Enkele krantenberichten uit de jaren 1941 en 1946
Mausoleum op den Grebbeberg?
Plan in voorbereiding.
(Van onzen correspondent).
's-Gravenhage, 26 Maart. - Het ligt, naar wij vernemen, in de bedoeling om op den Grebbeberg een groot gemeenschappelijk Nederlandsch - Duitsch mausoleum op te richten.
Een ontwerp hiervoor is reeds vervaardigd door den Duitschen kunstenaar prof. Vahrenkamp. Na bezichtiging door de verschillende instanties hier te lande zijn in de oorspronkelijke maquette enkele wijzigingen voorgesteld, welke thans worden aangebracht.
Hoewel te dien aanzien nog geen beslissing is genomen, bestaat er een strooming, om de stoffelijke resten van alle gesneuvelden naar dit mausoleum over te brengen.
Bron: De Telegraaf, 26 maart 1941
Dat komt niet te pas.
Het Grebbelied.
Het Liedje over De Grebbe indertijd gezongen, gemaakt door 'n Nederlandsche levensliederaar mocht in het openbaar niet meer uitgevoerd worden. De stemming, de toon, de inhoud van dit Grebbelied kon terecht niet de algemeene goedkeuring wegdragen. De toon was niet de juiste, om daardoor te eeren de heldendaden der soldaten, die op of nabij de Grebbeberg vielen.
Nu uit een inzender een andere ergernis over de voordracht van dit lied.
Deze schrijft ons namelijk onder meer:
Mij is gebleken, dat de hymne van het lied van de Grebbe gewijd aan de nagedachtenis van onze gevallen soldaten werd gebruikt als Engelsche wals en Foxtrot, terwijl ook de aanwezigen op verzoek van Balletmeesters de woorden mee zongen.
Is dat de nagedachtenis van onze soldaten eeren. Laten die menschen aan de woorden denken, en wat ze beteekenen voor hen, die een Vader, Zoon of Broeder daar hebben verloren. Toont dat gij tenminste aan hen denkt, en zingt niet in een Café die woorden.
Toont dat gij Nederlanders zijt, die met eere aan hen denken.
Bron: Eindhovensch Dagblad, 12 april 1941
"Speelplaats" Grebbeberg
In deze dagen gaan veler gedachten uit naar de Grebbeberg, waar de mannen zijn bijgezet, die in Mei 1940 hun leven lieten in de eerste strijd tegen de Duitse overweldigers.
De heer G. Alberts, Bosch en Lommerweg 23 II te Amsterdam schrijft ons, dat hij bij een bezoek aan dit erekerkhof politieke gevangenen aantrof, die daar "te werk gesteld" waren. Er was juist middagpauze en de heren waren joelend aan het worstelen en boksen. De soldaat-bewaker keek toe en deed er niets tegen.
De inzender noemt het "wél een passende ontvangst voor hen, die de graven hunner dierbaren kwamen bezoeken".
Strengere consignes voor de bewakers van deze elementen, die, gezien hun aan den vijand verleende hand- en spandiensten, natuurlijk ongevoelig zijn voor de sfeer, die op zulk een begraafplaats behoort te heersen, zijn stellig geboden. Voorts verdient het overweging of er geen geschiktere werkobjecten voor landverraders zijn te vinden dan juist een erekerkhof voor in de strijd tegen het nazidom gesneuvelden.
Bron: Het Vrije Volk, 16 mei 1946
Op de Grebbeberg
Ontleend aan "De Stuwing" (verkort)
Wij liepen langs een rij van nauwelijks gedichte graven... "Ik wil U niet lastig vallen, maar indien U mij iets van de stellingen zoudt willen laten zien, zou ik U zeer dankbaar zijn... ik heb toestemming van den Duitschen majoor hier... maar alléén ga ik liever niet."
Wij staken de weg over en bevonden ons in de stelling; hier was het laatste leven, afgebroken voor hen die vielen, afgebroken voor de kerels, die uit het vuur der machinegeweren, uit de scherven der uiteenspattende granaten ontsnapten, voor wie óók een ander leven uit die dertiende Mei is geboren. Er liggen in deze moderne catacomben van heldhaftigheid nog opengeslagen kerkboekjes... litanie van den heiligen Jozef... daar een kleine zakbijbel... Matthëus, lees ik. Het bijbeltje wordt weer voorzichtig neergelegd op de munitiekist. Een pijp... een tandenborstel... In de houten wanden zijn met een mes inkervingen gesneden... "Nederland waakt"... iets verder op "Nederland staat pal"... en dan een brief... nauwelijks beschadigd... een brief van een vrouw... Anna... maar wie leest zoo'n brief?
Er hangt in een nog met stroo gevulde slaapplaats een foto... zij is aan het strand genomen... een vrouw... jong... in badpak... twee kinderen... het eene houdt een groote bal boven het hoofd... het andere ziet lachend toe... er staat geschreven in groote krachtige letters... "Wij maken het goed... September 1939...".
Mei bracht de lente en de herfst tegelijkertijd. We komen weer op de groote straatweg, die aan beide zijden nog het beeld vertoont van terugtrekkende troepen... wapenen... patronen... veldflesschen... stukken brood... flesschen... prikkeldraad... een hoorn... zaklantaarns... en dan neem ik afscheid van Pierre Masée, den doodgraver, en we zijn vrienden geworden.
En toen, eenige dagen daarna, maakte ik kennis met den oudstrijder. Ik sprak met hem over die eerste oorlogsdagen. Hij had aan de Grebbeberg gevochten... was ik daar al geweest?
Hij had er niet toe kunnen komen, maar op een Zaterdagmorgen vertrokken wij met ons drieën op de fiets.
Zijn achtjarige jongen ging mee...
Er werd dien middag op de Grebbeberg weinig tusschen ons gesproken. De vader vertelde... "kijk... daar die loopgraaf... néén, mijn jongen... die daar... houd me maar goed vast... daar lagen we. Voordat het dag werd... wisten we het al... ze kwamen... we hadden er op gewacht... we waren toen blij, dat het eindelijk... eindelijk zoo ver was... daar zijn we teruggetrokken... neen, jó!... voorzichtig... en hier sneuvelde de kapitein... ook een reservist... daar bij die boom... daar vuurde die laatste mitrailleur... al drie had ie er kapot geschoten... stil toch mijn jongen... knijp niet zoo...".
"Vader... vader... waarom huilt U...?"
Op die mistroostige tweede November stonden we tusschen de velen op het kerkhof aan de Grebbeberg.
Even brak de zon door de wolken, de tinten der herfstpracht bedekten de graven der helden met de geprezen kleuren van dat ééne groote palet.
Nog kwamen láág ronkende vliegtuigen over onze ontbloote hoofden, nog was de vrede niet op de aarde teruggekeerd. Het geluid werd sterker. Een groot eskader bommenwerpers vloog voorbij. De bodem dreunde van zoemende motoren, even stond ons hart stil... de handen hielden we voor de ooren. Toen werd het brommen langzaam wegstervend, zwakker - dan was het stil.
En hoog in de grijze najaarslucht, boven de kruinen der boomen... klonk de hemelsche harp.
"Luister," sprak mijn vriend de oudstrijder... "een leeuwerik."
W. van Veenendaal.
Bron: Vlissingsch Predikbeurtenblad van 11 mei 1941
In 't klooster, op zalen en vliering
En achter in 't boerencafé
Daar liggen in winterkwartiering
Wij mannen van Neerland's armee.
Gekomen uit steden en gaten
Uit mijnen, van hei en van strand,
Met zorgen de onzen verlaten
Op de roep van het vaderland.
Komt morgen de vijand of later
Wij vechten voor vrijheid en land
Vertrouwend op God en het water
En op onzen commandant.
Kameraden, uw vrouw en uw kleinen
Zal Hij niet alleen laten staan.
Geloof dat: Hij is met de zijnen
Als straks hier ons uur zou slaan!.......
Bron: boek Onze 80-urige oorlog door Korporaal Homa
|