Persoonlijk verslag van de belevenissen van soldaat Jan Straten uit Wijchen
ingedeeld bij de 4e sectie van 1-I-8 R.I.
Op zaterdag 1 maart 2008 bezochten Rutger Bol en Joost Bruinsma de veteraan Jan Straten. Dit eerste bezoek maakte al snel duidelijk dat één gesprek niet voldoende zou zijn om de ervaringen op papier te zetten.
Tijdens het eerste gesprek vertelde Jan Straten vooral over zijn diensttijd en de mobilisatieperiode. In het tweede gesprek, dat volgde op 24 mei 2008, werd nog even kort ingegaan op de mobilisatietijd maar lag de nadruk vooral op de oorlogsdagen zelf.
Hieronder volgt het door ons uitgewerkte verslag. Het derde gesprek vond plaats bij de Grebbeberg zelf waar we de stelling van Straten hebben bezocht. Het verbaasde hem hoeveel begroeiing er thans is. Er is zeer veel veranderd en het was bepaald niet eenvoudig om de exacte locaties te herkennen maar het is gelukt.
Jan Straten werd geboren Wijchen op 21 oktober 1917. Hij werkte van jongs af aan in het bouwbedrijf van zijn vader tot hij in de zomer van 1937 opgeroepen werd om zijn dienstplicht te vervullen.
= Eerste oefening 1937 =
Straten is van de 2e lichting van 1937. Z'n eerste oefening bracht hij door in de Willem III kazerne aan het Gele Rijdersplein in Arnhem. Aldaar was een gedeelte van het 8ste Regiment Infanterie ondergebracht. De rest van 8 R.I. was ondergebracht in de Menno van Coehoornkazerne, eveneens in Arnhem. Twee weken voor afloop van de opleiding vond er een grote oefening plaats op het legerterrein De Harskamp. Te voet heen en terug vanaf Arnhem, een flinke mars. De gehele opleiding duurde toen nog vijf en een halve maand. Straten had hierna graag de opleiding tot sergeant gevolgd, deze duurde nog eens 5,5 maand, maar zijn vader wilde dat hij zo snel mogelijk weer naar huis kwam. Vader had een zaak in kleine bouwmaterialen en een klein bouwbedrijf dat zo'n 4 tot 5 huizen per jaar bouwde.
Voor het uitbreken van de mobilisatie woonde Straten in Wijchen en werkte bij het bedrijf van zijn vader. Deze had zich in 1939 inschreven op een grote klus, de bouw van een boerderij van bijna 10.000 gulden. Toen een heel bedrag, daar een gemiddeld woonhuis 'slechts' 3.000 gulden kostte. Samen met een collega die de afbouw en het houtwerk voor z'n rekening nam werd een voorstel bij de architect ingediend en al snel bleek dat zij de beste prijs hadden geoffreerd. Vader had het idee opgevat dat zijn zoon als een soort opzichter de beton- en metselwerkzaamheden zou gaan leiden. Juist toen de bouw zou beginnen werd de mobilisatie afgekondigd. Dat was op 28 augustus 1939. Straten werd opgeroepen en vader moest toen zelf de klus klaren.
= Mobilisatie 1939 =
Melden in ArnhemStraten moest zich opnieuw melden bij de kazerne van de Gele Rijders in Arnhem. Van daaruit werd, met de complete uitrusting omgehangen, al snel te voet afgemarcheerd naar Rhenen, een tocht van 25 kilometer. Het was schitterend mooi weer, herinnert Straten zich nog, warm, en voor velen, voor wie de laatste oefening alweer enige jaren geleden was, gold dat de conditie te wensen overliet, de nodige afvallers als gevolg.
In Rhenen aangekomen bleek dat de kwartiermakers, die vooruit waren gegaan om kwartieren in Rhenen en omgeving te regelen, de zolders van enige gebouwen in Ouwehand's Dierenpark voor de 1e compagnie in gedachten hadden. En zo werd die eerste nacht doorgebracht op deze zolders in de dierentuin. Een nacht die ze niet snel zullen vergeten, want de ratten liepen daar letterlijk over je heen. Bijna niemand kon de slaap vatten en zittend op stoelen en ander meubilair werd de ochtend afgewacht. Die morgen werd deze onplezierige situatie uiteengezet tegenover enkele officieren. Officieren en onderofficieren waren namelijk in de buurt bij burgers ondergebracht. Er werd direct actie ondernomen.
Nog diezelfde dag werd een nieuw kwartier betrokken in de tramremise van Rhenen. Deze lag direct ten oosten van de spoorbrug over de Rijn (en is pas onlangs gesloopt). Het voorste deel van de remise werd ontruimd en ingericht voor de ruim 160 manschappen die de compagnie telde.Op de harde betonnen vloer werden bielzen met tussenruimte naast elkaar gelegd, daartussen stro. De zo ontstane 'kribben' zouden de komende tijd moeten dienen als bed. De enige timmerman die de compagnie telde werd vanaf die eerste dag aangesteld om de uiteindelijke houten kribben te timmeren. In z'n eentje kostte dat nogal wat tijd (!!) en zodoende kon het gebeuren dat sommigen ruim 3 maanden op het stro op de betonnen vloer moesten slapen.
Toen de timmerman uiteindelijk klaar was met de bedden kon hij direct verder aan de slag met de evenzoveel benodigde houten kastjes waarin de manschappen hun persoonlijke bezittingen konden opbergen. Het hout werd betrokken van de nabij gelegen timmerfabriek De Stoomhamer.
Het achterste deel van de remise dat dienst deed als werkplaats bleef gehandhaafd. Dat bleek later nog wel eens handig als men iets van metaal nodig had of moest bewerken. Straten herinnert zich dat de trams toen nog wel in de richting van Leersum reden, maar vervoer in de richting van Wageningen en verder vond toen al plaats met bussen. Koud was het overigens niet in het pand, het beschikte over een verwarming, wat best een luxe was in die tijd.
4-1-I-8 R.I.Jan Straten behoorde tot de 4e sectie van de 1e compagnie van het 1e bataljon van het 8ste Regiment Infanterie, kortweg 4-1-I-8 R.I. Regimentscommandant was de overste Hennink (C. 8 R.I.), de bataljonscommandant was majoor Landzaat (C. I-8 R.I.) en de compagnie stond onder commando van reserve kapitein G.J. van Rangelrooy (C. 1-I-8 R.I.). Deze compagnie bestond uit vier secties, te weten: de 1e sectie onder leiding van reserve 1e luitenant C.A. Niemantsverdriet, de 2e sectie onder commando van cadet-vaandrig W.H. Staphorst, de 3e sectie onder commando van vaandrig L. van Beers en de 4e sectie, waartoe Straten behoorde, onder commando van de sergeant-majoor-instructeur (SMI) H. Heesterman. Van de sectie weet hij nog de naam van zijn groepscommandant Sergeant Deelissen en een soldaat Willie Veugelers uit Valburg.
Deze vier secties lagen in de frontlijn, om precies te zijn in het Hoornwerk (1e en 2e sectie), de voormalige bastions direct westelijk daarvan (3e sectie) en aan de voet van de zuidhelling van de Grebbeberg had de 4e sectie haar stelling. De stelling van Straten lag tussen de gietstalen koepelkazematten G.4 en G.5, dichterbij de G.5 dan de G.4 ongeveer ter hoogte van de Koningstafel (zuidoostelijke Grebbeberg), onderlangs tussen de berg en de voormalige tramdijk, met uitzicht over de Grift, de uiterwaarden, de Nederrijn en de voormalige bastions alwaar de 3e sectie in stelling lag. Zo'n 200 meter westwaarts van de stelling, daar waar de Grift en Nederrijn samenkomen, begon de stoplijn die in noordelijke richting over de gehele Grebbeberg lag, een kleine 700 meter oostwaarts - doordat men net om de zuidoosthoek van de berg lag niet zichtbaar - de Grebbesluis. De 4e sectie had als taak een eventuele aanval via het gebied De Blauwe Kamer (voormalige steenfabriek langs de Rijn), over de voormalige tramdijk onderlangs de Grebbeberg of over de Grebbedijk vanuit de richting Wageningen tegen te houden. Deze posities konden zij vanuit de stelling, hetzij beperkt door de hoogteverschillen in het landschap, onder vuur nemen.
Stellingen bouwenDe mobilisatietijd werd gevuld met stellingbouw, marsen en tijdens de winterperiode het ijsvrij houden van de Grift. De stelling was 40 meter lang en lag ongeveer 20 meter ten zuiden van de huidige eerste trap. Die trap werd ook door de sectie van Straten aangelegd met behulp van spoorbielzen. Voor de jonge mannen was het een koud kunstje om tegen de steile helling van de Grebbeberg op te komen, dus voor Straten had die trap niet gebouwd hoeven worden. Menig wandelaar zal de manschappen tegenwoordig dankbaar zijn dat ze die trap toentertijd hebben aangelegd. Onderlangs de Grebbeberg loopt vlak langs de helling een wandelpad dat nog steeds met moeite herkenbaar is. Achter de huidige begroeiing langs het fietspad is tussen de begroeiing door vlak bij de berghelling een soort sloot te zien, dat is het oude wandelpad, het pad begint bij de trap en loopt daarvandaan parallel aan de dijk waarop een zandpad lag.
Bij het aanleggen van de loopgraaf van de 4e sectie moest men het wandelpad in ere laten, dus moest de loopgraaf gegraven worden tussen het wandelpad en het zandpad op de dijk. De loopgraaf werd gedeeltelijk uit de dijk gegraven waarbij de uitgegraven grond als rugweer werd gestort. De stelling lag zodanig dat de mannen net over de dijk konden kijken. Er waren geen speciale uitsparingen voor geweerschuttersplaatsen. Straten was nogal klein en bouwde dus een speciaal opstapje tegen de borstwering aan zodat hij goed over de dijk kon kijken.
Daarnaast was er natuurlijk ook tijd voor ontspanning. Onder andere in het Café 't Viaduct (naast het huidige NS station te Rhenen) kwam men gedurende de mobilisatie geregeld samen. De tafels werden dan achter elkaar gezet en twee Limburgers uit de compagnie haalde hun harmonica te voorschijn en speelden de sterren van de hemel. Ook op zondagen, want dan was er maar bar weinig te doen in het (toen) streng religieuze Rhenen. Dit tot grote zorgen van de eigenaar die bang was om 'bezoek' te krijgen van de politie. Wanneer de jongens van de compagnie hem dan vervolgens geruststelde met de woorden dat zij dan wel de verantwoording op zich namen, dan was het goed. De politie is nooit langsgekomen.
De kerkelijke regels zoals die op de zondagen werden gehanteerd waren wel vaker aanleiding voor een kleine botsing tussen de militairen en lokale bevolking. Zo herinnert Straten zich nog goed dat ze in die koude winter van 1939 op 1940 op een zondag de Grift ijsvrij moesten houden. Dat betekende met een paar man in een bootje en dit met touwen langs de kant voortslepen over het ijs. De boot zakte er dan doorheen en zo ging het verder. Om weer een beetje op temperatuur te komen werd er in de stelling een vuur gemaakt in de aldaar aanwezige kachel (daarover later nog meer) en werd er een pan opgesnord om eieren in te bakken. Deze eieren waren natuurlijk niet in de stelling voorhanden en daarom werd getracht deze bij een boer in de buurt te kopen. Bij een boerderij in de buurt deed de vrouw des huizes open en al snel bleek dat zij nogal ontstemd was over het feit dat ze op zondag eieren wilde kopen. Zonder eieren dropen de militairen af naar de stelling.De kachel in de stelling mocht overigens alleen met sprokkelhout worden gestookt. Door de lange winter was echter na verloop van tijd geen sprokkelhout meer te vinden in het bos en zodoende werden er maar een paar bomen geveld. De boswachter had dit snel in de gaten, was not amused over deze wildkap en wende zich met grote spoed tot de kapitein. Het gevolg: een vermanende toespraak. Snel werden er nog een paar bomen omgehakt voor een voorraadje brandhout, het moest immers toch een beetje warm blijven in de stelling!
Bewakingsdetachement Van HalIn de maanden september, oktober en november 1939 was Straten ingedeeld bij een bewakingsdetachement bij de Grebbesluis. Terwijl de rest van de compagnie ondergebracht was in de tramremise lagen zij in die maanden met een soldaat of 6-8 op de zolder van de dependance van Hotel de Grebbe, dichtbij de Grebbesluis. Het betrof het gebouw links van de weg, gezien vanaf Wageningen. Dit groepje stond onder commando van de sergeant Van Hal die overigens zelf niet sliep op deze zolder, hij lag elders ingekwartierd bij burgers. De zolder hadden ze eerst zelf bewoonbaar moeten maken, dat wil zeggen geschilderd en van meubilair voorzien.
De taak die dit groepje was toebedeeld bestond uit het dagelijks meten van de waterstand in de Grift (aan de Rijnkant) en het op bevel van hogerhand plaatsen of verwijderen van de balken in de inundatiesluis. Het eten werd dagelijks gehaald bij de compagnie in de tramremise.
De waterstand van de Grift moest dagelijks worden afgelezen op de watermeterstand langs de kant van het water. Deze stond bij de sluis. De stand werd door Van Hal in zijn dagboek genoteerd en tevens opgeschreven op een briefje. Dit briefje moest vervolgens door twee soldaten uit de groep worden overgebracht naar een kantoor in Veenendaal, vermoedelijk het kantoor van de inundatiedienst van het rayon.
Dat betekende dus voor Straten geregeld een leuk uitstapje; met twee man één briefje per fiets wegbrengen naar Veenendaal en via Wageningen weer terug. Daar woonde de ouders van een soldaat, die in de remise lag, die Straten goed kende en aldaar werd geregeld koffie gedronken.
Gedurende de drie maanden dat Straten bij de Grebbesluis lag is het 3 of 4 keer voorgekomen dat ze opdracht kregen om de houten balken te plaatsen in de inundatiesluis. Dit was in tijden van verhoogde graad van strijdvaardigheid.De balken lagen bij de sluis, langs de kant van de Grift en waren zo'n 30 centimeter hoog, 25 centimeter breed en zo'n 4 meter lang. Twee of drie man waren er nodig om zo'n balk met behulp van touwen van boven op de sluis in de sleuven te laten zakken. Eruit halen gebeurde met grote haken waarmee de balken opgelicht werden.
Naast de genoemde werkzaamheden waren er geen verdere opdrachten, dus hadden ze veel vrije tijd. Tegenover de dependance lag het Hotel de Grebbe zelf alwaar een tweetal tafeltennistafels stonden. Hier werden geregeld competities gehouden met een sigaret als inzet voor de winnaar. Een sigaret was er ook voor diegene die het snelst de Grebbeberg omhoog kon fietsen met de legerfiets. De berg af fietsen was niet toegestaan, maar dat werd geregeld aan de laars gelapt. Als er dan iets stuk ging aan je fiets of je kon niet meer remmen, dan moest je je met fiets en al laten vallen, vaak met gevolg een slag in het wiel.
Terug bij de troep
Helaas was dit festijn na 3 maanden afgelopen, toen werd het groepje soldaten afgewisseld door een nieuwe groep. Sergeant Van Hal bleef echter op zijn post. Dit werk zou Van Hal blijven uitvoeren tot gedurende de meidagen van 1940.
Cloosterman ging er dus geregeld 4 dagen tussenuit, naar huis, zonder toestemming. Bij terugkomst kreeg hij dan te maken met kapitein Van Rangelrooy, kreeg straf en moest in (soms verzwaard) arrest geplaatst worden in een pand nabij de Cunerakerk in Rhenen. Dat was een grote ruimte waarin je met een aantal anderen verbleef. Soms de gehele dag, soms alleen na de dienst. Het inleveren van je schoenveters en broekriem was een standaard procedure bij binnenkomst. Het was de taak van Straten om Cloosterman dagelijks van het nodige eten te voorzien. Tevens bracht hij een Kwatta mee, een chocoladereep. Hij verzorgde dan meteen de 'inkomende' en 'uitgaande' post. Dat was natuurlijk niet toegestaan, maar het naar binnen smokkelen van papier, enveloppe en pen bleek geen ingewikkelde klus.
Wachtlopen bij de GrebbesluisOok na die drie maanden bij sergeant van Hal moest Straten geregeld op wacht staan bij de Grebbesluis, vaak in de nacht van vrijdag op zaterdag. Het wachthuisje stond tussen de Grebbesluis en de kabelversperring in. Op iedere hoek van de sluis stond dan 2 man wacht, 8 militairen in totaal. Aan de Wageningse kant van de Grebbesluis was een lichte mitrailleur in stelling gebracht, gericht in de richting van de Nude (Wageningen), overdag stond deze pal langs de weg opgesteld, 's nachts in het gras naast de weg.
De Grebbesluis zelf was ondermijnd met explosieven en dat was de reden dat alle voertuigen kort voor de sluis werden aangehouden ter controle op aanwezigheid van brandende sigaretten in de auto. Werden die aangetroffen, dan werd de chauffeur gesommeerd rechtsomkeert te maken, enkele honderden meters terug te rijden en aldaar de sigaret uit te maken. Tevens was het verboden om met voertuigen op de sluis stil te staan.
De kachel die in het wachthuisje stond was een petroleumkachel en de koolmonoxide damp bezorgde Straten gedurende de wintermaanden na iedere wachtdienst flinke hoofdpijn. Maar bij 15 graden vorst had je geen keus. Door de hoofdpijn kwam er van slapen in de nacht van zaterdag op zondag niet veel terecht.
Zondag 's morgens gingen velen naar de 'kerk', dat was een grote tent in de richting van Achterberg waar Katholieke diensten werden gehouden. Vanaf de remise was dat ruim een half uur lopen. Toen Straten aan de aalmoezenier zijn hoofdpijn en slaapproblemen uitlegde kwam deze met een prima oplossing: blijf zondagochtend lekker in bed liggen! Dat liet Straten zich geen tweede keer zeggen...
Koninklijk bezoekTijdens de wintermaanden 1939-'40 kwam Koningin Wilhelmina vergezeld van de commandant Veldleger de stellingen bij de Grebbeberg inspecteren. Dat betekende prioriteit bij het ijshakken, hoewel de stellingen zelf nog niet gereed waren. Alle troep moest opgeruimd worden, leerwerk gepoetst, alles en iedereen moest er op en top uitzien als de Koningin haar ronde zou komen maken. Een door de manschappen van de 4e sectie zelf aangesleepte kachel moest ook uit de stelling verwijderd worden. Deze mocht voorlopig op een plek in het bos geplaatst worden die niet door de Koningin gezien zou worden in het geval zij uit de auto zou stappen voor een nadere inspectie van de stelling der 4e sectie.
Toen de Koningin met bontjas en bontmuts in een grote auto via het zandpad onderlangs de Grebbeberg met een gangetje van 30-40 km/u de stelling voorbij kwam rijden waren de manschappen van de 4e sectie enigszins teleurgesteld. Anderhalve dag ijshakken, poetsen en opruimen EN het gemis van de kachel bij 15 graden vorst, en dat alles voor een inspectie door de Koningin die nog geen 15 seconde heeft geduurd.
IJshakken
Dat ijshakken was in die periode een dagelijks terugkerend ritueel. Hakken en soms ook zagen van blokken uit het ijs om te voorkomen dat tanks makkelijk over het ijs van de Grift zouden trekken. De ijsblokken werden op de kant getrokken en op elkaar gestapeld, zo ontstond een ijswal die als vechtwagenhindernis dienst deed.
In het voorjaar kreeg Straten de opdracht om tussen zijn stelling en de Grebbesluis een prikkeldraadversperring te leggen. Dit werd 10 meter breed en 1,5 meter hoog. Het was een hels karwei om die versperring te maken met uitzondering van het stuk op de helling van de berg, met twee man brachten ze de rol naar boven en daarna lieten ze de rol los waardoor het prikkeldraad naar beneden afrolde. Deze versperring lag ongeveer 50 meter voor de trap.
Begin april 1940 werden er een 5 of 6-tal nieuwe soldaten uit het Depot in Hoorn bij de compagnie ingedeeld. Dat depot was van Arnhem naar Hoorn verplaatst door de maatregel dat alle depots buiten de Vesting Holland zich na afkondiging van de mobilisatie binnen de Vesting Holland moesten hervestigen.
Tijdens de mobilisatie werd er bijna iedere drie weken een bataljonsmars gehouden. Na afloop stond dan het gehele bataljon in een kring en werd het vanuit het midden toegesproken door de bataljonscommandant, de majoor Landzaat, op zijn paard. Daar werd dan altijd benadrukt dat de troep zich bij een eventuele oorlog niet mocht overgeven en zou moeten standhouden tot de laatste man en de laatste kogel.Naarmate de mobilisatie duurde kwamen er steeds meer geruchten op gang. Straten herinnert zich nog de bekendmaking dat men bij het oppakken van een spion als beloning kon rekenen op 8 dagen verlof.
De stad Rhenen werd goed bewaakt. Een sergeant met twee soldaten liepen 's nachts een patrouilleroute door Rhenen ter beveiliging. Er werd nooit een spion opgepakt.
= 10 Mei 1940: Oorlog! =
In de vroege ochtend van de 10e mei 1940 vertrok de sectie rond 6:00 uur te voet vanaf de remise richting stelling. Eenmaal aangekomen werd de stelling verder ingericht. Enkele vrachtauto's kwamen de nodige kisten met voorraden munitie, proviand en handgranaten afleveren. Deze kisten mochten pas worden opengemaakt na een bepaalde periode. Het was immers niet ondenkbaar dat men tot enkele weken in de stelling zou gaan verblijven. Iedere geweerschutter kreeg een infanterieschild (van ijzer). Straten kan zich niet herinneren dergelijke schildjes eerder te hebben gezien, voor hem was het iets nieuws. De schilden werkte goed zolang alle schietopstellingen bezet waren. Toen enkele geweerschutters uitvielen door granaatvuur bleken ze minder handig; het snel verplaatsen van je geweer werd er door belet omdat het geweer door een schietgat in het schild moest worden gestoken om het functioneel te kunnen gebruiken. Voordelen had het gebruik van het infanterieschild ook; ten eerste gaf het een rustpunt voor het wapen en ten tweede beschermde het de schutter tegen vuur van lichte wapens en kleine granaatscherven.
De stelling was ongeveer 40 meter lang en had 3 mitrailleursnesten voor de lichte mitrailleurs die bij de sectie waren ingedeeld, iedere groep van 8-11 man had de beschikking over één lichte mitrailleur (model Lewis M.20) met trommelmagazijnen (97 patronen elk). Deze mitrailleursnesten waren in feite kleine onderkomens met een laag van 20-30 centimeter aarde erop. Het linker mitrailleursnest vuurde in de richting van de Grebbedijk en -sluis herinnert Straten zich.De sectie bestond uit 3 groepen met elk een sergeant als groepscommandant, een korporaal als vervanger. Bij elke groep was een lichte mitrailleur ingedeeld. Iedere soldaat van een lichte mitrailleurgroep was uitgerust met een trommelmagazijn met daarin 97 patronen voor de lichte mitrailleur en bezat hij 60 (30) geweerpatronen in clips met 5 patronen in de patronentasjes om de heup. De broodzak was gevuld met een paar handgranaten. De patronen in het trommelmagazijn voor de lichte mitrailleur waren gelijk aan de patronen voor het geweer en de karabijn, kaliber 6.5 mm x 53,5R. Straten herinnert zich nog dat die trommels tijdens de oorlogsdagen geregeld gevuld moesten worden. Dat was een klusje voor twee man. Met moeite kon men - patroon na patroon - in de trommel plaatsen. Ook Straten hielp mee, hoewel dat werkje niet heel lang vol te houden was. Na verloop van tijd deden je vingers zoveel pijn dat het niet meer lukte om de magazijnen te vullen. Overigens was er hiervoor een speciaal handvat dat op de trommel geplaatst kon worden en waarmee je de trommel eenvoudiger kon vullen. Uit het verhaal van Straten blijkt dat deze hulpmiddelen blijkbaar niet of onvoldoende in de stelling aanwezig waren.
Sergeant DeelissenEén naam van een (mogelijk zijn eigen) groepscommandant kan Straten zich nog wel herinneren, sergeant Deelissen uit Tiel. Deelissen was groepscommandant van de linkersectie waarbij Straten was ingedeeld. In totaal waren er pl.m. 25-30 man in de stelling aanwezig, ze stonden daar man aan man. Zes militairen van zijn sectie waren ondergebracht in Rhenen voor het handhaven van de orde en de rust in de stad. Zij stonden daar op wacht in een huis langs de Heerenstraat, tussen de Cunerakerk en het oude postkantoor.
De handgranaten die op die 10e mei in de grote kisten in de stelling lagen werden voorzien van de slagpinnen en bij iedere geweeropstelling voor op de borstwering neergelegd. Voor zover Straten zich kan herinneren deden de manschappen dit zelf. Zodoende had iedere man in de stelling een aantal handgranaten voor zich liggen, gereed voor gebruik. Ze zouden echter nooit ingezet worden. Straten: "Zij die zeggen dat er overal gebrek was aan munitie of handgranaten hebben het mis. Wij hadden spullen bij het leven". Van munitietekort op enig moment is daar dan ook bij de 4e sectie geen sprake geweest.
De keukenwagen stond in de buurt van de stellingen van een batterij van III-8 R.A. (artillerie), nabij de twee kalkzandsteenfabrieken langs de Nederrijn.
SchootsveldVanuit de stelling van de 4e sectie kon nagenoeg geen vuur worden uitgebracht op de Grebbesluis en directe omgeving. Dit kwam door een boerderij die tussen het zandpad en de Grift stond. Het schootsveld liep van de Nederrijn tot de zuidflank van de Grebbedijk tot aan de veerweg naar de Blauwe Kamer. De uiterwaarden waren niet zoals nu het geval is begroeid dus het schootsveld was redelijk goed.
Over de Grebbeberg lagen meerdere prikkeldraadversperringen. Eén daarvan was ca. anderhalve meter hoog en liep door tot aan de voet van de Grebbeberg, even oostelijk van de stelling van de 4e sectie. Straten herinnert zich nog dat wanneer hij vanuit zijn stelling richting Hoornwerk keek, hij deze prikkeldraadversperring kon zien. Het wandelpad dat onderlangs de Berg loopt en het grasland van wandelpad tot aan de Grift bleef vrij van versperringen. Om dit gat avonds bij invallende duisternis te kunnen dichten beschikte de 4e sectie over een 3- tot 4-tal zgn. Friesche Ruiters. Iedere avond bij het schemeren werden deze op het pad geplaatst en aan elkaar gebonden. 's Morgens bij het licht worden werd de hindernis weer weggehaald en aan de bergkant langs het wandelpad geplaatst.
SMI HeestermanJan Straten was dus ingedeeld bij de 4e sectie die onder het commando stond van de sergeant-majoor-instructeur Heesterman. Straten kende Heesterman nog vanuit zijn opleidingstijd in 1937. Als sergeant-majoor was Heesterman belast met het opleiden van de rekruten en zodoende was hij de man die alles bepaalde. Heesterman en het overige kader maakten tijdens de opleiding de dienst uit, zij waren op de kazerne heer en meester.
Tijdens de mobilisatie in Rhenen in 1939 was het niet veel anders. Was je een paar minuten te laat voor het appèl, dan had je moeilijkheden met de sergeant-majoor. De kapitein deed nooit moeilijk. Heesterman was bij burgers ingekwartierd. Straten schat zijn leeftijd toen op rond de 40 jaar oud.
Wat betreft commandovoering kan Straten zich niet herinneren dat de drie groepen in de stelling van de 4e sectie via de groepscommandanten gecommandeerd werden. De sectie werd in zijn optiek tijdens de eerste oorlogsdagen in z'n geheel rechtstreeks door Heesterman zelf voorzien van opdrachten.
Over sergeant-majoor-instructeur Heesterman weet Straten nog dat hij tijdens de eerste oorlogsdagen rondliep met een pistool in de hand. Heesterman, een beroeps onderofficier, was tijdens de mobilisatie een heuse dienstklopper gebleken; 1 naadje in de broek niet goed en je had licht arrest te pakken.Tijdens die oorlogsdagen raakte hij op de 3e oorlogsdag [12 mei] plots gewond aan zijn hand en ging vanuit de stelling van de 4e sectie terug naar de hulpverbandpost die boven op de Grebbeberg lag. Ondanks zijn opmerking aan kapitein Van Rangelrooy dat de verwonding wel meeviel is Heesterman niet meer teruggekeerd naar de stelling.
Na de oorlog kwam Straten hem bij het kerkhof weer tegen en zag een klein gaatje; de verwonding aan zijn hand had erg veel weg van een schot door de hand. Het tijdens de oorlogsdagen dragen van het pistool, de aard van de verwonding en het plotselinge vertrek vanuit de stelling hebben bij Straten het idee gewekt dat Heesterman zich wellicht zelf door z'n hand heeft geschoten om naar achteren te kunnen. Anderzijds was er op dat moment nog geen directe strijd geweest bij de 4e sectie, dus vermoedelijk is dit niet het geval geweest. Heesterman zelf schrijft in zijn verslag dat de verwonding aan zijn hand het gevolg was van een granaatscherf tijdens een beschieting in de ochtend van zondag 12 mei. Ook was zijn handwortelbeentje gebroken. Bij aankomst bij de hulpverbandpost werd hij zodoende direct per auto naar de chirurg in Driebergen afgevoerd.
Kapitein van Rangelrooy
De kapitein van Rangelrooy was reserve officier en in het burgerleven hoofdonderwijzer in Rotterdam. Straten herinnert zich hem als een man die nooit veel zei. Ook herinnert hij zich dat van Rangelrooy tijdens de oorlogsdagen nagenoeg de hele dag met het pistool in de hand rondliep. Straten kan zich herinneren dat Van Rangenrooy 2 sterren had verwijderd van zijn uniform, daardoor leek het of hij 2e luitenant was. Op de vraag waarom Van Rangelrooy dat gedaan zou hebben moest Straten het antwoord schuldig blijven.
De secties van de compagnie Van Rangelrooy waren onderling met telefoons via dunne telefoondraden verbonden. Deze draden liepen echter over de grond en waren zodoende al snel door het Duitse artillerievuur onherstelbaar beschadigd. De telefonische verbinding kon zodoende nagenoeg niet worden gebruikt. Aangezien er vanuit de stelling van de 4e sectie nog wel lange tijd een telefonische verbinding bleef bestaan (en regelmatig hersteld werd) met de bataljonscommandopost verbleef kapitein Van Rangelrooy veel in deze stelling.
= 11 Mei 1940 =
De eerste twee oorlogsdagen bleef het betrekkelijk rustig. De 1e, 2e en 3e sectie die hun stelling ten oosten van de Grift op de bastions en het Hoornwerk hadden, lagen in stellingen op de onbedekte bastions en Hoornwerk en waren zodoende vanuit de lucht goed waarneembaar. Dit in tegenstelling tot de opstelling van de 4e sectie aan de voet van de Grebbeberg die door beschutting van de vele bomen nagenoeg onzichtbaar was vanuit de lucht. Toen een paar Duitse vliegtuigen laag overkwamen opende de 4e sectie met twee lichte mitrailleurs het vuur op de vliegtuigen. Deze keerde al snel om en openden het vuur op de stellingen van de 2e en 3e sectie. Toen die beschieting voorbij was werd er in niet mis te verstane bewoordingen vanuit de stelling van de 3e sectie geroepen (tussen hen en de 4e sectie lag slechts de Grift, bij hard roepen kon men elkaar verstaan) dat wanneer ze nog eens het vuur openden op Duitse vliegtuigen zij de 4e sectie onder vuur zouden nemen!!
's Avonds als het donker werd moesten twee tot drie manschappen met een sergeant voor de stelling patrouilles gaan lopen. Dan werd er in de sectie nadrukkelijk afgesproken onder geen beding het vuur te openen om het beschieten van de patrouille door eigen mensen te voorkomen. Het was 's nachts immers aardedonker, je zag geen hand voor ogen en de achtergeblevenen in de stelling konden altijd in twijfel geraken bij het horen van geritsel of geluid: eigen patrouille of toch... vijand?! Dit patrouilleren had als doel de eventuele vorderingen van de aanvallende partij af te tasten. De patrouilleleden liepen dan ook met het doorgeladen geweer (scherpe geweerpatroon in de kamer) en met opgezette bajonet. Dat patrouillelopen was niet bepaald een geliefd karweitje, men bood zich hiervoor niet vrijwillig aan en zodoende stelde de sergeant-majoor of kapitein een schema op.De route van de patrouilles was altijd in noordoostelijke richting, tot aan de Grebbesluis en dan weer terug. Achter de stelling begon de steile helling van de Grebbeberg en in westelijke richting ging men richting Rhenen. In die richtingen was het niet nodig om patrouille te lopen. Een patrouille duurde ongeveer 30 tot 45 minuten, dan keerde men weer terug in de stelling. Ook Straten ging een of meerdere keren mee op patrouille, daarbij was ook sergeant Deelissen. Tijdens zo'n patrouille werd geen contact gezocht met andere secties of legeronderdelen en verplaatste men zich met een tussenruimte van een paar meter. De sergeant bepaalde het tempo en tijdens de patrouille een sigaretje roken was natuurlijk uit den boze...
Zowel op 11 als op 12 mei (1e Pinksterdag) 1940 werd door vier man in Rhenen eten gehaald, in een woonhuis van een advocaat. De spullen werden in kisten gedaan en al sjouwend werd er teruggekeerd naar de stelling.
= 12 mei 1940 =
De ochtend van 12 mei 1940 begon met het voorbereidende Duitse artillerievuur op de frontlijn waar de stelling van Straten onderdeel van uitmaakte. Er viel om en bij de stelling veel artillerievuur. Straten herinnert zich dat zeker zo'n 30 projectielen in de directe nabijheid van de stelling moeten zijn gevallen. Het artillerievuur op zich wende echter snel. Al op de 2e oorlogsdag kon men aan het geluid van de aankomende granaat horen of deze voor, achter of dichtbij de stelling zou gaan vallen.
Voor zover Straten dit vanuit zijn stelling kon waarnemen viel het Duitse artillerievuur tijdens de oorlogsdagen vooral op en langs de rand van de Grebbeberg. De granaten explodeerden in de lucht, een grote hoeveelheid scherven vloog vervolgens door de lucht en landde zodoende ook vaak in de loopgraaf. Men gebruikte voor dit soort doeleinden brisantgranaten en kartetsgranaten die even voor inslag boven de grond detoneerden met behulp van een tijdsontsteking. De eerstgenoemde detoneerde met versplintering van de stalen mantel, de tweede bevatte veel solide submunitie die door de detonatie werd verspreid over een groot gebied.In de stelling van de 4e sectie waren een aantal schuilnissen gemaakt waarin geschuild kon worden bij artillerievuur of waarin men gewoon kon slapen. Een houten schild dekte de ingang af. Tijdens Duitse artilleriebeschietingen explodeerden de granaten veelal in de lucht (met als doel manschappen uit te schakelen), maar in de schuilnis zat je veilig tegen de scherven. De schuilplaatsen bestonden uit een ingang en een schuilruimte die daar haaks (hoek van 90 graden) evenwijdig aan de loopgraaf op lag. Eventuele scherven die bij de ingang toch naar binnen drongen konden zo alsnog weinig schade toebrengen.
In de schuilnis was plaats voor 2 of 3 man, je moest er in kruipen en liggen, zitten was niet mogelijk. In de schuilnis lag stro omdat die in de meidagen ook werd gebruikt om te slapen. De sergeant bepaalde wie er mocht gaan slapen, meestal een 2-3 man tegelijk. De ingang van de schuilnis was altijd open - zolang deze niet in gebruik was - zodat je er snel in kon duiken als dat nodig was. Er waren te weinig schuilnissen om alle manschappen te kunnen laten schuilen. Als er 4 mannen in lagen kon het luik nog net dicht. De rest hadden dan pech, ze moesten in de loopgraaf dekking proberen te zoeken. Omdat die bescherming maar zeer gering was zijn er enkele manschappen als gevolg van de artilleriebeschietingen gewond geraakt. Bij een evt. infanterie aanval moest iedereen uit de schuilnis en in stelling komen.
Vijand bij de Blauwe KamerKapitein Van Rangelrooy meende op een gegeven moment dat hij de Duitsers door zijn verrekijker bij de Blauwe Kamer kon zien oprukken in de richting van de Grebbeberg. Het vuur werd geopend op 700 meter, dat bleek te hoog, de dakpannen schoten omhoog in de lucht, op 500 meter lag het vuur wel goed. Er was geen beweging meer te zien ...
Toen Straten enkele dagen later in Benschop met Nederlandse militairen sprak, vertelden die dat ze bij de Blauwe Kamer onder vuur waren gekomen vanaf de Grebbeberg. Ze schoten gelukkig te hoog want de pannen vlogen van de daken. Straten herkende dit verhaal meteen en verklaarde dat hij een van die soldaten was geweest en dat ze hadden verondersteld met Duitsers te maken te hebben. Waarschijnlijk is dit de groep van reserve 1e luitenant D.H. Lindeman geweest, die vanuit de voorpostenstrook via de Blauwe Kamer naar de veerpont bij Opheusden terugtrok en daar de Rijn is overgestoken.
Grad Cloosterman van de 1e sectie kwam in de morgen van die 1e Pinksterdag (zondag 12 mei 1940) nog een praatje maken bij de 4e sectie. Dit moet zo rond 11:00 uur zijn geweest, een groep van sergeant capitulant Rijnbeek ging onderlangs terug. Cloosterman moet deel uitgemaakt hebben van deze groep die zich ook bij de luitenant van de Grijp in de stelling bij de G.4 kazemat meldde. Hij is hooguit een uur in de stelling van de 4e sectie geweest, toen ging hij terug. Hij zei nog tegen Straten: "Ik wil mijn eigen mensen niet in de steek laten".
De aanval op het hoornwerk en bastionsNadat de zware Duitse artillerie op het Hoornwerk en omgeving zweeg, volgde na 30 minuten de aanval van de infanterie. In het vak van Straten bleef het rustig maar de hele sectie maakte de aanval op het Hoornwerk heel bewust mee. Men had goed in de gaten dat het daar goed mis was.
Straten meent zich te herinneren zich dat rond 14:30 uur een telefonisch bericht over luitenant Niemantsverdriet binnenkwam waarin gemeld werd dat de 1e sectie geheel intact was, geen gewonden, geen gesneuvelden. De verbinding met de bataljonscommandant was inderdaad nog intact. Dat maakte nog best wat indruk bij de 4e sectie, want het was een hels gebeuren op en rond het Hoornwerk. Een half uur later was het voorbij, de sectie Niemantsverdriet was krijgsgevangen gemaakt. Naar de mening van Straten moeten de slachtoffers van deze sectie dus gevallen zijn tijdens de laatste gevechten of daarna. Het eerste lijkt het geval te zijn, luitenant Niemantsverdriet meldt in zijn verhoor op 4 juli 1940: "Bij de gevangenneming zijn nog veel menschen gesneuveld, want er werd van weerszijden hevig gevuurd." Cloosterman was een van die gesneuvelden.
Vuur op het Hoornwerk
Kort daarna kwam de opdracht om het vuur te openen op doelen bij de Grebbedijk. Vanuit de stelling zelf was dit niet goed mogelijk en zodoende kroop een groep, waaronder Straten, uit de stelling. Ze gingen schuin naast elkaar op het verhoogde zandpad liggen. Ze lagen daar man aan man. Vanaf die plek kon men zeer goed vuur leggen op de zich aldaar ophoudende Duitsers. Deze hadden zich bij het Hoornwerk verzameld, voor Straten achter (noord-oostelijk van) de Grebbedijk en ze probeerden man voor man deze dijk over te komen richting bastions en Grebbesluis. Op dat moment werden ze zichtbaar voor de mannen op het zandpad en konden zij het vuur openen.
Het geweervuur werd voornamelijk gelegd op de Grebbedijk, er werd heel veel geschoten om de Duitsers achter die dijk te houden. De Duitsers schoten niet terug, ze hadden vermoedelijk niet eens in de gaten vanuit welke positie ze onder vuur werden genomen. Ze probeerden zich zo snel mogelijk weer te dekken. Waren de Duitsers eenmaal de Grebbedijk over, dan waren ze verder onzichtbaar en konden niet meer geraakt worden. Volgens Straten lag dit punt waar de Duitsers de dijk overstaken op korte afstand van de plek waar de Grebbedijk en straatweg (richting Wageningen) samenkomen, nog ten zuiden van de Grift. Straten heeft ca. 3 uur op het pad op de dijk gelegen en regelmatig vuur afgegeven op doelen bij de Grebbedijk rondom het Hoornwerk...
Het Nederlandse geweer schoot overigens prima, je moest wel na ieder schot handmatig de volgende geweerpatroon laden door de grendel naar achteren te halen. Dit vergde wat tijd, je schoot kogel voor kogel. Het geweer raakte geregeld vast door de kruitresten veroorzaakt door het vele vuren. Het wapen moest dan uiteengenomen en schoongemaakt worden. Straten heeft zelfs een tijdje zijn gasmasker opgehad i.v.m. de kruitdampen.
Terwijl de Duitsers beschikten over pistoolmitrailleurs hadden de Nederlanders alleen lichte mitrailleurs voor de verdediging. Hiermee mocht je echter niet te lang achtereen vuren, dan raakte het wapen oververhit of zelfs beschadigd. Doordat de aanval vrij lang duurde werd er teveel geschoten en zodoende viel er geregeld een lichte mitrailleur uit door warmteontwikkeling. Een sergeant van de sectie was heel handig met het herstellen van de lichte mitrailleurs, zolang er reserve-onderdelen beschikbaar waren verrichte hij kleine wondertjes. Uiteindelijk vielen twee van de drie lichte mitrailleurs definitief uit. De lichte mitrailleurs bleven gedurende de oorlogsdagen in de opstelling staan, pas bij het terugtrekken werden ze eruit gehaald.
Overgave van de bastionsToen de Duitsers eenmaal de Grebbedijk bij het Hoornwerk waren overgestoken konden zij eenvoudig de stellingen in het westelijk deel van het Hoornwerk en de bastions in de zij en rug oprollen. Vanuit de stelling van de 4e sectie kon Straten de Duitse opmars over de bastions redelijk volgen. De Duitsers kwamen allemaal vanuit de richting van de Nude, de Grebbedijk werd gemeden. De Nederlandse bezetting in de twee kazematten en de stellingen op de bastions, die als taak hadden de verdediging van het gebied rondom de Blauwe Kamer, Grebbedijk en rivier de Rijn, konden niet veel uitrichten. In hun schootsveld zou geen Duitser opduiken.
Straten was ooggetuige van het krijgsgevangen maken van de 2e en met name de 3e sectie van zijn compagnie. De Duitsers rukten op richting bastions, bleven laag achter het tussendijkje om beschieting door Nederlandse troepen te vermijden. De sectie van de vaandrig Beers op de bastions gaf zich toen over. De manschappen van de 4e sectie konden die overgave aan de overzijde van de Grift op de voet volgen. De mannen van de 3e sectie moesten hun uitrusting afleggen en zich ontdoen van veldjas en helm. Straten en zijn mannen wilden de SS-ers tussen de krijgsgevangen Nederlanders neerschieten, maar de kapitein Van Rangelrooy verbood het openen van het vuur, bang om ook eigen troepen te raken. Straten en zijn maten waren van mening dat ze het kleine groepje Duitsers met het geweer er zo tussenuit konden schieten, maar de kapitein bleef bij zijn standpunt. Straten heeft deze aanval nog helder op z'n netvlies. De Duitsers opereerde in kleine stootgroepjes, hij heeft niet meer dan 15-20 Duitsers tezamen gezien. De voorste manschappen waren uitgerust met pistoolmitrailleurs waarmee ze korte vuurstoten afgaven, de manschappen daarachter hadden een geweer.
Op de vraag waarom de sectie van Straten, die de oprukkende Duitsers goed kon volgen, de sectie op het bastion aan de overzijde van de Grift niet heeft gewaarschuwd voor de aanstormende Duitsers weet Straten te melden dat door het helse kabaal van het schieten communicatie in het geheel niet mogelijk was. Straten herinnert zich dat de manschappen van de 3e sectie hun uitrusting moesten afleggen en de veldjas moesten uittrekken. In hun witte bloezen werden ze afgevoerd in de richting van de Grebbesluis. Daar verdwenen ze uit het zicht.
Als de Duitsers de stelling van Straten zouden naderen en/of aanvallen, dan moest dit haast wel gebeuren vanuit oostelijke richting, via het wandelpad onderlangs de Grebbeberg of langs de Grift. Een beschieting van bovenaf de berg was nagenoeg uitgesloten, want door de begroeiing was de stelling vanaf die hoogte onzichtbaar en niet te raken met vuurwapens. Met een eventuele aanval vanuit westelijke richting was in het geheel geen rekening gehouden. In de stelling van Straten merkte men dat de Duitsers op de Grebbeberg in gevecht kwamen, maar niemand wist wat er zich achter hen afspeelde.Er kwam een officier bij de trap naast onze stelling naar beneden. Straten zag hem aankomen en verbaasde zich over de moed van deze 2e luitenant. We hadden immers al wat vijandelijk vuur van bovenop de berg gekregen. De man moet tussen de 40 en 50 jaar oud zijn geweest. We kenden die luitenant niet. Kapitein Van Rangelrooy sprak heel kort met hem, vermoedelijk kenden ze elkaar wel.
De luitenant zei dat boven op de berg een handjevol Duitsers zat, die konden we er wel even afgooien. Sergeant Deelissen was ook bij het groepje, hij liep achter de luitenant. De rest volgde daarachter. De klim naar boven vorderde tot ongeveer halverwege, toen er opeens veel vuur werd ontvangen van bovenaf de Grebbeberg.
Je hoorde de kogels fluiten en je zag ze inslaan in de grond. Het was net of er mieren in de grond groeven. De Duitsers konden ons net niet raken, maar hun kogels kwamen wel heel dichtbij. We dekten ons steeds. Op een zeker moment zijn we moeten blijven liggen. De luitenant kroop alleen nog verder naar boven. Het vuur werd steeds heviger en niet lang daarna kroop de hele groep - behalve de luitenant - terug naar de eigen stelling. Ook daar werd op een gegeven moment vuur vanaf de Grebbeberg ontvangen. Versterking of aflossing van de 4e sectie heeft niet plaatsgevonden gedurende de oorlogsdagen.
= 13 mei 1940 =
Straten kan zich niet herinneren dat er eigen (terugtrekkende) troepen langs zijn stelling zijn getrokken. Wel kwamen er groepjes militairen zuid-westwaarts van hun stelling de berg afzetten om vandaar richting Rhenen terug te trekken. In de stelling van Straten zijn ongeveer 10 man tijdens de oorlogsdagen gewond geraakt door het Duitse artillerievuur en werden steeds door twee eigen mensen via de trap afgevoerd naar de hulpverbandpost die ca. 300 meter achter de stelling op de Grebbeberg lag. De gewonden zijn vrijwel allen geraakt bij artilleriebeschietingen door scherfwerking. Degenen die zijn afgevoerd, zijn niet meer teruggekomen. Rode Kruis soldaten heeft Straten in de stelling nooit gezien. Veel van de gewonden hadden verwondingen aan het gezicht, zij bloedden zeer hevig, of dit nu kwam door het warme weer of het feit dat het jonge kerels waren heeft Straten altijd verwonderd. De verwondingen maakte toen op Straten grote indruk. In werkelijkheid kan de hoge bloeddruk door spanning een voorname reden voor de aanzienlijke bloedingen zijn geweest.
Terugtocht naar RemmerdenToen er in de loop van de ochtend van 13 mei geen Nederlandse troepen meer vanaf de berg naar beneden kwamen en de Duitsers van boven op de groep van Straten en de kapitein bleven schieten vatte kapitein Van Rangelrooy het plan op om zich met het restant van de sectie over te geven. De manschappen voelden daar weinig voor, terugtrekken was nog steeds een optie. Het moet na de middag zijn geweest dat de groep van Straten via de huizen, die toen nog ten oosten van de spoorbrug stonden, de uiterwaarden langs de Rijn is ingegaan. Ze waren namelijk bang om vuur te krijgen vanuit de toren van de fabriek de Rhenus die flink hoger lag en in bezit was van de Duitsers. Met enig wiskundig inzicht wist men te bepalen tot waar ze niet voor dit vuur hoefden te vrezen. Ze stonden in een strook bij de huizen en sprintten een voor een steeds op verschillende plaatsen naar het water van de rivier. Er was bij de rivier enige dekking aan aangezien de waterstand van de Rijn betrekkelijk laag was. Kruipend door de modder bereikten ze de brugpeiler. Daarna waren ze buiten het schootsveld van de vijandelijke mitrailleur. In die uiterwaarden vlak voorbij de spoorbrug ging het verder in richting Veerweg, meteen volgde een artilleriebeschieting die mogelijk afkomstig is geweest van de artillerie in de Betuwe die de opdracht hadden ontvangen om met artillerievuur de spoorbrug te vernielen. Bij de Veerweg lag een cordon van soldaten om de terugtrekkende militairen op te vangen. Bij de Veerweg zag Straten een grote berg met fietsen liggen met daarbij karren en allerlei spullen van de evacués uit Rhenen.
Van daaruit ging het verder in de richting van Amerongen. In de avond van 13 mei kwamen ze aan in Amerongen, daar kreeg men de opdracht om terug te trekken op Utrecht. De kapitein zei dat iedereen maar zelf in Utrecht moest zien te komen zolang ze maar niet de grote straten gebruikten.
= 14 mei 1940 =
Straten ging met enkelen met de verzorgingskarren van de eenheid mee die daar toevallig ook waren. Zo kwamen ze in de loop van de dag van 14e mei 1940 bij de Veemarkthallen in Utrecht aan waar ze nieuwe kleding en uitrusting kregen. Het gerucht ging dat nu Utrecht zou worden aangevallen en zij moesten zich ter verdediging van de stad melden.
Nog voordat ze een stelling kregen aangewezen, kwam het bericht van de capitulatie. Bij de Veemarkthallen vroegen de soldaten naar een watertje waar de wapens in konden worden gegooid. Dat watertje werd gevonden en nadat de wapens werden gebroken wat bij de lichte mitrailleur moeilijk was, gingen ze het water in.Een aalmoezenier heeft Straten nooit gezien in de stelling. Deze kwam hij pas tegen in Amerongen, ver achter de linies. Hij herinnert zich nog het grote kruis dat om z'n hals hing. Van Amerongen ging het naar Benschop alwaar de demobilisatie volgde.
In Wijk bij Duurstede aangekomen zag Straten nog iets onaangenaams. Er zaten daar militairen te kaarten om allerlei sierraden en gouden kettingen. Vermoedelijk waren deze onrechtmatig verkregen uit de verlaten winkelpanden in Rhenen of elders. Straten ontliep door het terugtrekken afvoer naar een krijgsgevangenkamp in Duitsland zoals dit bij anderen die tijdens de strijd bij de Grebbeberg krijgsgevangen waren gemaakt wel het geval was geweest.
= Capitulatie =
Vrij spoedig na de capitulatie werd bekend dat Cloosterman tijdens de oorlogsdagen was gesneuveld en werden de verschrikkingen die de anderen van de compagnie hadden doorgemaakt duidelijk. De trieste balans toont dat van de ongeveer 120 militairen er 16 soldaten en 3 sergeants behorende tot de compagnie Van Rangelrooy waren gesneuveld. Een groot aantal daarvan behoorde tot de 1e sectie. Eén van hen was soldaat Bart van Ingen. Hij kwam uit Dodewaard en trouwde amper drie maanden voor het uitbreken van de oorlog. 's Middags, na de bruiloft, weet Straten nog, kwam hij met zijn vrouw naar Rhenen, naar de Grebbesluis.
Van anderen hoorde Straten dat Van Ingen tijdens de oorlogsdagen heel erg bang was geweest in de stelling. Die jongen bleef in de schuilplaats zitten, hij kwam er niet meer uit. Tevens herinnert Straten zich dat hij heeft gehoord dat Van Ingen zou zijn gesneuveld na de overgave toen een groepje, waarvan hij deel uitmaakte, gedwongen werd om een Duits stuk licht geschut te verplaatsen de berg op. Het was Van de Burght uit Overasselt, zelf eveneens ingedeeld bij de 1e sectie, die hem dit verhaal vertelde en daarbij hevig geëmotioneerd raakte. Na krijgsgevangen te zijn gemaakt werden ze gedwongen om een Duits stuk licht geschut vooruit te verplaatsen richting Grebbeberg. Tijdens het verplaatsen dekten de Duitsers zich, en moesten de krijgsgevangen met het stuk voorwaarts. Aangezien de weg wat afliep moest het stuk worden vastgezet, daarna kwamen de Duitsers snel uit hun dekking richting stuk om vuur af te geven, gingen vervolgens weer terug in dekking en het verhaal herhaalde zich. Van de Burght raakte tijdens deze handelingen zwaar gewond, maar overleefde de oorlog.Sergeant Van Hal was eveneens een bekende van Straten. Sergeant Van Hal bleek vermist te zijn sinds de oorlogsdagen in mei 1940. Van Hal was de commandant van het bewakingsdetachement bij de Grebbesluis waar Straten de eerste drie maanden van de mobilisatie onderdeel van had uitgemaakt. Van Hal kwam uit Elst (bij Nijmegen) en was in de eerste mobilisatiemaanden getrouwd (september of oktober). Sergeant Van Hal en één van zijn mannen, Bartus van de Wal, zijn nooit meer teruggevonden. De In Memoriam-stenen op het Militair Ereveld Grebbeberg vormen het enige tastbare wat nog naar hen verwijst.
Volgens Straten had Van Hal zijn 'stelling' (of onderkomen) op de rand van de Grebbeberg, met uitzicht over de Grebbesluis. Vermoedelijk lag dit onderkomen in de buurt van de gietstalen koepelkazemat G.7. Straten vermoedt dat deze opstelling door het hevige zware artillerievuur (van zowel Nederlandse als Duitse zijde) dat in die oorlogsdagen op dat kleine stukje grond bij de Grebbesluis is neergekomen, totaal is verwoest en de manschappen daarbij zijn omgekomen.Drie uitgebreide gesprekken waren er nodig om Straten een deel van zijn ervaringen tijdens deze bewogen periode te kunnen laten vertellen. Gespreksstof bleek er meer dan genoeg en Straten vertelde erover alsof het gisteren was gebeurd. Vaak met een glimlach bij grappige anekdotes, soms zichtbaar aangeslagen als het ging om meer aangrijpende gebeurtenissen. Met het buitengewoon hartelijke ontvangst door de heer en mevrouw Straten in gedachte en een kladblok vol met aantekeningen keerden we terug naar huis. Begin oktober 2008 bereikte ons het trieste bericht dat Jan Straten was overleden.
Bezoek aan de toenmalige stelling met Jan Straten (5 juli 2008)
Bron: interview met Jan Straten in Wijchen en op lokatie bij de Grebbeberg,
uitgewerkt door Stichting De Greb