Persoonlijk verslag van wachtmeester Gerrit Visser uit Epe
Op 24 september 2011 bezochten Hajo Groenman en Joost Bruinsma de veteraan Gerrit Visser in zijn geboortehuis te Epe. Hieronder staat zijn verhaal verwoord in een verslag met enkele citaten, aangevuld met algemene redactionele opmerkingen.Gerrit Visser werd geboren op 31 december 1918 in Epe. Na de lagere school volgde hij de Ambachtschool aldaar, daarna ging hij werken in de zaak van zijn vader; een smederij aan de Dorpstraat in Epe. Deze smederij had zijn vader in 1901 gekocht.
Dienstplicht
Visser werd opgeroepen voor militaire dienst bij de tweede lichting van 1938. Hij kwam terecht bij het 3e Eskadron 1e Regiment Huzaren in de Boreelkazerne in Deventer, ongeveer 20 km van zijn eigen woonplaats vandaan. De opleiding was streng en hard. Onder die omstandigheden groeide de kameraadschap binnen het eskadron. Er was bij de Huzaren naar zijn zeggen meer discipline dan bij de zandhazen. De kaderleden van de huzaren waren echte vuurvreters, vooral Feist, Kolkert en de oude Vos.
In de Boreelkazerne betrok Visser samen met 20 man kamer 59. Hij lag meteen bij de deur om de hoek. Elke ochtend om 6.00 was er reveille, daarna afmars naar de binnenplaats want, om 6.30 uur appel, daarna in stalkledij afmars naar de stallen om de paarden te verzorgen, om 8.00 uur was er het ontbijt dat meestal uit soep bestond. Daarna kleedden de mannen zich om naar het gewone tenue waarna de opleiding de hele dag doorging tot 18.00 uur. Vrijwel dagelijks vroeg en kreeg Visser avondpermissie. Dan fietste hij over de schipbrug van Deventer over de IJssel naar Epe. Hij moest zich dan voor 24.00 uur weer melden op de kazerne.
Kaderopleiding bij de huzaren
Zijn directe commandant adjudant Sluiter had hem toegezegd een goed woordje te doen zodat Visser een functie als hoefsmid kon bemachtigen. Hij veronderstelde dat de functie als hoefsmid bij het leger hem thuis goed zou uitkomen in de smederij. In plaats daarvan werd hij ingedeeld bij de kaderopleiding van de huzaren. Die opleiding begon in september 1938, na 3 maanden werd hij korporaal en in januari 1939 kreeg Visser de rang van wachtmeester. Hij liet voor 60 of 70 gulden een buitenmodel uniform met kepie maken bij de kleermaker I.H. Angeneind Jr. tegenover de kazerne.
Toen de kaderopleiding was afgerond werd Visser bij de PAG sectie van luitenant J.L. Hollertt geplaatst. Dat was volgens Visser een beroepsofficier, later werd hij zelfs Brigade Generaal van de Cavalerie. Visser werd stukscommandant. De schutter was korporaal Roessink uit Valburg, Wendels, Esman en Machielsen voerden de munitie aan, Winkels was de ordonnans. Fikse uit Oldenbroek was de chauffeur van de Ford PAG trekker. Met Fikse haalde hij de PAG trekker op bij de huidige Ahoy hallen in Rotterdam.Fikse was weliswaar officieel de chauffeur, maar onder oorlogsomstandigheden moest elk bemanningslid de Ford kunnen bestuderen. Ze kregen dus allemaal een opleiding tot chauffeur. Elke dag was er tijd gereserveerd voor rijles.
De oefeningen met de PAG bemanning bestond voornamelijk uit het afhaken van het stuk, het verwijderen van de wielen, het in stelling brengen, het richten van het stuk en het schatten van de afstand. De handelingen van afhaken tot en met het richten moesten zo snel mogelijk verricht worden. Gedurende de hele opleiding was er 1 schietoefening op het oefenterrein van de Harskamp. Speciaal voor deze gelegenheid was een soort lopende band neergelegd met daarop een kartonnen doel dat voortbewoog als een tank. De richter en de schutter moest goed samenwerken om het schot goed te leggen. Het schot viel, maar of het doel werd getroffen kon niet worden geconstateerd omdat ze slechts met losse flodders schoten. Tot mei 1940 had de bemanning van de PAG nooit met scherp geschoten.
Mobilisatie
In maart 1939 zaten de 15 maanden van zijn eerste oefening erop en meldde hij zich bij de smederij van zijn vader. Zijn werkzaamheden aldaar duurden echter niet lang want op 30 augustus 1939 werd hij opnieuw opgeroepen, nu naar zijn mobilisatiebestemming; de Boreelkazerne in Deventer.De bemanning van de opleiding werd weer herenigd. Het vertrouwde stuk PAG was in gebruik geweest bij een volgende lichting, maar nu kreeg de bemanning haar stuk terug. In de mobilisatieperiode werd veelal geoefend met het geschut. Elke bemanning reed dan in de trekker met aangehaakt stuk PAG naar een aangewezen punt om het stuk aldaar klaar te zetten Hollertt kwam dan te paard langs om te kijken of het goed ging. Tussen de oefeningen door was Visser vaak op zakenverlof om thuis mee te kunnen helpen in de zaak.
In de winterperiode werd de Willemskazerne in Arnhem de standplaats, vanaf april 1940 ging het eskadron naar de Johan Willem Friso-kazerne in Ede. Visser werd stukscommandant van het 4e stuk van Eskadron Pag. - 4 R.H.
10 mei 1940: Oorlog
In de zeer vroege ochtend van 10 mei 1940 waren de geluiden in de lucht de eerste tekenen van oorlog. Op dat moment was Visser wachtcommandant. De officier van piket kwam vertellen dat het oorlog was. Er waren 4 of 5 man die bij de wachtcommandant in arrest zaten, die werden meteen vrijgelaten. Alarm werd gegeven voor alle troepen in de kazerne. Visser wekte de manschappen in zijn eigen kamer, snel werd ingepakt waarna ze in de loop van de vroege ochtend werden toegevoegd aan het 6e eskadron, 6-4 RH. Het stuk werd gedirigeerd richting Wekerom teneinde het gevaar van tanks en pantserwagens uit de richting Apeldoorn/ Otterloo te bestrijden.
In een bocht van de Apeldoornseweg ging het stuk in stelling, precies zoals ze tijdens de mobilisatie talloze malen hadden geoefend. Het stuk werd opgesteld achter een schuur met vrij schootsveld over de hoofdweg in de richting Hoenderloo. (waarschijnlijk 52.0979, 5.73479) Diezelfde middag vertrok men naar het restaurant ‘t Hek ten noorden van Lunteren aan de kruising tussen Meulunterseweg en de Hessenweg.
11 mei 1940
"Daar hebben we de hele dag gestaan. De volgende ochtend kwam het bevel om een nieuwe stelling te betrekken (redactie: bij de kruising tussen de Lunterseweg en de Rijksweg in Ede). Toen kwam ik voor het eerste de carriers tegen, 2 stuks geloof ik." De carriers die Visser hier bedoelde waren hoogstwaarschijnlijk de Vickers Carden Loyd Mk6 tankettes. In de meidagen waren een aantal van deze tankettes ingedeeld bij de huzaren.
"In de middag trokken we terug naar Veenendaal, via De Klomp over Overberg naar Leersum. Het was een heldere nacht en het uitzicht bij Overberg was adembenemend. In de vallei stonden tal van boerderijen in de brand om het schootsveld te verbeteren. Ik wilde dat we daar nog even konden genieten van het uitzicht maar we moesten verder."
12 mei 1940
"De nacht brachten we door in het bos bij het Hotel De Donderberg in Leersum. Daar heerste een vreemde sfeer, er was weinig leiding en veel argwaan, een beetje een wanordelijke toestand was dat. Ik had het gevoel dat de boel toen al een beetje verloren was. Je hoorde van alles, het was er erg onrustig. Er is daar nog een onderofficier doodgeschoten. Die gaf het wachtwoord niet. Het was een klein kereltje." (redactie: dit verhaal hebben we nog niet kunnen verifiëren aan de hand van andere bronnen)
Zonder eten of drinken bivakkeerden ze de nacht van 11 op 12 mei 1940 in de bossen, slapend in de PAG.-trekker. De volgende ochtend ontvingen ze het bevel om zich te verplaatsen naar Rhenen. Ze kwamen terecht bij een bungalow aan de hoofdweg aan de westrand van Rhenen. Toen het Winkels niet lukte om zijn Zundapp te starten repareerde Visser de motorfiets zodat de ordonnans weer kon rijden. Na de oorlog bezocht hij samen met Fikse de betreffende bungalow. In het huis bleken drie oude vrouwen te wonen. Ze schrokken nogal van het verhaal van de beide mannen, maar even later werden ze toch hartelijk binnengelaten.
13 mei 1940
Op bevel van Hollertt plaatste de bemanning het stuk PAG bij de Cuneratoren, vlakbij een paar boerenkarren met grote wielen die vol lagen met munitie. Op maandagochtend 13 mei 1940 omstreeks 8 uur lag Rhenen onder verspreid Duits artillerievuur. Toen Hollertt na korte tijd poolshoogte kwam nemen merkte Visser op dat deze plek wellicht wat onveilig was met al die munitie in de buurt. Zo kwam Visser met zijn stuk in de ochtend van 13 mei 1940 bij het spoorwegviaduct terecht. Onderweg kwamen ze enkele groepjes infanteristen tegen die op hen een chaotische indruk maakten.
Bij het viaduct was al het een en ander voorgevallen. In de nacht van 12 op 13 mei 1940 was een stormgroep van de SS onder leiding van Hilmar Wäckerle (commandant van III./SSDF) door de stoplijn bij het dierenpark doorgebroken tot aan de oostkant van het viaduct. Ze hadden zich verschanst in de woningen aan de zuidkant van de Grebbeweg en op het fabrieksterrein van timmerfabriek de Stoomhamer.
Aan de westkant van het viaduct was een provisorische grendelstelling ingericht van reserve-eenheden, huzaren en marechaussees onder leiding van kapitein Gelderman. Toen ze bij het viaduct aankwamen was het er op dat moment betrekkelijk rustig. Ze maakten een provisorische stelling tegen een woning aan, welke vlak voor het viaduct aan de zuidkant van de Herenstraat stond. Aan de straatkant had het huis een erker die wat dekking verschafte.
De stelling zo tegen het huis aan, was niet bepaald ideaal. Het schootsveld was beperkt, ze konden de hoofdweg in de richting van Wageningen enigszins bestrijken. Aan de andere kant van de spoorgeul aan de zuidoostkant van het viaduct stond een markant hoekhuis. Dat huis viel nog net binnen het schootsveld maar verder naar rechts kon de PAG geen vuur uitbrengen. De bemanning van de PAG bevond zich in het portiek van het huis, klaar om met het geschut te vuren. Er was daar voldoende dekking.
De stenen balustrade langs het viaduct vormde volgens Visser nauwelijks een beperking van het schootsveld. Deze was relatief laag en bovendien waren pantserwagens en tanks zo hoog dat er geen belemmeringen waren om vuur uit te brengen op deze doelen. Vlak naast de erker was de buitendeur en achter het huis was een garage met daarin een Citroen Traction Avant. De PAG-trekker hadden ze iets verder terug langs de hoofdweg opgesteld naast een huis. Hollertt is af en toe langsgekomen om poolshoogte te nemen. Hij moest de andere stukken ook in de gaten houden. Winkel, de ordonnans bracht de berichten over op zijn kleine motor.
Kapitein Gelderman
In het huis waartegen de stelling was gemaakt, zat eveneens de groep van kapitein Gelderman. De kapitein schoot zelf met de lichte mitrailleur vanuit de dakkapel. Er waren een paar helpers bij en in de tuin voor het huis lag een provisorische stelling met wat infanterietroepen.
In de loop van de ochtend van de 13e mei zagen ze een groepje wielrijders, 4 of meer, vanuit de richting van Ouwehand's dierenpark de Grebbeweg af komen rijden in de richting van het viaduct. Ze wisten kennelijk niet dat ze zo in de handen van de Duitsers reden die zich aldaar op de hoek in woningen hadden verschanst. Blijkbaar werden ze halverwege onder vuur genomen want ze sprongen plots van de fiets om dekking te zoeken.Het moet nog voor 12.00 uur die ochtend geweest zijn dat Visser een SS-er zag bij de Stoomhamer. Deze lag op de grond, een paar Nederlandse krijgsgevangenen in witte hemden voor hem, en vuurde met een mitrailleur in Visser's richting. Op een gegeven moment waren de krijgsgevangen weer weg.
Visser vermoedde dat die krijgsgevangenen naar het hoekhuis waren gevlucht. Kort daarop vroeg kapitein Gelderman om assistentie van het kanon. Tot dan had de PAG van Visser nog geen enkel schot uitgebracht.
PAG in actie
"Met die brisantgranaat hebben we nog geschoten op de woning aan de overkant (redactie: hoekhuis aan de zuidoostkant van het viaduct). Toen wij dat schot losten kwamen ineens al die jongens eruit. De mof had ze natuurlijk gevangen genomen. Of die Duitsers ze alleen in dat huis bewaakten mag Joost weten. Maar die jongens zagen in ieder geval kans om weg te komen. Ze hadden geen uniformjas meer aan, ze liepen gewoon in het hemd. Midden op het viaduct werd er één doodgeschoten. Ik hoor hem nog roepen 'ik ben een Hollander' (Roelofsen) en hij viel zo voorover. De rest vloog als kippen weg toen ze voorbij het viaduct waren.
Later heb ik vaak gedacht, stom toch dat we niet meer geschoten hebben, maar we mochten niet anders schieten dan op commando. Dat commando moest van kapitein Gelderman komen, want we waren toegevoegd aan Gelderman. Die zat boven te schieten met de mitrailleur. En die kapitein daar kon je op het laatst nog geen woord mee wisselen, want de man was geheel doof. Die verstond niets meer. Hij had de hele dag mitrailleurtrommels leeggeschoten. Helpers vulden steeds de trommels met patronen. Als de trommel leeg was, dan ging er weer een nieuwe op en dan schoot hij verder. Achteraf gezien hadden we meer op die huizen moeten schieten, wie weet of er nog meer van die moffen in zaten. En ik denk ja, we hadden geen commandant, we hadden eigenlijk dat initiatief moeten nemen. Maar we zaten er nog zo onder, onder die officieren."
Korporaal Knies
Op de hoofdweg stond ongedekt een mitrailleurkar met daarop een zware mitrailleur. Op een gegeven moment begon een korporaal met de mitrailleur te schieten, later bleek dat korporaal Knies te zijn van 3-4 RH. Het duurde niet lang of de schutter ontving vuur van Duitse zijde. Knies werd geraakt in de wang en in de long. Visser had gezien dat de korporaal geraakt werd. Hij voelde respect voor die man, samen met Winkels, Wendels en Hollertt hielpen ze hem uit de vuurlijn, waarna Wendels hem met de Citroen naar de verbandplaats bracht.Deze Knies sprak hem na de oorlog bij een reünie in Deventer aan en dankte hem voor het redden van zijn leven. Visser was er een beetje beduusd van geweest, hij geloofde de man in eerste instantie niet, maar het litteken op de wang in combinatie met het verhaal, overtuigden hem. Knies is later nog wel eens bij hem thuis langs geweest.
Zowel Nico Wendels, Willem Winkels als Gerit Visser ontvingen in 1947 uit handen van Z.K.H. Prins Bernhard het Bronzen Kruis voor het uit de vuurlijn weghalen van de gewonde korporaal Knies.
Visser heeft op 13 mei 1940 zelf ook op de Duitsers geschoten met een karabijn die daar in de stelling lag. Of hij iets heeft geraakt durfde hij niet zeggen, ze schoten op alles wat bewoog aan de andere kant van het viaduct. Het was zeer onrustig en er was behoorlijk veel kabaal. Hij heeft niet gezien dat de huizen in zijn schootsveld langs de Grebbeberg in brand hebben gestaan. Van een Stukabombardement wist hij eveneens niets te vertellen, wel maakte hij van zeer korte afstand mee dat het viaduct met een enorme knal werd opgeblazen door de Nederlandse genietroepen.
Terugtocht
Korte tijd later lagen ze zelf onder vuur vanuit de noordflank. Het leek alsof het mitrailleurvuur uit de huizen aan de noordwestkant van het viaduct kwam. Ze bevonden zich in het portiek van de woning en het vuur ging over hun hoofden heen. In de gang aan de westkant van het huis sloegen de kogels in de muur, zodat de vaasjes van de kapstok vielen. Ze vermoedden dat het om een pistoolmitrailleur moest gaan. Door het kelderraam aan de achterkant verlieten ze snel de woning en kwamen zo in de achtertuin terecht. Daar hadden ze weer voldoende dekking.
Toen bleek dat de groep van Gelderman al was vertrokken en ze onder flankerend vuur lagen, dreigde direct gevaar van omsingeling. Tussen drie uur en half vier op die 13e mei was luitenant Hollertt langsgekomen. Hij overzag de situatie, nam de richtmiddelen van de PAG af en hij gooide die in een tuin verderop.Dat was voor de groep van Visser het teken om terug te trekken, de PAG en de trekker achterlatend. In Rhenen vonden ze enkele achtergelaten dienstfietsen waarmee ze zich sneller konden verplaatsen. Aan de westkant van Rhenen stuitten ze op meer Nederlanders waaronder Art Dijkgraaf. Art was een bekende van Visser, maar behoorde niet tot de PAG sectie.
Per fiets trokken ze terug naar Hotel De Donderberg in Leersum. Bij het hotel bevonden zich de fouragewagens van wachtmeester De Vos. De groep kon met deze wagens meerijden richting Vianen en later door naar IJsselstein. Van deze reis maakte Visser niet veel mee want hij viel vrijwel direct in een diepe slaap. Op 14 mei 1940 rond 14.00 uur hoorden ze van de capitulatie.
Naar huis
Toen Visser rond 26 mei 1940 weer thuis in Epe kwam kon hij direct aan de slag in de smederij van zijn vader. Die smederij bleef tijdens de oorlog doordraaien, ze moesten immers toch ook leven. In de voorkamer van het woonhuis was een Ortskommandatur ingericht terwijl de familie in de rest van het huis bleef wonen. Gerrit had een schuilplaats gemaakt op de eerste verdieping boven die kamer. Daar kon hij in wegkruipen als er onraad dreigde. Hij deed dat een aantal malen bij razzia's in het dorp. Na de bevrijding zette de familie de smederij voort en die was tot 2000 in bedrijf. De smederij had een museale inrichting waarbij veel originele attributen nog aanwezig waren.
Visser vertelde dat hij na de oorlog eens in het cavaleriemuseum in Amersfoort op bezoek was geweest. Daarbij constateerde hij dat de schop bij de huzaar te paard in het museum aan de verkeerde kant was geplaatst. Hij meldde dit voorval en een tijdje later kreeg hij bericht dat hij gelijk had gehad en dat de omissie was gecorrigeerd.Op de gewetensvraag over het nut van de Nederlandse verdediging in mei 1940 volgde een weloverwogen antwoord waaruit naar voren kwam dat de vooroorlogse houding tegenover de Duitsers lang niet zo vijandelijk was als die gedurende de oorlog en lange tijd daarna bleef. Achteraf gezien had hij desgevraagd wel spijt niet meer brisantgranaten op de Duitsers te hebben afgeschoten toen hij daartoe in de gelegenheid was.
Het zinnetje aan het einde van ons gesprek "dit is wat mij wel in de finesse nog alle dagen zo in de kop zit", is natuurlijk veelzeggend. Achteraf bleek ons dat Visser ondanks dat de indringende gebeurtenissen ruim 70 jaar geleden plaatsvonden, nog steeds dag en nacht met de Grebbeberg bezig was. Naar verluid sliep hij na ons bezoek een stuk beter, hij was tevreden dat hij het verhaal zo uitgebreid had kunnen vertellen.
Gerrit Visser overleed op 21 december 2011. Hij werd op 24 december van dat jaar op 92-jarige leeftijd begraven.
(Dit verslag is mede tot stand gekomen met medewerking van Arno Bijl.)
3232