'Ons vergelijken met SS, is een leugen!'

Grebbeberg-veteraan vecht tot laatste snik tegen geschiedschrijvers van Defensie

In de week waarin het kabinet besliste Nederlandse troepen naar de Hoorn van Afrika te sturen, onderneemt een veteraan uit een andere oorlog in een andere eeuw actie tegen geschiedschrijvers van het eigen ministerie van Defensie. Want, zo zegt Wim Jagtenberg (84): "Binnenkort komt de tweede druk uit van 'Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied'. Hierin wordt gesteld dat wij ons op de Grebbeberg net zo schuldig hebben gemaakt aan schending van het oorlogsrecht als Hitlers SS! Die leugen moet worden gerectificeerd. Al was het alleen voor mijn 280 kameraden die daar zijn gesneuveld. Pas dan kan ik met een gerust hart sterven."

Door Charles Sanders

WAGENINGEN, zaterdag 14 oktober 2000. We staan op de Grebbeberg voor het graf van majoor W.P. Landzaat, ridder Militaire Willems Orde. Zijn laatste woorden, voor hij op 11 mei 1940 door infanteristen van de SS Leibstandarte Adolf Hitler werd doodgeschoten: "Ik ben hier aangesteld om de Grebbeberg te verdedigen en dat doe ik tot de laatste kogel."

Wim Jagtenberg zoekt steun bij zijn vrouw. De veteraan raakte op diezelfde dag, ruim zestig jaar geleden, oorlogsinvalide toen hij door de Duitsers als krijgsgevangene werd gedwongen een stuk artillerie in de richting van de berg voort te trekken. In strijd met het in het Verdrag van Genève opgenomen oorlogsrecht gebruikten de nazi's hem en zijn kameraden als levende schilden, zelf liepen ze relatief veilig door de bedding van een sloot, hun automatische wapens op de verslagen Hollanders gericht. Veel van Jagtenbergs vrienden stierven op deze wijze door eigen vuur, ook Jagtenberg zelf werd door een Nederlandse kogel in zijn been getroffen.

Ongelijke strijd

Hij praat er maar met moeite over, want de 84-jarige wil vooral niet als held worden neergezet. "Onze karabijnen stamden uit 1890, we hadden amper een schietbaan gezien, waren totaal niet opgewassen tegen die met Schmeisser pistoolmitrailleurs bewapende, goed getrainde en in de oorlog met Polen geharde Duitsers. Het was een ongelijke strijd, ook mentaal. Wat die SS'ers te veel hadden, hadden wij te weinig. Alleen al met die wetenschap in het achterhoofd kan iedereen concluderen dat 'Mei 1940, de strijd op Nederlands grondgebied' vol leugens en halve waarheden staat."

Pijnlijk genoeg voor de veteranen is het boek geschreven door wetenschappers van de Sectie Militaire Geschiedenis Koninklijke Landmacht (SMG), een onder het ministerie van Defensie vallende en door hetzelfde departement gefinancierde afdeling. Dr. P.H. Kamphuis en professor H. Amersfoort ontketenden een storm van protest toen zij beweerden dat Hollandse soldaten zich op de Grebbeberg net zo schuldig hadden gemaakt aan schending van het oorlogsrecht als de beruchte SS. De eerste druk van het boek verscheen in het najaar van 1990 en sinds die tijd knokt Wim Jagtenberg voor eerherstel.

Deze week bereikte zijn strijd een voorlopig hoogtepunt. Omdat Kamphuis en Amersfoort de laatste hand leggen aan de tweede druk van hun omstreden werk, schakelde de invalide veteraan een strafadvocaat in om in de herfst van zijn leven alsnog zijn recht te halen.

Mr.dr. G.G.J. Knoops, zelf reserve-officier bij het Korps Mariniers en in het verleden al vaker steun en toeverlaat van oud-strijders, deed minister Frank de Grave (Defensie) gisteren een brief toekomen met het verzoek in te grijpen.

Letterlijk schrijft de strafpleiter, die ooit actie ondernam tegen de komst van deserteur Poncke Princen: "Excellentie. In het boek van de Sectie Militaire Geschiedenis beschuldigen de schrijvers onze militairen, van wie menigeen zijn leven op de Grebbeberg gaf voor de Nederlandse staat, eenzelfde schending van het oorlogsrecht te hebben begaan als de Duitse invallers. Zonder deugdelijk historisch bewijs; juiste raadpleging van de archieven brengt heel andere feiten naar voren. Zoudt u willen bezien op welke wijze hier alsnog een vorm van rectificatie c.q. rehabilitatie kan worden gerealiseerd? Ooit heeft men mij in mijn militaire loopbaan gezegd De eer van een soldaat is het laatste wat hij uiteindelijk op het slagveld nog heeft. Ik meen dat deze eer moet worden beschermd, zeker als het gaat om soldaten die destijds hun leven gaven en zich niet meer te weer kunnen stellen tegen de aantijgingen in dit boek."

Op het militaire ereveld van de Grebbeberg staat Wim Jagtenberg stil bij het graf van dienstplichtig soldaat Jo Holleman, een eenvoudige kok, hij stierf op 27-jarige leeftijd. "Op 9 mei 1940 moesten wij veertig stellingen op 1200 meter voor de Grebbeberg innemen. Ik zat bij het 8e Regiment Infanterie, moest als seiner de verbinding met onze kapitein, 750 meter verderop, in stand houden. Voor ons begon de oorlog twee dagen later, zaterdagochtend, en toen de eerste granaten insloegen, deed de telefoon het niet meer. We waren totaal omsingeld door de SS."

Even zwijgt hij, denkt hij terug aan zijn kameraden van toen. Dan vervolgt Jagtenberg: "Ik heb onze commandopost nog kunnen bereiken, maar daar bleek de kapitein huilend van angst in een hoekje te zitten. Na de vuurpauze kwamen de stoottroepen, ik herinner me nog luitenant Kranenbrug, een dappere kerel. Hij bleef vechten, trok zich zelfs niets aan van de fluitende granaten... Toen ik terugkeerde naar mijn eigen groep, bleek iedereen krijgsgevangen te zijn gemaakt. De Duitsers liepen door de sloot en wij moesten hun geschut over de weg richting Hollandse stellingen trekken. Toen ik met een kogel van mijn eigen kameraden in mijn been in de berm viel; lag daar een SS'er die in zijn nek was getroffen en langzaam leegbloedde. Vlak voor hij stierf, gaf hij me een hand."

Maar de meeste doden vielen aan Nederlandse zijde en bijna altijd nadat de Duitsers de Hollandse soldaten als levende schilden hadden gebruikt. Op de Grebbeberg was de ongelijke strijd na één dag van felle gevechten voorbij. De zwaargewonde Jagtenberg werd in een ziekenhuis in Wageningen behandeld, zou de rest van zijn leven gedeeltelijk invalide blijven en belandde uiteindelijk in het verzet, waar hij, ondanks zijn handicap, vijf jaar lang een belangrijke rol vervulde.

Omdat pogingen rectificatie af te dwingen bij de schrijvers van het omstreden boek niet slaagden - zelfs de toenmalige landmachtbevelhebber Couzy wilde ondanks sympathiebetuigingen aan de veteranen niet ingrijpen - schreef Jagtenberg in 1995 zijn brochure 'Geschiedvervalsing over de meidagen 1940. Kiest Defensie vóór de SS en tégen haar veteranen?'

Het werk kreeg de steun van prominenten als professor L. de Jong ("Ik sta volledig achter u, begrijp niets van de beweegreden van de Sectie Militaire Geschiedenis"), Soldaat van Oranje Erik Hazelhoff Roelfzema ("Het is vooral voor onze kinderen en kleinkinderen van groot belang dat de volgende druk van dit boek grondig wordt herzien om aan uw gedocumenteerde bezwaren tegemoet te komen") en tal van kolonels en generaals buiten dienst.

Eén van hen, luitenant-kolonel b.d. E.H. Brongers, oud-docent strategie aan de Koninklijke Militaire Academie en zelf geschiedschrijver, is de trouwste bondgenoot van Jagtenberg en was aanwezig toen zijn brochure in Hotel De Wereld in Wageningen werd gepresenteerd. Een andere aanhanger van de oude veteraan is de luitenant-kolonel b.d. A.M.L. Maas, die Jagtenberg voordroeg voor een hoge onderscheiding. Uiteindelijk werd Jagtenberg ontvangen door de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht, vice-admiraal J.L.A. van Aalst.

Deze schreef na een persoonlijk onderhoud op De Zwaluwenberg: "Naar aanleiding van de discussie over de gewekte suggestie dat Nederlandse en Duitse militairen zich in de loop van de strijd in gelijke mate aan oorlogsmisdaden zouden hebben schuldig gemaakt, heb ik u geantwoord dat deze zienswijze slechts dan verdedigbaar is als hiervoor harde bewijzen voorliggen. Reeds in geval van twijfel mag het mijns inziens niet voorkomen dat de Nederlanders die in de meidagen de strijd moesten aangaan met het Duitse leger met een dergelijke uitspraak worden gegriefd. Ik zal de auteurs van mijn zienswijze op de hoogte stellen. Uw dossier zal niet worden gesloten. Bij de herziene uitgave zal ik erop aandringen dat uw visie in het licht van de dan bekende feiten zorgvuldig in beschouwing wordt genomen."

Uitlaatklep

De tijd voor die 'herziene uitgave' is nu aangebroken. Op de Kleine Alexanderkazerne in Den Haag, waar de Sectie Militaire Geschiedenis zetelt, legt het duo Kamphuis en Amersfoort de laatste hand aan de tweede druk van 'Mei 1940', dat naar verwachting over drie maanden uitkomt.

Professor Amersfoort, een van de schrijvers: "Wij hebben brieven van de heer Jagtenberg gekregen en die beantwoord, zijn dus heel goed op de hoogte van zijn mening. Er komen in het nieuwe boek wijzigingen, er is veel nieuwe literatuur, onder andere over de militaire besluitvorming in de jaren twintig. Maar ik ga geen uitspraken doen of we tegemoet komen aan de kritiek. Het boek is onze uitlaatklep, daarin gaan we discussiëren. Duidelijk is dat de kloof tussen veteranen en historici door onze conclusie dat ook Nederlanders het oorlogsrecht destijds hebben geschonden niet is gedicht."

Die schending van het oorlogsrecht, waaraan ook de Nederlanders schuldig zouden zijn, kwam in de eerste druk van het boek vooral tot uiting in de zaak van soldaat Gerard Migchelbrink. Deze zou, nadat hij zich al had overgegeven, een Duitser hebben doodgeschoten. Dat verklaarde een onderofficier, commandant van Migchelbrinks stelling.

Maar Jagtenberg interviewde andere soldaten uit de stelling en uit hun verklaringen bleek dat de soldaat niets verkeerd had gedaan en dat de sergeant had gelogen. Over de affaire-Migchelbrink zegt professor Amersfoort nu: "Die zaak schrijven we straks anders op. Er blijken drie versies van het gebeurde te zijn, alle aannemelijk. Zoveel jaar na dato is niet exact uit te maken wat er is gebeurd, maar ik ontken dat we toen een fout hebben gemaakt."

Nog zo'n voorbeeld uit de eerste druk die de veteranen woedend maakte, is het 'vlaggen-incident.' Op pagina 217: 'De sectie van vaandrig Bijlsma bood verwoed tegenstand, maar een andere groep plaatste een witte vlag. Dat Bijlsma desondanks doorvocht, werd door de Duitsers bepaald niet gewaardeerd. Nadat zij de stelling hadden genomen, maakten zij korte metten met de Nederlandse militairen.' De enige overlevende, soldaat A.H. Könning, verklaarde later: "Ze gooiden handgranaten de stellingen in, de strozaken werden in brand gestoken. Toen ik door de opstelling kroop, waren alle soldaten dood."

Wim Jagtenberg zucht, begrijpt niet waarom het zo moeilijk is gemaakte fouten te herstellen, waarom Nederlanders van schending van het oorlogsrecht worden beschuldigd zonder enig bewijs. Hij vecht door, in elk geval nog drie maanden, tot het nieuwe boek uitkomt.

"Wat zijn dit nou voor wetenschappers, die als uitgangspunt hebben dat 'de mythologie in de Nederlandse samenleving over ons leger in de meidagen van 1940' na een halve eeuw moet worden doorbroken? Zij hebben eerst een mening en proberen pas daarna het bijpassend 'bewijs' te vinden. De omgekeerde wereld. In mijn boekje kom ik met tientallen verklaringen van ooggetuigen. Van jongens die op de Grebbeberg waren, toen de SS daar zo wreed huishield. Amersfoort en Kamphuis sabelen alleen maar Nederlanders neer. Iedereen was gek, niemand had het juiste beeld van de Duitsers, alleen zij, decennia na afloop van de Tweede Wereldoorlog geboren, weten hoe het zat. Zo zou de SS zijn slechte reputatie pas na 1940 hebben gekregen. Maar alleen al in Duinkerken, bij de evacuatie van het Britse expeditieleger, zijn ze als beesten tekeer gegaan. Zelfs koningin Wilhelmina wordt door dit defensie-duo niet gespaard en belachelijk gemaakt. Een regelrechte schande."

Steun

Van de veteranen die op de Grebbeberg vochten, leven er nog enkele tientallen. Zonder uitzondering steunen zij het initiatief van Jagtenberg om de minister van Defensie via een strafadvocaat en reserveofficier der mariniers aan te schrijven. "Want De Grave is een redelijke kerel die opkomt voor zijn mensen. En hoe kun je nou jongens naar Ethiopië sturen als je veteranen die in mei 1940 voor dit land vochten, niet steunt als ze zestig jaar later in de rug worden aangevallen?"

Wim Jagtenberg staat met zijn vrouw Willemien op de Grebbeberg. De regen valt met bakken naar beneden, het waait zo hard dat hij zich met moeite staande kan houden, de oorlogswond van toen is nooit echt geheeld.

"Ik heb vijf kinderen, tien kleinkinderen", zegt hij. "Vooral die laatsten zijn geïnteresseerd in wat zich tussen 1940 en 1945 heeft afgespeeld. Dit zijn de graven van Filipsen, van Rotmol, van Broekman, van Van Dreumel, van Seger Robbemondt. Allemaal jongens die niet dat geluk hadden te overleven, jongens die door de SS de dood in zijn gedreven. Met hun belabberde bewapening en gebrekkige training kónden ze het oorlogsrecht helemaal niet schenden, al hadden ze gewild. Trouwens, welke agressor viel welk land eigenlijk binnen? Dat boek moet anders als het straks voor de tweede keer uitkomt. Opdat nieuwe generaties zullen weten hoe het echt was op de Grebbeberg. 'Den Vaderlant Ghetrouwe', staat er op de poort van dit ereveld. Daar zouden die wetenschappers van de Sectie Militaire Geschiedenis eens een minuut stil bij moeten staan."

Bron: de Telegraaf van zaterdag 14 oktober 2000, pagina 17

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 15.26 MB)