Levend schild voor Duitse soldaten

Veteraan Jagtenberg: Prof. Amersfoort verdedigt schending oorlogsrecht door SS

Door Herman Postema

Na 65 jaar is schrijven over de oorlogsdagen van 1940 nog altijd een omstreden bezigheid. Zeker wanneer de publicatie over de Grebbeberg gaat. Dat ondervond prof. dr. H. Amersfoort, die onlangs zijn tweede boek over deze kwestie publiceerde. Al voordat 'Ik had mijn roode-kruis band afgedaan' verscheen, brandde de discussie over schendingen van het oorlogsrecht opnieuw in alle hevigheid los.

In de publieke opinie ontstaat in de naoorlogse jaren een vijandbeeld dat door de geschiedschrijving is overgenomen, concluderen Amersfoort en zijn collega Kamphuis in 1990 in hun boek 'Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied'. Het boek lokt veel negatieve reacties uit. Amersfoorts tweede boek over deze materie is te beschouwen als een voorloper van de komende herdruk van 'Mei 1940'.

"Schendingen van het oorlogsrecht zijn aan beide zijden voorgekomen. Dit waren steeds incidenten en betroffen nergens structurele overtreding van de wetten." Dat is de belangrijkste conclusie van Amersfoort. Hij heeft naar eigen zeggen geen uitputtend onderzoek gedaan naar het onderwerp. Toch toont de bijzonder hoogleraar militaire geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam in zijn boek aan dat "militairen, zowel Nederlandse als Duitse, zich in mei 1940 over het algemeen aan het oorlogsrecht hebben gehouden."

Veteranen van 8 R.I. (achtste regiment infanterie) zijn het fundamenteel oneens met Amersfoort. "Dit is een huichelachtig boek", zegt W. D. Jagtenberg. De 89-jarige ex-frontsoldaat weet uit eigen ervaring van schendingen van het oorlogsrecht door SS'ers van II-SS Standarte Der Führer.

Op de avond van 10 mei 1940, kort nadat de Duitsers op de Wageningse Berg aankomen, starten zij met een artilleriebeschieting van de voorpostenstrook tussen de Grebbeberg en Wageningen. Helemaal vooraan ligt de sectie van Jagtenberg.

Al bij de eerste beschietingen van de volgende ochtend raken alle telefoonverbindingen buiten werking. Nadat de eerste aanval van de SS-stoottroepen is afgeslagen, krijgt Jagtenberg opdracht om bij de commandopost - 750 meter terug richting Grebbeberg - te vragen wat zijn sectie moet doen. Sluipend door greppels komt hij bij een bevende kapitein aan, die van angst geen woord meer weet uit te brengen.

Schnapps

Terug naar zijn schuttersputje voelt Jagtenberg zich uitgeput. Onderweg komt hij langs een Rode-Kruispost, waar hij ziet dat de Duitsers zijn sectie inmiddels hebben gevangengenomen.

Hij verschuilt zich, maar kort hierop vinden de SS'ers hem. "Ze schreeuwden - sommigen met schuim op hun mond - dat we allemaal boven op de stelling moesten gaan staan. Daar zouden we worden doodgeschoten. De mitrailleur stond al klaar. De soldaten hadden duidelijk veel Schnapps gedronken", blikt Jagtenberg terug.

Gelukkig komt op dat moment een SS-kapitein aangerend, die verbiedt de krijgsgevangenen neer te schieten. Jagtenberg belandt van de regen in de drup. Hij en de zijnen vertrekken als levend schild ter bescherming van de Duitse militairen naar Wageningen.

Daar dient hij als 'trekdier' om Duitse kanonnen van Wageningen naar de Grebbeberg te slepen. Onderweg treft een Nederlandse kogel zijn knie. Dat betekent voor Jagtenberg het einde van de oorlog. Een halve dag later vindt de vijand de gewonde soldaat in een greppel. Een dode SS'er ligt broederlijk naast hem. "Voor zijn sterven hebben we elkaar de hand gegeven", zegt Jagtenberg bewogen.

Vertekening

De 89-jarige veteraan hoort na de oorlog van diverse ex-collega's vergelijkbare verhalen. "Wat in de voorpostenstrook van de Grebbelinie gebeurde, was een systematische en geroutineerde schending van het oorlogsrecht. En dat is algemeen bekend." Hij is het daarom fundamenteel oneens met Amersfoort.

Volgens de hoogleraar is voor massale schending van het oorlogsrecht geen enkel bewijs gevonden. "Er zijn veteranen die hier anders tegenaan kijken", weet hij. "Zij moeten verder met hun afschuwelijke herinneringen. Daar doe ik niets van af, maar de werkelijkheid is ingewikkelder. Ik kan niets met verhalen van horen zeggen. Er gebeurden in de voorpostenstrook ook heel andere dingen dan overtredingen van het oorlogsrecht. Veel krijgsgevangenen zijn goed behandeld door SS'ers. De visie van Jagtenberg is niet hard te maken." De nadruk op het criminele karakter van SS'ers - waar commandanten van concentratiekampen uit zijn voortgekomen - is volgens Amersfoort ontstaan na vijf jaar Duitse bezetting. "Veel getuigenverklaringen zijn na de oorlog opgesteld. In de oorlogsjaren is door veteranen natuurlijk gesproken over de oorlogsdagen. Een vertekening van de werkelijkheid treedt dan makkelijk op."

De auteur constateert dat geschiedschrijvers als E. H. Brongers en dr. L. de Jong, die veelgelezen boeken schreven over de strijd aan het Grebbefront, "bezig zijn met de beschrijving van hun verontwaardiging en niet met een verklaring voor de schendingen. Daar heb ik naar gezocht."

Humanitair oorlogsrecht

Het oorlogsrecht moet - hoe vreemd dat ook klinkt - de humaniteit waarborgen op een plaats waar deze van nature ver is te zoeken: het slagveld. In het heetst van de strijd leeft niet iedereen de regels altijd na. "Dit thema is logischerwijze omgeven met veel emotie en onjuiste beeldvorming", zegt Amersfoort.

In het boek trekt de plaatsvervangend directeur van het Instituut voor Militaire Geschiedenis - onderdeel van de Koninklijke Landmacht - alleen kwalitatieve conclusies. "Daarmee wil ik duidelijk maken dat het schenden van oorlogsrecht niet zit in Duitsers of in Nederlanders, maar overwegend in het gevecht zelf. De spanning van het gevecht en de drang om te overleven, zorgen ervoor dat mensen in kritieke momenten zich niet aan de ingeprente regels houden. De diverse schendingen van oorlogsrecht zijn nergens structureel, maar betreffen steeds incidenten."

Een van de meest omstreden voorbeelden van Amersfoort en Kamphuis in 1990 betreft de 'kwestie-Migchelbrink'. Dienstplichtig soldaat G. Migchelbrink behoort tijdens de oorlog tot de laatste sectie in de voorpostenstrook, die op 11 mei 1940 de strijd tegen de Duitsers moet staken. Als hij en zijn makkers zich willen overgeven, schieten SS'ers hem en twee andere krijgsgevangenen neer. Alleen de derde overleeft de schietpartij.

Amersfoort: "Door de jaren heen is steeds aangenomen dat Migchelbrink, toen hij uit de loopgraaf kwam, op de Duitsers zou hebben geschoten. Twee van hen sneuvelden daarbij. Dat blijkt uit een ongedateerde verklaring van sergeant Meijerink, die ooggetuige was."

Na de publicatie van 'Mei 1940' in 1990 brandt een felle discussie los. Kan iemand met een herlaadbaar geweer zo snel twee Duitsers doodschieten? Kan hij met zijn persoonlijke wapen, een pistool, zo gericht schieten? Aan Duitse kant ontbreken documenten om de lezing van Meijerink te bevestigen.

In zijn jongste boek komt Amersfoort tot een alternatieve verklaring op basis van nieuw materiaal. "Mogelijk heeft Migchelbrink een woordenwisseling gekregen met de Duitsers en is dat voor hem dodelijk geworden." Deze kwestie is er volgens Amersfoort "typisch één waarover we na 65 jaar geen afdoend antwoord meer zullen krijgen." Overlevenden spreken elkaar tot op de dag van vandaag tegen.

Heraut

Jagtenberg kan zich nog steeds opwinden over de publicatie van de 54-jarige Amersfoort. "Wat weet die blaag van de oorlog?" zegt de bejaarde ex-frontstrijder. Om zijn frustratie te verwerken, heeft hij de brochure 'Geschiedvervalsing over de meidagen van 1940' geschreven. Ook spande hij in 2000 een rechtszaak aan tegen de hoogleraar. "Ik wacht nog steeds op de tweede druk van het boek uit 1990. Amersfoort heeft beloofd dat hij een aantal van zijn formuleringen daarin zal herzien", zegt Jagtenberg.

Veel verwachting heeft hij hier niet van. "Als ik de nieuwe monografie van Amersfoort lees, zie ik wel nuanceverschillen, maar geen terugname van zijn fantasieën. 'Ik heb mijn roode-kruis band afgedaan' is een heraut om het Nederlandse volk voor te bereiden op de inhoud van de tot nu toe geheime tweede druk van 'Mei 1940'."

Jagtenberg ziet met vrees uit naar de verschijning van deze herdruk. "Ik ben bang dat dit bij de herdenkingen gebeurt, en dat er dingen in staan waarvan wij door de grond gaan. Ons incasseringsvermogen is niet meer zo groot."

De herdruk verschijnt, zo stelt Amersfoort, "echter niet op 10 mei. Dat zou voor bepaalde mensen niet goed zijn."

Bron: het Reformatorisch Dagblad - Internet Editie van woensdag 6 april 2005

191