Fokker D.XXI (D.21)
In 1935 stapte Fokker voor goed af van het tweedekker-principe voor jagers zoals bijvoorbeeld bij de D.17, de voorloper van de D.21. In plaats daarvan werd er een prototype gebouwd van een vrijdragende laagdekker, de D.21, welke bestemd was voor Indië. Men besloot daar echter niet in te gaan op een serie-productie ondanks het feit dat de op dat moment in gebruik zijnde Curtiss Hawk jagers dringend aan vervanging toe waren. Het te besteden geld werd gebruikt voor de aanschaf van bommenwerpers, dit in verband met een gewijzigde strategie.De Nederlandse regering daarentegen plaatste op 31 december 1937 een bestelling voor een serie van 36 stuks voor de Nederlandse luchtmacht. Voorzien van een 830 pk. sterke Bristol Mercury VIII motor en bewapend met vier 7,9 mm. mitrailleurs in de vleugel was de D.XXI op dat moment een respectabele jager. De 36 D.XXI's kregen de registratienummers 212 t/m 247. Het eerste toestel werd op 22 juli 1938 aan de LvA overgedragen en het laatste op 8 september 1939 aan het Wapen der Militaire Luchtvaart.
Eind november 1938 had namelijk een naamsverandering plaatsgevonden en was de Luchtvaartafdeling een zelfstandig Wapen geworden, bestaande uit de Staf van het Wapen en drie Luchtvaartregimenten. In eerste instantie toonden, naast Nederland, ook een groot aantal andere landen belangstelling voor dit toestel, maar uiteindelijk is van dit type alleen licentie aan Finland verkocht, waar deze toestellen tijdens de Fins-Russische oorlog goede diensten hebben bewezen.
In constructief opzicht wijkt de D.21 niet van de normale Fokker-constructie af, namelijk een houten vleugel met een romp van samengelaste staalbuis. Het onderstel was niet intrekbaar, maar bestaat uit een vrijdragende verende poot onder elke vleugelhelft, voorzien van een goed-gestroomlijnde omkapping. Wat betreft de snelheid haalde dit type vliegtuig ruim 100 km. per uur meer dan zijn voorganger, de D.17, hetgeen te danken is aan het veel grotere vermogen van de motor en de betere aerodynamische vormgeving.
Gaan we echter deze zaken vergelijken met bijvoorbeeld de Duitse Messerschmitt Me. 109 dan blijkt dat het Fokker-toestel niet bepaald uitblonk in prestaties. De Me. 109 bezat een watergekoelde lijnmotor (fabrikaat Daimler-Benz of Jumo) wat aerodynamisch gezien beter is dan de luchtgekoelde stermotor waarover de D.21 beschikte. Deze laatstgenoemde heeft namelijk een veel groter frontaal oppervlak en dat gaat dus ten koste van de aerodynamische vorm. Daarnaast beschikte de Me. 109 over een intrekbaar onderstel en was het geheel van metaal. Dit alles zorgde ervoor dat de Me. 109, die ook uit 1938 stamt, ruim 570 km. per uur kon vliegen en dus 110 km. per uur sneller was dan de Fokker D.21. Gedurende de strijd heeft zich echter het merkwaardige feit voor gedaan, dat de lichtere, eenvoudiger gebouwde Fokker niet in alle opzichten de mindere is gebleken te zijn van de snellere Duitse jagers. Ja, dat hij in het luchtgevecht, juist dankzij deze eigenschappen, het voordeel dikwijls aan zijn zijde had. Overigens stond de Fokker D-XXI qua vliegeigenschappen bekend als een "lastige kist".
Op 10 mei 1940 beschikte het Wapen der Militaire Luchtvaart over 28 gevechtsgerede Fokker D-XXI's. Zij waren verdeeld over de 1e Jachtvliegtuigafdeling op het vliegpark de Kooy (11 stuks), de 2e Jachtvliegtuigafdeling op Schiphol (9 stuks) en de 3e Afdeling van de Jachtgroep Veldleger op Ypenburg (8 stuks).
Kenmerken
Soort: | jachtvliegtuig | |
Fabriek: | Fokker (Nederland) | |
Bemanning: | 1 | |
In dienst bij LvA: | tussen 1938 en 1940 | |
Motor: | Bristol Mercury VIII luchtgekoelde stermotor met 830 pk. |
|
Bewapening: | in elke vleugelhelft 2 F.N.-mitrailleurs (kaliber 7.9 mm.) | |
Afmetingen: | lengte: | 8.20 m. |
breedte: | 11.01 m. | |
hoogte: | 2.95 m. | |
vleugeloppervlak: | 16.20 m2. | |
Gewicht: | leeg: | 1.450 kg. |
maximaal: | 2.050 kg. | |
Max. snelheid: | 460 km. per uur op 5.100 m. hoogte | |
Actieradius: | 930 km. | |
Plafond: | 11.350 m. | |
Aantal beschikbaar in mei 1940: | 28/29 stuks (gevechtsklaar) |