Houwitsers van 12 cm

In de meidagen van 1940 had het Nederlandse leger twee typen houwitsers van 12 cm in gebruik. Dat waren een Krupp en een Bofors vuurmond, beiden ontwerpen van voor WOI.

Klik hier voor een uitvergroting
Bofors 12 hw lang 14 in het veld.
In de periode voor WOI werd de artillerie organisatie in het Nederlandse leger veelvuldig gewijzigd. Zo werd aan de vooravond van de oorlog een vierde afdeling aan de artillerieregimenten (veldartillerie) toegevoegd. Daardoor bestonden de regimenten uit 48 vuurmonden. Bovendien deed men proeven met 12 cm houwitsers, waarbij zowel de Krupp als de Bofors werden getest. Het leidde tot plannen om twee afdelingen lichte houwitsers op te richten, die in 1917 ook daadwerkelijk het levenslicht zagen in het 3e Regiment Vestingartillerie. Een afdeling met Krupp houwitsers en een met Bofors houwitsers.

Na WOI werd een aantal Bofors houwitsers bijbesteld. De Krupp houwitsers kwamen vermoedelijk niet meer in aanmerking omdat de Duitse bewapeningsindustrie was gesloten door het Traktaat van Versailles. Het contingent Bofors houwitsers werd uitgebreid tot 50 stuks, het contingent Krupp bleef op 10 vuurmonden staan.

Nadat ook 15 cm houwitsers waren aangeschaft werden de acht veldartillerie regimenten tijdens het interbellum gevormd met twee afdelingen 7-veld en een derde afdeling met 12 of 15 cm houwitsers. De 12 cm contingenten - in 1.RA, 2.RA, 4.RA en 7.RA - werden met ieder 12 Bofors houwitsers uitgerust. Twee vuurmonden werden als reserve achter de hand gehouden. De tien Krupp 12 cm houwitsers werden uit de actieve bewapening genomen en opgeslagen.

Toen tijdens de mobilisatie sterke behoefte aan extra artillerie bestond, onder meer wegens de uitblijvende leveringen van bij de AI bestelde 10-veld en in Duitsland bestelde 220 stuks 10.5 cm houwitsers [lFH.18], werd opgeslagen uitgefaseerd geschut geherintroduceerd. Zo kwamen acht van de tien Krupp 12 cm houwitsers terug in de actieve bewapening door vorming van de 27e Afdeling Artillerie, die bij de Groep Merwede met acht vuurmonden Krupp 12 cm werd uitgerust.

De houwitsers van Krupp en Bofors ontliepen elkaar niet veel qua ontwerp, met uitzondering van het alleen bij de Bofors aanwezige pantserschild. Dat hoeft niet te verbazen. De Zweedse en Duitse industrie werkten voor WOI al samen en die samenwerking zou zich zelfs tot diep in WOII voortzetten, hoewel Zweden na 1939 die samenwerking om begrijpelijke reden een obscuur karakter gaf. Hoe sterk beide vuurmonden in Nederlands gebruik op elkaar leken, bleek wel uit het feit dat de AI zonder probleem patronen [brisantgranaat en granaatkartets] ontwikkelde en construeerde die door beide vuurmonden konden worden afgevuurd. Ook de merkeigen munitie was met beide vuurmonden te gebruiken.

Beide houwitsers hadden een beperkt bereik. De looplengte was dan ook kort te noemen, maar geheel volgens het procedé dat in het betreffende era van ontwikkeling gebruikelijk was voor houwitsers, en wel dat kaliber en looplengte min of meer gelijk waren. De Krupp houwitser was kaliber 12 lang 12, de Bofors 12 lang 14. Hoewel de Bofors dus een 15%  langere loop had, schoot het met exact dezelfde (gescheiden) munitie als de Krupp even ver als de laatste, 6.100 meter. Ook de mondingssnelheid - aangeduid in V0 [Vee nul] - was volgens de gegevens voorhanden exact gelijk, met 300 m/s. Of de officiële gegevens die vermeld zijn in de terzake beschrijvende literatuur accuraat zijn, is onzeker. Er moet een V0 variatie tussen beide vuurmonden hebben gezeten, gezien de gelijke uitgangswaarden voor munitie en kaliber, maar de onderscheidelijke looplengte. De Bofors moet een enigszins betere drachtprestatie hebben gehad t.o.v. de Krupp.

De maximale vuursnelheid voor beide vuurmonden was eveneens gelijk met 5 granaten per 2 minuten. Die maximale vuursnelheid was traag voor de omstandigheden waarin men in 1940 opereerde. Ze werd bovendien slechts bereikt met een goed geoefende stuksbemanning van zes kanonniers en stukscommandant. Beperkende factor bij toenmalige vuurmonden die schoten met gescheiden munitie, was de laad en herlaad actie. Die actie was arbeidsintensief, hoewel beide houwitsers reeds met hulphulzen werkten. Het proces van gebruik van een losse huls waarin drijflading en slaghoedje worden geplaatst en waar de granaat op wordt gezet, in tegenstelling tot een patroon met losse kruitzakken en ontsteking laden. Het betekende niet alleen dat de gasafsluiting bij ontsteking niet geheel op de vuurmondafsluiter [sluitstuk] werd afgewenteld, maar tevens een veel minder grote vervuiling van de kamer [binnenzijde kulas].

De meidagen van 1940

Gedurende de meidagen kwamen de 12 cm houwitsers van slechts twee regimenten belangrijk in actie. Dat waren III-2.RA [Zuid-Holland, omgeving residentie] en III-4.RA [Grebbelinie]. De derde afdeling van 1.RA [Amersfoort] en 7.RA [III.LK] zagen nauwelijks lonende doelen voor de lopen verschijnen. De afdeling 27.AA [Groep Merwede, Gorinchem], die als enige met twee batterijen 12 lang 12 was uitgerust, kwam zelfs in het geheel niet in actie.

Kenmerken

Fabriek: Bofors [Krupp]
Type aanduiding: 12 hw lang 14 [12 hw lang 12]
Kaliber: 12 cm.
Materiaal: nikkelstaal [Staal]
Lengte loop: 1.725 cm. [1.440 cm.], getrokken
Vuursnelheid: 5 schoten per 2 minuten maximaal (gedurende max. 5 min.)
Aanvangssnelheid: 300 m/sec.
Munitiesoorten: - brisantgranaat (bg)
- granaatkartets (stalen gkt, met 628 kogels van 16 gr.)
- oefeningsspringbrisantgranaat (osbg)
Gewicht: 1.610 kg. (inclusief schild) [1.177 kg (exclusief schild)]
Max. dracht: 6.100 m.
Tractie: 6 paarden normaal beslag stuk, 4 paarden voor munitiecaisson
Bemanning: zes kanonniers met stuksbemanning
Aantal beschikbaar mei 40: 50 stuks Bofors, waarvan 48 actief inzetbaar
10 stuks Krupp, waarvan 8 actief inzetbaar
2078