De sergeant MOEST sterven
RHENEN, zaterdag. - "Die, die, die jongens moet u niet hebben, mmmaar mij", zei sergeant Johan Christiaan Meijer 12 mei 1940 voor de krijgsraad te velde. Hij stotterde altijd een beetje, maar de woorden die hij nu sprak kwamen er fier uit. De krijgsraad ging met die verklaring akkoord. Ja, zo stelde men, het strekte de onderofficier zelfs tot eer dat hij de volle verantwoording op zich nam, voor de desertie van negen man. Maar dood MOEST hij: de generaal zelf had de rechters duidelijk te verstaan gegeven dat hij geen genoegen zou nemen met enig ander vonnis dan een doodvonnis.
Nog diezelfde dag werd de sergeant gefusilleerd wegens desertie in oorlogstijd. Chris Meijer werd daarmee sinds honderd jaar de eerste Nederlandse militair die voor een Nederlands vuurpeloton stierf. Hij zou ook de enige blijven. Maar zijn dood zou niet zinloos zijn, vond de generaal. Het zou een "afschrikwekkend voorbeeld zijn voor de laffe klungels" die zich door een "troepje kwajongens uit Duitsland van de Grebbeberg af hadden laten gooien".
Nooit werd echter aan de troepen bekendgemaakt dat er een voorbeeld was gesteld, op de grafsteen van de sergeant kwam de tekst "Den Vaderlandt Ghetrouwe" te staan en aan de ouders van de 22-jarige militair vertelden de legerautoriteiten dat Chris op het veld van eer was gesneuveld.
Verzwegen
Dat is het dertig jaar verzwegen verhaal van Chris Meijer, Nederlands enige ter dood veroordeelde deserteur. In het derde boek van dr. L. de Jong "Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog", dat enige weken geleden is verschenen wordt er melding van gemaakt, terwijl volgende week een documentaire van J.F.A. Boer over deze mysterieuze affaire verschijnt onder de naam "De Zaak Sergeant Meijer". Intussen vragen de oud-strijders van de Grebbeberg - veelal net als Meijer afkomstig uit Gelderland of Twenthe - zich af: "Wat zat hier achter? Waartoe diende dit vonnis?" En onomwonden stellen zij: "Chris Meijer was geen deserteur."
Henk van der Wal uit Doesburg, 51 jaar, oud-Grebbebergstrijder, is één van die verontrusten."Onlangs zag ik op de televisie dr. L. de Jong die vertelde over een op de Grebbeberg "gedeserteerde" sergeant die gegrepen was en gefusilleerd. Hij noemde geen naam, maar ik dacht: "Hij heeft het over Chris Meijer. Het is dus toch waar!" U mag best weten dat ik van mezelf schrok. Sinds de oorlog heb ik namelijk al van oud-strijders van de Greb gehoord: "Meijer is niet gesneuveld, hij is vermoord", maar dat hield ik altijd tegen. Maar elke keer als ik ouwe makkers ontmoette, dan begonnen ze er weer over. Zo in de trant van: "Zeg, weet jij niet iets van die stinkende zaak?" Twee jaar geleden ontmoette ik Hugo Klein-Holten uit Velp. "Ik ben er mee opgehouden om te proberen licht te brengen in die zaak", zei die, "overal waar je het probeert stoot je je kop". Vanmorgen nog kwam mij iemand op het werk opzoeken; de luitenant-kolonel buiten dienst Van 't End. Kwam zogenaamd namens de familie van sergeant Chris Meijer vragen om niemand iets over deze affaire te vertellen..."
Onderdeel
Van der Wal diende bij het zelfde onderdeel als de veroordeelde sergeant, het 19e R.I. Pantser Afweer Geschut. Bijna had hij de oorlog gemist want op 10 mei was hij ziek. Z'n vrouw herinnert zich: "'s Morgens kwam de dokter om te kijken hoe het met hem was. "Waar is je man?", vroeg hij. "Nou, die was niet meer te houden, die is naar het front".
"Ja", zegt Henk van der Wal, "Wij hadden namelijk een voor vóóroorlogse begrippen goed getrainde eenheid en toen ik hoorde dat die was aangewezen om de Grebbeberg te verdedigen, kon ik niet thuisblijven; ik wist dat alle jongens het zelfde zouden doen". Daarom ging hij liftend naar het front.
Wat hij er aantrof was "de situatie zoals dr. de Jong in zijn boek over de meidagen beschrijft." Een vrijwel ongetraind leger, niet berekend op de zware slagen die de Duitse aanvalsmachine kon toebrengen, onvoldoende wapens en geen duidelijk verdedigingsplan. "Het was een chaos. Cavaleristen zonder paard die op de fiets gekomen waren, infanteristen zonder wapens, alles liep door elkaar. Omdat ik laat aankwam kon ik niet bij mijn eigen stuk worden ingedeeld dat onder leiding stond van sergeant Chris Meijer en dat speet me wel want dat was een man die de zaak goed in de hand had. Ik kwam zeven minuten verder in het voorterrein van de Greb te liggen. Vrijwel direct kregen we zwaar artillerievuur te doorstaan en daardoor werden onmiddellijk de onderlinge telefoonverbindingen verbroken. Overal zaten bovendien sluipschutters in de bomen en dat maakte de verwarring nog groter.
Een paar keer per dag haast hoorde je de kreet: "Ze zijn d'r door" en dan trokken we terug om niet afgesloten te raken van de hoofdmacht. De opdracht was ook: "Als je het niet houden kan, terugtrekken op de Hollandse Waterlinie". Bij Amerongen en Elst werd je dan opgevangen en kreeg je te horen dat inmiddels gebleken was dat de Duitsers nog niet door de linies waren en dan kwam iedereen weer op de Greb terug. Dat gebeurde niet één keer maar wel tien keer en het ging niet om een paar man, maar om hele horden".
Volgens Henk van der Wal moet in de middag van 11 mei het volgende gebeurd zijn. Sergeant Chris Meijer, tot dan toe op zijn post met zijn acht ondergeschikten, komt tot de slotsom dat de positie in het voorterrein onhoudbaar wordt tegen de tot de tanden bewapende S.S.-vechtmachines en trekt met het stuk geschut en zijn manschappen terug op de berg waar hij zich meldt. Op dat moment slaat een andere vluchtende groep alarm: "De Duitsers zijn door de linies" en in de algemene verwarring besluit de sergeant om overeenkomstig de instructies met zijn geschut en manschappen terug te trekken op de Hollandse Waterlinie.
Inmiddels, zo blijkt o.m. uit het boek van Dr. L. de Jong, is generaal-majoor J. Harberts in woede ontstoken over de vorderingen die de Duitsers bij Rhenen maken. Ongeremd door enige kennis van zaken, roept hij dat er een afschrikwekkend voorbeeld gesteld moet worden voor deze troepen die "voor niet meer dan honderd man vijand" op de vlucht slaan. Hij meent het afschrikwekkende voorbeeld gevonden te hebben in een jonge officier (vaandrig Tack), die met zijn eigen en andermans soldaten terugtrok.Er is op dat moment nog geen krijgsraad te velde, maar daarin voorziet de generaal door snel een drietal officieren te benoemen. Want een doodvonnis MOEST er komen, niet alleen om de angst voor de gevolgen van desertie erin te jagen maar ook om verraders die hij zelfs in zijn eigen staf vermoedde, een voorbeeld voor ogen te stellen.
In de nacht van 11 op 12 mei onderzoekt de krijgsraad het geval van de gevluchte officier en de generaal krijgt het vermoeden dat er geen doodvonnis zal volgen. Dus moet er een andere verdachte gevonden worden.
Dat wordt sergeant Chris Meijer, aangehouden op weg naar zijn positie bij de Waterlinie. Als verdediger krijgt hij geen jurist maar slechts een "militair met enige rechtskennis" en vóór de behandeling van de zaak spreekt de generaal de officieren van de krijgsraad toe: "Slechts één straf is hier op z'n plaats: de doodstraf".
Tegenover de Enquêtecommissie verklaarde hij na de oorlog zeer goed te weten dat een gerechtelijke instantie niet mag worden beïnvloed. "Maar", zegt hij, "ik heb gemeend dit toch te moeten doen. Ik achtte dit beslist noodzakelijk omdat ik mij realiseerde dat de officieren van onze vredesopleiding, opgevoed in de mentaliteit van - laat ik het populair noemen - "het zachte eitje" er wel eens tegenop zouden kunnen zien, die militair te veroordelen."
Nog diezelfde zondag 12 mei wordt de sergeant ter dood veroordeeld, een vonnis, dat door generaal Harberts zelf wordt bekrachtigd, en tegen de avond staat Chris Meijer voor het vuurpeloton.
De zaak was volledig rond voor de krijgsraad, want had verdachte niet zelf de volledige verantwoording voor het terugtrekken genomen door te zeggen: "Die acht jongens moet u niet hebben, maar mij".
De generaal had nu het afschrikwekkende voorbeeld, dat hij nodig meende te hebben om het moreel van de troepen op te vijzelen. Nooit maakte hij er echter gebruik van, want de executie werd geheim gehouden. Waarom?
Henk van der Wal: "Ik zelf was niet bij die acht man, maar die werden de volgende dag bij ons ingedeeld. Ze vertelden dat ze hadden gedacht dat de Grebbeberg al was gevallen en pas bij de Hollandse Waterlinie hadden gehoord dat het niet het geval was. Daarop waren ze teruggegaan naar de Greb, alleen de sergeant moest blijven voor een verklaring. Later hoorden we dat hij gesneuveld was."
In Dieren waar Chris Meijer woonde is men geschokt door de recente publikaties over de mysterieuze executie. Zijn moeder is er zo van overstuur geraakt dat ze haar toevlucht heeft gezocht bij familie in Lisse. De zich luitenant-kolonel buiten dienst noemende Van 't End voert intussen actie om verdere publikaties te voorkomen.
Ook nog even naar de generaal Harberts geweest om te praten over het boek "De Zaak Sergeant Meijer" en de publikatie van dr. De Jong. "Nee, dank u wel", zegt hij, "ik ben al voorzien. Ik heb alle drie delen van het boek. Wat!? Wilt u praten over die sergeant? Meneer, ik heb er schóón genoeg van en ik heb geen zin meer om iedere keer te reageren als iemand kritiek op mijn beleid meent te mogen geven. Die hele oorlog zit me tot HIER!"
Bron: De Telegraaf van zaterdag 25 april 1970.
|