Landsverk M.36 / M.38 - Pantserwagen
In 1937 drong de toenmalige chef-staf van ons leger, generaal I.H. Reynders, aan op de aanschaf van enkele honderden tanks en lichte pantserwagens. De inzichten kwamen laat; niet zo zeer bij de legerleiding, maar wel bij de politiek om fondsen vrij te maken. Op dat moment waren wij al in bezit van de Landsverk M.36 en was de Landsverk M.38 al in bestelling. Samen met een zevental DAF M.39 pantserwagens zouden deze 24 Landsverk pantserwagens (plus 2 onbewapende commandowagens) in de meidagen de enige moderne bewapende pantserwagens van ons leger in de meidagen blijken te zijn.
In 1934 onderzocht de Commissie Pantserautomobielen diverse types pantserwagens, onder andere van fabrikanten Fiat, Citroen, Renault en Landsverk. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek werd in december 1934 bij de firma AB Landsverk (te Landskrona, Zweden) een 12-tal (plus één reserve chassis) Landsverk L181 pantserwagens besteld, die hier de M.36 zou gaan heten en zou worden ingedeeld bij het 1e Eskadron Pantserwagens (Esk Paw). Het was een Zweedse opbouw op een Daimler-Benz chassis, plus modificatie van een 2 cm naar een 3.7 cm kanon en een extra mitrailleurpositie in het achterpantser. In 1937 werd besloten een nieuwe order te plaatsen bij AB Landsverk voor 12 wagens (plus één reserve chassis) van het type L180, een licht gewijzigde versie van de L181 op een Büssing-NAG chassis. Deze wagens M.38 zouden het 2e Esk Paw gaan vormen.Bovendien werden 2 zogenaamde commandowagens gekocht. Dit waren type L180 wagens, zonder kanon en coaxiale mitrailleur. In de plaats hiervan werd een tekentafel in de toren gebouwd. Een aantal extra episcopen (kijkers die uit het pantser steken waardoor gekeken kan worden bij gesloten pantser) vergrote het beeld. Slechts een enkele mitrailleur bleef als bewapening bestaan, met de mogelijkheid voor een tweede in het achterpantser. Wel werd in de toren een houten nepkanon aangebracht ter voorkoming van herkenning als commandovoertuig!
Het eerste pantserwagen onderdeel (1 Esk Paw) van ons leger werd opgericht op 1 april 1936 met de M.36 (L181), waarna in 1938 de oprichting van het 2e eskadron plaats vond, wat werd uitgerust met de M.38 (L180).
De pantserwagens van het Zweedse Landsverk waren in mei 1940 vrij modern. De bewapening met een 37 mm kanon was voor die tijd zeer zwaar. De Duitse en Franse zware pantserwagens - die we kunnen vergelijken met de Landsverk - waren allen lichter bewapend. De Duitsers hadden als zwaarste bewapening een 20 mm kanon, maar meestal een of twee mitrailleurs en de Fransen hadden als zwaarste bewapening een 25 mm kanon. Het chassis van de Landsverk daarentegen was niet bijzonder modern. Het was te stijf, en ongeschikt voor ruig terrein. De op de M.38 meegevoerde stukken "rupsband" konden om de achterwielen worden gebracht om beter uit een slecht terrein te geraken. Dat dit in vredestijd praktisch was, maar onder vuur ondoenlijk, is duidelijk. De nadelen van de stijfheid van de Landsverk pantserwagens bleek al snel, nadat in januari 1940 al 13 wagens M.40 (Pantrado's) waren besteld bij DAF ter vervanging van de bijna versleten M.36!
De pantserwagens die organiek ingedeeld waren bij de Lichte Divisie waren in 1940 deels in Vesting Holland gestationeerd. Zo stonden ondermeer bij het vliegveld Ypenburg twee pelotons. De andere twee pelotons stonden ter beschikking van de commandant Vesting-Holland. De wagens van het 2e Esk Paw waren op 10 mei verdeeld over 1RH en 4RH, respectievelijk het noordelijk en het zuidelijk deel van de Grebbelinie. De lichte divisie, die organiek over 24 moderne pantserwagens beschikte, had op 10 mei dus geen pantserwagen in haar gelederen!
Op basis van de ervaringen met de Landsverk zou DAF de pantserwagen M.39 (Pantrado) ontwikkelen, een zeer moderne zeswielige pantserwagen, die uiterlijk een afgeleide leek van de Landsverk, maar in feite qua technisch ontwerp en grote meer leek op de toen internationaal bekende vierwielige modellen zoals de Franse Panhard en de Britse Alvis-Straussler (aangeschaft door het KNIL). De bewapening was gelijk aan de Landsverk en het ontwerp van de toren sterk gelijkend.
De revolutionaire autonome pantserkast van de wagen was echter uniek op dat moment, en het onderstel van de wagen had veel ervaringen in zich van de trado. De trado (samenstelling uit de namen van haar ontwerpers: van Trappen / van Doorne) was een eigen ontwikkeling van DAF in samenwerking met militairingenieur Van Trappen. Deze trado was een voertuig wat speciaal was ontwikkeld om zware artilleriestukken uit ruw terrein te kunnen halen. Het had onder meer een onafhankelijke wielophanging zodat oneffenheden heel makkelijk konden worden genomen.
Van deze DAF M.39 Pantrado pantserwagens, bedoeld om in 1939 het 3e Esk Paw te vormen, waren er op 10 mei pas 8 bewapend afgeleverd plus 4 vermoedelijk zonder bewapening. Van deze twaalf stonden er 4 bij de fabriek voor reparaties. Van het lot van deze laatste vier is tot vandaag niets bekend. Ze zijn op 10 mei met spoed geleverd aan de 4e Compagnie KMD te Den Bosch. Hierna ontbreekt ieder spoor. Voorts waren er al onderdelen aanwezig in Eindhoven voor de serie van 13 bestelde M.40 Pantrado's.
Twee pelotons van ieder drie M.39 wagens zijn actief geweest in de meidagen; mogelijk ook nog een derde peloton van twee wagens. Het eerste peloton was vanuit het Depot Cavalerie [Alexander / Frederik kazerne Den Haag] ingedeeld bij het AHK als beveiligingseenheid. Een tweede peloton is bij Rijswijk actief geweest, waarvan een wagen later bij Overschie de Nederlandse aanval ondersteunde (14 mei). Deze wagens, voor zover niet uitgeschakeld (een zwaar beschadigd bij Rijswijk, drie de zee ingereden na de capitulatie - maar vermoedelijk hersteld), zouden later dienst doen in het Duitse leger in Rusland (Panzerspähwagen DAF 201). Naar verluid zijn ze in 1942 uitgefaseerd (voor zover niet verloren gegaan).
Ons leger beschikte verder nog over enkele oudere pantserwagens. Deze waren o.a. van het type Vickers Carden-Lloyd (een soort bren-carrier met een Vickers zMG) uit 1930, genaamd Panter, Lynx, Jaguar, Poema en Luipaard. Verder hadden we drie door de Artillerie Inrichtingen omgebouwde Morris vrachtwagens. Ze werden Bison, Buffel en Wisent genoemd. Deze laatste wagens waren volkomen ongeschikt voor het gevecht, maar waren op 10 mei nog steeds in onze gelederen opgenomen. Deze oude pantserwagens waren vrijwel allemaal ingedeeld bij de huzaren voor de Grebbelinie. Twee oude Carden-Lloyds waren op vliegveld Waalhaven bij Rotterdam gestationeerd.
De M.36 en M.38 pantserwagens zijn succesvol ingezet tijdens de vijfdaagse oorlog in mei 1940. Daar waar zij in contact met de vijand kwamen bleken zij het moderne gevecht goed aan te kunnen. In feite is geen enkele pantserwagen daadwerkelijk in een gevecht uitgeschakeld. Wel bleek het pantser kwetsbaar, en gaven in het bijzonder de naden tussen bewegende delen zoals toren, luiken en deuren problemen met luchtdichtheid en smelten van isolatierubber door vijandelijk vuur. Uitval van de wagens ontstond echter louter door ongelukken, motorstoring of schade door het bombardement op Ypenburg. Enkele wagens raakten wel (bij Ypenburg) zwaar beschadigd door vuur van de vijand. Met name het motorcompartiment met het louvre-pantser voor de radiateur bleek erg kwetsbaar.
De gevechten op de Veluwe, in het bijzonder bij Voorthuizen, met de SS Leibstandarte Adolf Hitler en de 227. ID zijn, samen met de zeer intensieve inzet bij de verdediging van het vliegveld Ypenburg tegen de luchtlandingstroepen, de meest aansprekende gevechtsaanrakingen van de Landsverk pantserwagens met de Duitsers.
Na de capitulatie zijn enkele Landsverk pantserwagens door de Duitsers als "beute" ingezet (onder de militaire benaming Panzerspähwagen L202), onder meer binnen de gelederen van de 227.ID en door de Grüne Polizei. Er zijn foto's bekend van deze wagens in Duitse dienst in Frankrijk.
Kenmerken
Fabrikant: | A.B. Landsverk te Landskrona (Zweden) |
In de bewapening: | periode 1936 - 1940 |
Aantal: | 26 (12 M.36, 12 M.38, 2 M.38 commando) |
Indeling: | 1 Esk Paw, 2 Esk Paw |
Taak: | Verkenning, beveiliging (op flanken en vleugels), onderhouden van verband, snel verplaatsbare vuur-reserve, ter ondersteuning van de infanterie en in vredestijd bij binnenlandse onlusten ter ondersteuning van de politie. |
Optiek: | Nedinsco te Venlo |
Bewapening: | 1 kanon 37 mm. geleverd door Bofors (semi-automatisch met een electrische- en mechanische afvuurinrichting), 3 mitrailleurs M.20 (7.9 mm.) |
Munitie: | brisant en pantserbrisantgranaten |
Bemanning: | 5 man (2 chauffeurs, 2 schutters, commandant) |
Gevechtsgewicht: | ca. 7000 kg. |
LxBxH: | 5.87 x 2.24 x 2.33 m. |
Chassis & motor: | Daimler-Benz (M.36), Büssing NAG (M.38) |
Motorvermogen: | 150 pk |
Actieradius: | 306 km. |
Max. snelheid: | ca. 60 km/u vooruit, ca. 40 km/u achteruit |
Pantsering: | toren: 9 mm., rest 5 mm. |
Bijzonderheden: | 2 stuurinrichtingen en twee bestuurders; beschikte niet over radio of intercom; vast onderstel en carrosserie. |
N.B.: De Landsverk pantserwagen in het Cavaleriemuseum te Amersfoort [zie interieur en exterieurfoto's hieronder] is een uit Ierland afkomstige wagen - aangeschaft in 1982 - en is in geringe mate afwijkend van de M.36 en M.38 die wij hier in Nederland in dienst hadden.
Beeldmateriaal 1936 - 1940
Beeldmateriaal interieur
Onderstaande foto's zijn gemaakt in het Cavaleriemuseum te Amersfoort.
Beeldmateriaal exterieur
Onderstaande foto's zijn gemaakt in het Cavaleriemuseum te Amersfoort.