Detective op de Grebbeberg
RHENEN - Dit is het eerste artikel uit de maandelijkse serie 'Sporen in de tijd'. Een uniek cultuurhistorisch educatief project, waaraan onder meer de gemeente Neder-Betuwe, het basisonderwijs en deze krant deelnemen. Leerlingen gaan met deze artikelen aan de slag om zo hun eigen regionale geschiedenis beter te leren kennen.
Als een moderne Sherlock Holmes speurt Kees van de Waal in zijn vrije uren de Grebbeberg af. Naast het geven van rondleidingen probeert hij de ligging van loopgraven, kazematten en posities van eenheden terug te vinden. Zoals de antitankkazemat P10 bij de voormalige Grebbesluis, waar deze krant op 23 april over berichtte.
"Het gaat me om de herinneringen aan de bloedige slag in de meidagen van 1940, toen een kleine Nederlandse troepenmacht hier heftig weerstand bood aan een Duitse overmacht. Bij een ontdekking krijg je echt een kick. Ook anderen die nieuwsgierig zijn. Ik krijg wel eens verzoeken van oud-strijders of nabestaanden." Gewapend met een boek, oude luchtfoto's, stafkaarten en een GPS-navigatiesysteem gaat hij op pad. "De coördinaten en wegpunten (bijvoorbeeld een boom of scherpe bocht) die bij mij bekend zijn, zet ik in de ontvanger. Die berekent vervolgens de loop van een loopgraaf. Tot op een paar meter nauwkeurig." Het mag duidelijk zijn dat er heel wat reken- en zoekwerk aan te pas komt.
Hoe langer de oorlog geleden is, hoe meer moeite het kost. Het landschap op en rond de Grebbeberg is in de loop der jaren veranderd. Hier en daar zo sterk, dat opvallende kenmerken veranderd, verdwenen of onzichtbaar geworden zijn. Op basis van foute of tegenstrijdige gegevens wordt er wel eens gekeken op een verkeerde plek. Toch heeft Kees van de Waal vaak beet. "Een vrouw uit Deurne wilde weten waar haar vader tijdens de mobilisatie in stelling lag. Op historische foto's zag je de molen en de tochtsloot en toen wist ik dat het Achterberg moest zijn. Kaarten erbij en plaats was uiteindelijk precies te bepalen. In de stoplijn, de uiterste verdedigingslinie. Die mensen waren dolblij."
Bron: De Rhenense Betuwse Courant van dinsdag 29 april 2008
2322