Herinneringen aan mijn vader Willem Pieter Landzaat
geboren 7 april 1886 - gesneuveld 13 mei 1940
"Heeft zich op 13 Mei 1940 op den Grebbeberg onderscheiden door buitengewonen moed en trouw en door de uitstekende beleidvolle wijze, waarop hij onder de moeilijkste omstandigheden, het bevel over zijn bataljon heeft gevoerd. Toen de vijand de stoplijn doorbroken had en de Commandopost aanviel, heeft hij op krachtdadige wijze de verdediging daarvan gevoerd en zelf hieraan medegewerkt door met een vuurwapen op de aanvallers te schieten. Als een dapper soldaat heeft hij tot het uiterste zijn post verdedigd, totdat hij, als eenig overblijvende op zijn post, vermoedelijk in den loop van 13 Mei is gesneuveld."
Door W.G. Landzaat verteld aan H.P. Deys
Mijn vader had in de laatste oorlogsdagen zijn commandopost in "het Paviljoen", een uitspanning met stenen onderbouw met hout erboven, gelegen naast de toenmalige ingang van Ouwehands Dierenpark. Daar is hij op 13 mei 1940 gesneuveld. Wij woonden toen in Scheveningen. Mijn moeder is op 17 mei vanuit Den Haag naar de Grebbeberg gereisd. Zij wist waar zij moest zoeken, en zij heeft mijn vader daar ook gevonden aan de oostzijde van het in elkaar geschoten Paviljoen. Zij heeft van de gemeente het stukje grond waar het Paviljoen op had gestaan gekocht om daar zelf te gaan wonen. In 1942 is daar een huisje gebouwd naar een ontwerp van architect J.B. van de Haar. Zij heeft daar van 1942 tot 1965 gewoond. Ondanks aanvankelijk sceptisme van familie heeft zij daar een gelukkige tijd gehad mede door de genegenheid die zij van de Rhenense burgerij ondervond.
Wanneer mogelijk kwam ik bij haar logeren. De ruime zolder was daar mijn domein. In de tuin, op de exacte plek waar mijn moeder mijn vader gevonden heeft, liet zij een gedenksteen met daarvoor een vogelbad plaatsen. Op deze steen was ook de dienstplichtig soldaat Symen Verhoef uit Oosterbeek vermeld. Hij was één van de laatsten bij mijn vader en sneuvelde in de commandopost. Mijn moeder gaf mij de opdracht om na haar dood de steen, mét vogelbad, weg te halen en, na wijziging van het opschrift, op haar graf te plaatsen. Dat is geschied. Het graf van mijn moeder ligt op de tweede rij rechts, achter de aula op de Algemene Begraafplaats in Rhenen.
Mijn vader kwam uit Leiden
Mijn grootvader was daar commissaris van Politie. Mijn grootmoeder was een Ducroix, afkomstig van Franse Hugenoten. Van dit Franse bloed heeft mijn vader ook wel wat geërfd. Mijn vader, Willem Pieter, was de oudste. Daarna kwam Lize, vervolgens Piet. Tante Lize huwde een planter op Sumatra. Met haar heb ik nooit contact gehad. Dat had ik wél met oom Piet, die KNIL officier werd. KNIL-militairen werden relatief vroeg gepensioneerd waardoor oom Piet met gezin middenjaren '30 repatrieerde en in Den Haag ging wonen. Mijn vader werd beroepsofficier in de Koninklijke Landmacht, als 2de luitenant beëdigd in 1909. Van vaderskant militair in hart en nieren, van moederskant francofiel, muzikaal met acteertalent. Tot zijn vriendenkring behoorde de cabaretier en acteur Jean Louis Pisuisse, de acteurs-familie Bouwmeester en Louis van Gasteren (senior). Vooral de laatste maakte diepe indruk op mij als klein kind met zijn sonore stem en lange grijze baard. Voor mij was hij Sinterklaas in burger!
Thuis zong mijn vader Franse en Italiaanse chansons die hij zelf op de guitaar begeleidde. Vlak na de Eerste Wereldoorlog, gelegerd in Haarlem was hij één van de oprichters van de Haarlemsche Toneel Club, HTC. Hij speelde in zowel operettes als in toneelstukken. Hij heeft in die tijd serieus overwogen om zijn uniform aan de kapstok te hangen en beroepsacteur te worden.De eerste en enige keer dat ik mijn vader op het toneel heb gezien was toen hij bij het 20-jarige (?) jubileum van HTC een gastrol vervulde in de operette "Zaire". Die twee zo verschillende kanten van zijn karakter hebben mij altijd gefascineerd. Hij kon streng zijn als militair maar bon vivant als artiest. Daarnaast was hij zeer sportief, reed goed paard, tenniste, zwom en maakte zéér lange fietstochten.
In 1923, na een korte kennismakingsperiode, huwde hij Wilhelmina Gerharda van den Nieuwenhuizen. Ik kwam ter wereld in 1925 in Amsterdam. Ik bleef enig kind. In de beginjaren werd ik tijdens vacanties ondergebracht bij familie of vrienden en gingen mijn ouders op reis. Voor dié tijd reisden zij veel en ver: Italië, Frankrijk, Engeland, Duitsland en Oostenrijk. Toen ik wat ouder werd en naar school ging veranderde het vacantiepatroon. Het zuiden bleef mijn vader trekken. Hij ging op de fiets van Maastricht waar wij inmiddels woonden naar vrienden in Monaco en in Lugano. Op zijn tochten stuurde hij iedere dag een ansichtkaart naar mij. Ik had een heel goede band met mijn vader die in zijn vrije tijd veel met mij optrok toen ik nog klein was en mij vaak meenam naar de kazerne. De zeg maar 12 jaar die ik hem bewust heb meegemaakt zijn heel gelukkige jaren voor mij geweest, niet in het minst door het gelukkige huwelijk dat mijn ouders hadden. Mijn vader adoreerde mijn moeder. Hun onderlinge geluk is de meest belangrijke factor geweest die mijn jeugd zo gelukkig heeft gemaakt.
Tijdens mijn eerste jaren was mijn vader geplaatst bij het 7de Regiment Infanterie, kazerne in de Sarphatistraat in Amsterdam. In 1930 verhuisden wij naar Maastricht waar mijn vader, bevorderd tot kapitein, bij 13-R.I. in de Tapijnkazerne geplaatst werd en de functie kreeg van adjudant van de garnizoenscommandant, een althans in mijn ogen zure kolonel die zich heiliger dan de paus voelde. Thuis bij ons op de Tongerse weg liep de volgende menagerie vrij binnen en buiten: een knaap van een bouvier, Wodan, een kat, een konijn, twee egels en twee schildpadden (Whisky en Soda). Alleen de egels en schildpadden konden niet zo goed met elkaar overweg. Het konijn had een afwijking en deed altijd ter plaatse een plas als mijn vader ritselend de krant omsloeg.De Tapijnkazerne bestaat uit een groot aantal gebouwen, verspreid gelegen in parkachtig gebied. Hier was het kantoor van mijn vader waar hij iedere morgen naar toe ging op de fiets met een loslopende Wodan naast zich. Eenmaal binnen het kazerne toegangshek ging Wodan linea recta naar de overdag altijd openstaande stal waar het paard van mijn vader stond. Frits, een groot zwaar paard en Wodan waren gezworen kameraden. Frits kon zelf de balk waarmee zijn box was afgesloten openmaken en dan schuimden de twee vrijelijk over het uitgestrekte terrein. Zeker driemaal per week ging mijn vader rijden en dan ging Wodan ook mee. In die tijd was de grens tussen België en Nederland open en mijn vader reed vaak naar het in aanleg zijnde Albertkanaal. Ik herinner mij van fietstochten met mijn vader dat de doorgraving van de Tongerseberg en van de Pietersberg erg spectaculair waren. Al was de job van adjudant misschien niet zo interessant, de vrijheid van het paardrijden en fietsen in het mooie Limburgse landschap en de gezelligheid van Maastricht en de makkelijke vriendschappen met de Limburgers maakten de 4 jaar daar tot één van de gelukkigste periodes van mijn ouders.
Na een korte periode als instructeur bij de Koninklijke Militaire Academie in Breda werd mijn vader op het ministerie in Den Haag geplaatst en gingen wij "op" Scheveningen wonen. De papieren job en het Haagse society leven vond mijn vader maar niks. Ook geen eigen paard meer. Wel gingen mijn vader en moeder op paarden van de manege aan de Groningse straat op het strand en in de duinen rijden.Mijn vader sprong dan ook een gat in de lucht toen hij in 1937, bevorderd tot majoor, overgeplaatst werd naar 8-R.I., gelegerd in de Menno van Coehoorn kazerne op Klarendal in Arnhem. Hij werd commandant van het 1e bataljon (1-8 R.I.). Bij deze functie hoorde ook weer een eigen paard. Op aandringen van mijn moeder werd het ditmaal een springpaard, Queen een beauty, maar niet zo'n zachtaardig lieverdje als Frits. Mijn moeder was van huis uit een springruiter. Bij een springconcours in Maastricht had zij eens de Gouden Zweep gewonnen (niet op Frits!). Queen stond gestald in de Willemskazerne van de Gele Rijders. Hier heb ik ook officieel paard leren rijden.
Mijn vader genoot van zijn werk als bataljonscommandant, vooral in het veld. Hij was strict, streng maar rechtvaardig. In de marine, mijn militaire werkkring, hebben wij een kreet voor de wijze waarop mijn vader met zijn mensen omging: "Door aanmoediging en beloning, terechtwijzing en bestraffing, in die volgorde!" Het was 1938. Op een avond luisterden wij naar een speech die Hitler ergens (in Berlijn?) hield. Het was kennelijk een belangrijk evenement want het werd live door radio Hilversum uitgezonden. Van de tekst herinner ik mij niets maar het gebral en vooral het massale "Sieg Heil" vond ik beklemmend en vergeet ik nooit. Na afloop was het even stil en toen zei mijn vader: "Ik ben er van overtuigd dat er een tweede wereldoorlog komt binnenkort, en deze keer zal het niet aan Nederland voorbijgaan".
Enige tijd later vroeg de luchtbeschermingsdienst om vrijwilligers voor koeriersdiensten. Ik was dertien en zat in de tweede klas van de HBS. Het leek mij wel wat en kreeg zowaar toestemming van mijn ouders om mij op te geven. Het was prachtig: bij oefeningen mocht niemand op straat maar ik dus wel, met mijn fiets met afgeschermde koplamp in de verduisterde en uitgestorven stad! In 1939 vond eerst de vóórmobilisatie en daarna de algehele mobilisatie plaats. 8-R.I. vertrok naar de Grebbeberg, Mijn vader zei toen: "Ik wil jullie achter mij hebben, niet vóór mij. Jullie moeten terug naar Scheveningen".Dit geschiedde en wij gingen op kamers wonen op Scheveningen. Mijn moeder en ik hebben tijdens mijn Kerstvacantie de Kerstdagen en Oud-en-Nieuw gelogeerd in hotel de Grebbeberg, het officiersonderkomen en bataljonsbureau van 1-8 R.I. Dit hotel is tijdens beschietingen in de meidagen totaal vernield, later opgebouwd, vervolgens afgebrand, najaren als ruïne definitief afgebroken. Op dezelfde plaats staat nu het Pannenkoeken Restaurant. De (enige) ober in '39 in het hotel was Roel Volmer, later getrouwd met de dochter Pien van de eigenaar. Zij hebben jarenlang het tweede hotel gerund. Mijn vader heeft mij uitgebreid de stellingen op de Berg laten zien. Hij wist er iedere loopgraaf, schuttersputje en kazemat gecamoufleerd en wel te vinden. Hij vertelde mij er Koningin Wilhelmina rondgeleid te hebben in de stromende regen. De Koningin wist van geen ophouden tot groot verdriet van een paar vergezellende generaals!
Generaal Winkelman was opperbevelhebber geworden. Hij ging er van uit dat de Hollandse Waterlinie, vroeger dé verdedigingslinie van hartje Holland aan waarde had ingeboet omdat de moderne artillerie van buiten deze linie Amsterdam makkelijk onder vuur kon nemen. De Grebbelinie was daarmee tot de voornaamste verdedigingslinie verheven. In deze linie nam de Grebbeberg een sleutelpositie in. Mijn vader had dan ook de opdracht de Berg tot het einde te verdedigen. Hij wist wat hem te wachten stond en dat het uiterste van hem en zijn mensen verlangd zou worden bij een Duitse aanval. Alles in de hoop dat de Engelsen en de Fransen nog tijdig te hulp zouden schieten.
Bij het inrichten van de verdediging had mijn vader te kampen met allerlei beperkende regels en uiteraard tekorten. Zo mochten er bijvoorbeeld geen bomen geruimd worden om het schootsveld vrij te maken omdat het Ministerie van Oorlog geen geld had om de eigenaren schadeloos te stellen. Toen uiteindelijk in de laatste dagen voor de Duitse inval de toestemming tot ruimen kwam kon er nog wel gekapt worden maar de tijd ontbrak om de op de grond liggende stammen weg te halen, die uitstekende dekking boden aan de oprukkende vijandelijke infanterie.Tijdens de mobilisatieperiode heeft mijn vader tegen mijn moeder gezegd: "Als de oorlog uitbreekt moet je mij niet terug verwachten. Terugtrekken mag en kan ik niet en mij overgeven zal ik nooit". Mijn moeder heeft mij dat verteld in Scheveningen op de morgen van 10 mei.
Op je vraag of het achteraf gezien een vergeefse zaak is geweest waarvoor mijn vader gesneuveld is kan ik het volgende antwoord geven. In het Duitse oorlogsplan was 24 uur uitgetrokken om Nederland te overrompelen en Koningin en Regering gevangen te nemen. Het laatste is hen niet gelukt en Holland bezetten heeft 5 dagen gekost, het zuiden nog een paar dagen langer.
En dat alles met veel en veel meer verliezen dan waarop gerekend was. Dit heeft absoluut bijgedragen tot het opgeven van het plan voor de invasie van Engeland. Nederland heeft daarmee zeker een aandeel geleverd in de geallieerde inspanning die heeft geleid tot de uiteindelijke overwinning.Mijn vader was zoals ik al eerder heb gezegd een militair in hart en nieren. Bij de benoeming legt een officier ten overstaan van zijn commandant en regiment de volgende eed af met zijn hand aan het vaandel van zijn regiment: "Ik zweer trouw aan de Koningin, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig".
Hij wordt daarbij gewezen op de enorme betekenis van deze eed en op de mogelijke consequenties ervan. Mijn vader heeft in mei deze consequenties koel onder ogen gezien en aanvaard zoals ik ook niet anders van hem verwacht had. Mijn moeder heeft de Militaire Willemsorde, postuum aan mijn vader verleend, op het ereveld op de Grebbeberg in 1945 in ontvangst mogen nemen. Na de uitreiking heeft Koningin Wilhelmina een persoonlijke brief aan mijn moeder geschreven.
Bron: uitgave Oud Rhenen van de Historische Vereniging
Oud Rhenen (HVOR) no. 2 (blz. 5 t/m 11) van mei 2005
|