relatief jong was. Ook deze kwestie blijft dus open voor speculatie.

Vluchtig brachten wij een verband tussen een opvallend matig opererende 227.ID en een wijziging in de bevelvoering aan de vooravond van de Duitse inval. Meer verbanden die de aanwezigheid van Wachter als (tijdelijk) commandant van 227.ID hebben wij niet kunnen vinden, en we dienen vast te stellen dat beide verbanden zonder uitgesproken betrouwbare bronnen uiterst speculatief van aard zijn.

Onze conclusie kan dan ook alleen maar bescheiden van aard zijn. Wij kunnen niet met zekerheid vaststellen wie de bevelhebber van de 227.ID was gedurende de meidagen.

Allert Goossens
Stichting de Greb
23 oktober 2006

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 52.38 KB)