Onbekende soldaat
Er is een graf op de Grebbeberg,
Waarin zij rusten zij aan zij,
Vaak ligt een helm op de witte aarde,
Op een bordje staat hun naam er bij.
Hoog boven de graven zingen de dennen
Hun woordeloos lied, dat eeuwig klinkt,
Op doorschoten tak zit een merel te fluiten,
Terwijl de wind door de boomen zingt.
En over de graven geuren de bloemen,
Door vriendenhanden daar neergelegd,
Door iedere roos, door iedere anjer,
Wordt iets van liefde en leed gezegd.
Daar rusten, daar slapen de vele helden,
Van wie ik op bordjes de namen zie,
Het zijn de mannen van vele wapens,
Van 8, van 19, van 11 R.I.
Ik zie ook vele witte bordjes,
Waarop geen naam geschreven staat,
Waarop men enkel kon vermelden:
"Hier rust een onbekend soldaat".
Ik heb gestaan bij de marmeren graven,
In 't mooie Brussel, in 't schoone Parijs, -
Hier spreekt geen marmer zijn koude sprake,
Hier is het wat zand, als de dood zoo grijs.
Hier zijn geen gouden letters gebeiteld,
Hier spreekt slechts wat verf uit een schildershand,
Hier rusten onder de hooge dennen,
Onbekende soldaten van Nederland.
Waar stond hun wieg? Hoe was hun leven?
Dat naamloos daar liggen doet even pijn,
We weten alleen dat ze dapper streden
En als helden voor het land gevallen zijn.
Ons volk wil ook hen in zijn eerbied doen deelen,
Al is hun graf met geen naam getooid,
Door milde handen zijn tallooze bloemen,
Op 't graf van d' onbekenden gestrooid.
Als de moeders staan bij de witte graven,
Dan valt er een traan langs een rimpelend gelaat,
Haar zoon is ook in den strijd gebleven:
"Jij had ook een moeder, onbekende soldaat."
Er liggen onder de ruischende dennen,
De onbekenden in stille vreê,
Wij weten geen namen, wij nemen enkel
Dat graf zonder naam in gedachten mee.
HAVANHA.
Bron: uitgave van de Militaire Spectator van november 1940