Opmerkingen bij het gevechtsbericht van Commandant 2-III-11 R.I.

Opmerkingen bij gevechtsbericht Commandant 2-III-11 R.I. (Reserve Kapitein Mr.Dr. Franssen)
======================================

ad. 3:     2-III-11 R.I. is eerst mee naar Leersum afgemarcheerd op 10 Mei omdat om plm. 12.00 uur op mijn telefonische vraag aan Commandant IIe Legerkorps (C.-II L.K.) de maatregelen voor evacuatie getroffen werden. Maatregelen voor evacuatie en veeafvoer zouden eerst op nader bevel geschieden, zoodat bijvoorbeeld de maatregelen afsluiten voor vee afvoer van de wegen op order C.-II L.K. zelfs niet getroffen werden. (hiervoor waren 2 compagnies van III-11 R.I. bestemd).
bl. 2, 1e alinea:
      Bericht van plm. 100 parachutisten is niet juist, er was bericht van Commandant IVe Divisie of C.-II L.K. dat in een bepaald genoemd vt. plm. 10 parachutisten waren afgesprongen.
bl. 3, 3e alinea:
      Door mij is aan Reserve Kapitein Franssen in het bijzijn van den Luitenant-Adjudant Verberne de order II L.K. meegedeeld (Zie verslag dd. 5 juni van mij), dat bij ingezetenen, die parachutisten verborgen hielden of Duitsch sprekend personeel, alle mannelijke ingezetenen van Nederlandsche Nationaliteit gefusilleerd moesten worden, op zijn tegenwerpingen heb ik geantwoord, dat bij onderzoek zou blijken of de bewoners verplicht werden zulks te doen of dat zij zulks vrijwillig deden, en dat Kapitein Franssen en de Luitenant-Adjudant, die was medegegeven naar bewind van zaken moesten handelen.
    Eveneens was door C.-II L.K. bevolen, dat Duitsch sprekende in Belgisch, Nederlandsch, Fransch of Engelsch uniform ter plaatse gefusilleerd moesten worden. Over het neerschieten van gevangen genomen parachutisten is zelfs niet gesproken.
bl. 4 ad. 12:
      Commandant 2-III-11 R.I. werd evenals de andere Compagniescommandanten op mijn Commandopost ontboden om order C.-II L.K. afmarsch naar Leersum in ontvangst te nemen.
    Voor de verwarring in Leersum zie het verklaarde in Gevechtsbericht 4 Juni en het bericht op Gevechtsbericht Reserve Kapitein v.d. Spek. Terugkeer 4 R.H.M. en het tot 4 x toe vuren. Het verhaal over eigenaar Donderberg zie Gevechtsbericht dd. 4 Juni van Overste de Marees van Swinderen Commandant 4 R.H.M. die een streng onderzoek zou instellen naar de telefonische verbinding met Arnhem en het bevinden van een pistool op de eigenaar en het niet verduisterd zijn. Het geheel was een onrustige nacht, doch er was geen verwarring zelfs kon Reserve Majoor van Dijk voor C.-II L.K. een bevel overgebracht worden en Commandant 4 R.H.M. opgezocht en met C.-II L.K. in telefonische verbinding worden gebracht.
    Zie voor rust de door mij bevolen maatregelen bij dag en nacht voor de legering gemeld in bericht op Gevechtsbericht Kapitein v.d. Spek.
ad. 13:     Over verspreiden geruchten zie antwoord op Gevechtsbericht Kapitein v.d. Spek (Bericht O.L.Z. en berichten uit Dagorder Commandant IVe Divisie.)
ad. 14:     Bevel was oprukken naar Rhenen en tot legering overgaan. Rijwielen zijn opzettelijk door mij achtergelaten. Juist de Holleweg bij de Koerheuvel met vrijwel rechte wanden werd door mij gekozen om het Bataljon te vrijwaren voor een artilleriebeschieting. Reserve Kapitein Franssen was zeer angstig en dacht, dat het Bataljon gemassacreerd zou worden in de Holleweg, ik trachtte hem evenwel gerust te stellen door hem te wijzen op de Oostelijke steile wanden en dat er geen scherfje in de Holleweg viel en dat de zeer zware projectielen eerst na 3 seconden achter de Koerheuvel tot ontploffing kwamen en zelfs in de Lek terecht kwamen. Na zijn verkenning, waarbij ik zelf bij het Bataljon bleef, haalde hij zijn Compagnie niet op, doch liet dit aan een ordonnans over, waarop ik hem de bemerking maakte dat hij zulks als Commandant zelf moest doen te meer als hij dacht, dat de compagnie in gevaar verkeerde. Verliezen aan gewonden en gesneuvelden waren er dan ook niet. Ik zeide hem nog: "Je moet als Compagniescommandant het gevaar niet ontloopen maar voorgaan als Compagniescommandant". Wel sprak hij toen al over het rusten in het Dennenbosch bij de Autoweg, dat dit beter zou zijn, doch dit was in strijd met order Commandant IVe Divisie.
    Genoemde Kapitein zeide mij, dat hij dacht dat de ordonnans de Compagnie wel kon ophalen. Ik had de Compagniescommandanten opgedragen hoogstens een groep per huis onder te brengen en niet in massa kwartieren. De reserve Kapitein Franssen toonde mij evenwel een barak (badloods) aan de Westzijde van Rhenen aan de Hoofdweg, waar ik hem aantrof, ik heb hem toen gezegd, dat ik niet één kwartier, doch plm. 12 á 13 voor de Compagnie had bevolen en dat de huizen in de diepte gelegen moesten zijn en niet aan de hoofdweg. Ik heb hem toen medegenomen in Rhenen, waarbij mij wederom bleek, dat hij angstig was om Rhenen binnen te gaan, doordat hij ieder oogenblik schrok als hij wat hoorde o.a. artillerievuur over Rhenen. Ik heb hem toen eenige huizen als voorbeeld gewezen en gezegd zijn kwartieren meer in de Hollewegen te kiezen Noord van het Gemeentehuis.
    Later trof de Kapitein Van Buuren wederom de Reserve Kapitein Franssen met zijn Compagnie aan de Westzijde van Rhenen rustende aan en niet in Rhenen, zooals door mij bevolen was, terwijl ik hem plm. 300 meter in Rhenen had medegenomen en hem gezegd had, dat ik naar den commandopost van de Divisie Reserve, Majoor van Apeldoorn, Noord van het gemeentehuis was om mij daar in verbinding te stellen met Commandant Divisie Reserve en Commandant IVe Divisie deelt hij zulks niet mede aan Kapitein Van Buuren en verklaart hij zelf te zijn gaan rusten bij de 1ste sectie buiten Rhenen.
    De toespraak dat hij geen noodeloos bloed vergieten wenscht bijvoorbeeld niet vuren met geweren en Lichte Mitrailleur op tanks komt mij zeer vreemd voor evenals het zien wegvoeren van geschut; door mij is geen wegvoeren van geschut, doch wel aanvoer van Afdeeling Artillerie geconstateerd (16 R.A.).
    Nog vreemder komt het mij voor, dat hij daarna verklaart eenige rust te zijn gaan nemen bij de 1ste sectie West van Rhenen. Blijkbaar bezat hij de durf niet om Rhenen binnen te gaan.
    Waarom moest Kapitein Van Buuren de Bataljonscommandant berichten dat hij, Kapitein Franssen achterwaarts een verdedigende stelling moest inrichten, welke hij n.b. plm. 3 á 4 kilometer ten Westen van Rhenen wilde betrekken, terwijl hij volgens Kapitein Van Buuren toestemming had nog iets Westwaarts te gaan met het oog op een betere verdediging. 3 á 4 kilometer terugtrekken klopt niet met het genoemde p + 16. "tot elken prijs stand houden", zooals zijn opdracht luidde, welke hij verklaart van Kapitein Van Buuren ontvangen te hebben.
    Kapitein Ir. Steenbergen kwam in Rhenen zeer ontdaan bij mij en zeide: "Majoor er gebeuren dingen, waarbij ik gevoel, dat zij niet goed zijn. Kapitein Franssen zegt mij, je moet je onder mijn bevelen stellen en ik heb opdracht terug te trekken naar Remmerden en dat kon niet waar zijn, dat gevoel heb ik en daarom kom ik bij U". Ik heb toen gezegd, dan zullen we samen het geheel desnoods met geweld terughalen, plaats als je kunt twee zware mitrailleurs op een auto en dan zullen ze z.n. over onze lijken verder kunnen terugtrekken. Aangezien er niet direct een auto was, zijn we zoo snel we konden per fiets Westwaarts gereden waarbij ik Kapitein Steenbergen nog opmerkte hoe is het mogelijk, dat ze reeds zoover kunnen zijn, plm. 3 á 4 kilometer.
    Later ontmoette ik nog een sergeant op motor toen ik vroeg bij Remmerden of iemand ook Kapitein Franssen met eenige Compagnies gezien had, en ben ik achterop de motor Kapitein Franssen nagesneld. Ik was zeer vertoornd op Kapitein Franssen en had mijn pistooltasch reeds geopend om bij het minste geringste weigeren van Kapitein Franssen hem neer te schieten. Op mijn vraag waarom hij zoover was teruggetrokken antwoordde hij opdracht daar toe van Kapitein Van Buuren te hebben, die zulks ontkende, doch antwoordde gelast te hebben aan de Westzijde van Rhenen krachtig stand te houden en slechts een geringe verplaatsing toegestaan had. Op mijn toespraak tot den troep heb ik gezegd: "Mannen wat hier gebeurt, grenst aan landverraad, we hebben nog geen vijand gezien, geen patroon verschoten en we hebben al onze munitie nog, terwijl het Bataljon opdracht heeft te Rhenen te legeren en ter beschikking van den Divisie te blijven wordt hier 4 kilometer teruggetrokken." Ik heb toen de Reserve Kapitein Franssen toegevoegd: "Ik gelast U zich onmiddellijk aan het hoofd van de Compagnie te stellen en direct af te marcheeren naar Rhenen." Hij vroeg toen nog of ik die woorden wilde terugnemen doch ik antwoordde hem, dat hij onmiddellijk moest afmarcheeren en hield hierbij de rechterhand op de geopende pistooltasch teneinde hem bij weigering uitvoering te geven aan mijn voornemen hem wegens lafheid en ongehoorzaamheid voor den vijand neer te schieten. Aan Kapitein Van Buuren, die mij verzocht, omdat ik zoo bezweet was per auto naar Rhenen te gaan heb ik gezegd zulks niet te kunnen doen, daar ik Kapitein Franssen niet vertrouwde en hem in staat achtte halverwege weer een reden te vinden geen uitvoering aan mijn orders te geven.
    Op de alarmplaats te Rhenen (wandelpark) waar de troep verzameld rustte kwam Kapitein Franssen wederom bij mij en heb ik hem geantwoord op diens vraag of ik mijn woorden wilde terugnemen. "Ik neem daar geen woord van terug en U kunt trachten door Uw verder optreden en gedrag de zeer slechte indruk, die ik van U hebt wederom goed te maken."
ad. p+16:     Is bezijden de waarheid. Bij het witte huis van Dr. Waller komt de Lek onmiddellijk aan de kunstweg, ook daar is door Kapitein Van Buuren, die bemerkte, dat Kapitein Franssen teruggetrokken was van Rhenen nogmaals gezegd een verdedigende stelling in te richten, doch ook dat bevel werd niet opgevolgd. (Zie verkenning Kapitein Van Buuren) en ook bij Remmerden is niet halt gehouden daar was 8 Pag. Compagnie ondergebracht en nog door mij aan Militaire Politie en Marechaussee naar Kapitein Franssen gevraagd, doch deze had hen bij aanhouding geantwoord dat hij op last Commandant IVe Divisie moest teruggaan. Militaire Politie en Marechaussee stonden bij Steenfabriek Remmerden om troepen, die terugtrekken op te houden en te verzamelen en naar hun stelling terug te wijzen.
ad. 17.     Om 15.00 uur kreeg ik opdracht van Commandant IVe Divisie om de stoplijn te bezetten en te versterken, terwijl Divisie Reserve Majoor Van Apeldoorn de stelling aan het viaduct en spoorbaan moest innemen. Door mij is toen bevolen, dat over het viaduct naar de kustweg naar de stoplijn gemarcheerd zou worden en voorloopig in colonne met afstanden voorop Batterij 6 Veld, enz als door mij bevolen (Zie gevechtsbericht). De opdracht Divisie Reserve te versterken was met dezen opdracht vervallen. Verbindingsmateriaal in loopgraven stoplijn werden niet nodig geacht door mij, bovendien waren troepen van de stoplijn aanwezig en deze hadden verbindingen.
    Toen door mij de bevolen opstelling van het Bataljon 100 meter achter stoplijn was gecontroleerd is door mij het signaal voorwaarts doen blazen teneinde spoedig de stoplijn te bezetten. De vraag over het doorknippen van eigen versperringen onder vijandelijk infanterie- en mitrailleurvuur lijkt mij absurd, bij een verdedigende stelling.
ad. 18.     Waarom teruggegaan in eikenhakhout, terwijl loopgraven met versperringen gezien zijn en terwijl vuur ontvangen wordt volgens zijn verklaring, terwijl hij wist, dat krachtig stand gehouden moest worden, zie het medegedeelde door Kapitein Van Buuren in pt. 15 tot elken prijs stand houden, terwijl hij kon weten uit het eikenhakhout geen vuursteun te kunnen verleenen.
ad. 19.     De verdediging en het opvangen van de terugtrekkende troepen door Reserve Kapitein v.d. Spek was het gevolg van het ontruimen van de boschrand en loopgraven van de stoplijn.
ad. 20.     Er is geen aanval geschied, doch alleen het opstellen van het Bataljon op één lijn teneinde de stoplijn te bezetten, daarna is voorwaarts gegaan tot de stoplijn en werd vuur ontvangen van eenige boomschutters, later van vijand over het open veld voor de stoplijn.
    De nadering over 100 meter door eikenhakhout van anderhalve Compagnie plus een Mitrailleurcompagnie op één lijn, waarna men komt bij bezette loopgraven waarvoor aaneengesloten versperringen aangelegd zijn en waar bij de opmarsch het vuren verboden was is geen aanvalsformatie en mag geen aanval genoemd worden. Het Bataljon was dan ook in marschcolonne met afstanden tusschen de sectiën opgemarcheerd en dit duidt toch ook niet op een aanval.
ad. 21.     De overval had m.i. voorkomen kunnen worden, indien in de door mij bevolen opstelling met 12 Zware Mitrailleurs, 12 Lichte Mitrailleurs en de Batterij 6 Veld krachtdadig stand was gehouden en niet teruggetrokken was, bovendien stonden in deze lijn troepen van 8 R.I. (o.a. Kapitein Brittijn) en de Kapitein Bor 8ste Pag. Compagnie.
    Eigenaardig komt het mij voor, dat de sectiën Luitenant v.d. Boogerd en Piet wel bij elkaar zijn gebleven en aan de verdediging van het viaduct krachtdadig hebben meegeholpen, terwijl de Compagniescommandant en de sergeant toegevoegd alleen achtergebleven zijn en ongew(?).
    Voor de arrestatie door Luitenant Verberne zie bericht op Gevechtsbericht Kapitein v.d. Spek.
    Van een neerschieten van dienstplichtige Hilberdink van 4 C.P. is mij niets bekend, hieromtrent zal de Luitenant Adjudant Verberne gehoord moeten worden.
ad. 24.     Kapitein Bor Commandant 8ste Pag. Compagnie deelde mij mede gaarne gehoord te zullen worden, door commissie Lucardie? naar aanleiding van de zonderlinge houding en het gedrag van Reserve Kapitein Mr.Dr. Franssen, die gewond in zijn Commandopost was gekomen, daar steeds liggende om munitie vroeg en later liep alsof hij niet gewond was en zeer amicaal met Duitsche officieren sprak.
Naschrift:     Het gedrag en de houding van den Reserve Kapitein komt mij zeer raadselachtig en vreemd voor. Het aan den gang zijnde onderzoek door den MILITAIREN STRAFRECHTER zal moeten uitmaken of de Reserve Kapitein Mr.Dr. Franssen schuldig is aan m.i. verregaande lafheid voor den vijand en het tegen alle bevelen in terugtrekken voor den vijand zich beroepende op orders, die blijken niet gegeven te zijn. Voorts zal Kapitein Dewez gehoord moeten worden over zijn bevel tot terugtrekken en of deze dit bevel zelfstandig dan wel op advies van Reserve Kapitein Franssen gegeven heeft, niettegenstaande hij opdracht had: "Stand te houden".
    Het is mij gebleken, dat zoowel op de Koerheuvel, waarover Zware artillerievuur werd afgegeven, als in het geëvacueerde Rhenen en 's middags bij de stoplijn bij het ontvangen van het bevel, genoemde kapitein zeer bang en schrikachtig was, bovendien blijkt mij nu, dat hij te bang was om wederom op de Koerheuvel te komen en maar bleef kleven aan de Westelijke uitgang van Rhenen, daar hij daar door mij en later door de Kapitein Van Buuren werd aangetroffen, terwijl hij in Rhenen moest zijn.
    In Rhenen waren toen wel enkele sporen van artilleriebeschieting zichtbaar, doch het vuur werd op Zondag 12 Mei niet op Rhenen afgegeven, doch westelijk van Rhenen.
    Door mij wordt Reserve Kapitein Franssen als de oorzaak beschouwd waarom de troepen van III-11 R.I. uit de stoplijn zijn teruggetrokken, daar een versterking van de troepen in de stoplijn met anderhalve Tirailleurcompagnie, een Mitrailleurcompagnie, een Batterij 6 Veld en een Verbindingsafdeeling m.i. een aanmerkelijke versterking genoemd kan worden over een frontbreedte van 400 meter. Een doorbraak langs de kunstweg zooals door Reserve Kapitein Franssen beschreven en het opmarcheeren van gesloten Compagnies was dan niet mogelijk geweest.
    Op het oogenblik, dat ik hem plm. 4 kilometer West van Rhenen inhaalde dacht ik aan opzet en stond ik op het punt hem wegens ongehoorzaamheid en lafheid voor den vijand neer te schieten. Zijn excuus het bevel van Kapitein Van Buuren ontvangen te hebben deed mij tot andere gedachten komen.
    Bij mijn terugkeer naar Rhenen vertelde Kapitein Van Buuren de gehele toedracht, en zooals hij in het gevechtsbericht voorgeeft mij niet begrepen te hebben, heeft hij ook Kapitein Van Buuren niet begrepen, of was het de angst, lafheid of zenuwachtigheid, die hem aldus deed handelen, doch ook Kapitein Bor, Commandant 8ste Pag. Compagnie, verzoekt door de Commissie Lucardie? gehoord te worden naar aanleiding van het doen en laten op zijn Commandopost van de hem toen onbekende Reserve Kapitein Franssen.
    Eenige maanden voor den oorlog werd bij de Compagnie van Reserve Kapitein Franssen het "Wir fahren gegen Engeland" gezongen, toen ik de Kapitein Franssen daarop attent maakte en zeide, dat wij Nederlanders en geen Duitschers zijn en ik het zingen van propagandistische strijdliederen van oorlogvoerenden verbood gaf hij mij ten antwoord, dat hij dat lied niet kende, hetgeen mij twee maanden voor den oorlog zeer onwaarschijnlijk voorkwam.
    Of deze zeer jonge Reserve Kapitein, die voor mijn bevelvoering als Luitenant-Adjudant van den Reserve Majoor Rigter was aangewezen beïnvloed is geworden door dezen Reserve Majoor is mij niet bekend.
    Wel heb ik Reserve Majoor Rigter als Reserve Kapitein van 19 R.I. leeren kennen en deze tijdens de Herhalingsoefeningen moeten verzoeken tijdens lessen aan de Reserve Officieren niet over politiek te spreken, daar Reserve Majoor Rigter steeds alles van de Duitschers prees en dat er in Holland niets deugde en dat hij als reserve officier een functie bekleedde, waarvoor hij had bedankt toen hem door de Regeering de keus gesteld was geworden te bedanken voor de N.S.B. of reserve officier te blijven.


Arnhem, 10 September 1940,
De majoor n.a.
Gewezen Commandant III-11 R.I.
G.H. v.d. Ploeg.

Holkesteinscheweg 10, Arnhem.

(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van H. van der Ploeg.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 5.00 MB)