Toespraak van reserve eerste-luitenant dr. Wiardi Beckman - 20 mei 1940Na eeuwen zal men nog de helden van den Grebbeberg gedenken, aldus vervolgde kapitein von der Decken, doch wij gedenken ook den tegenstander, hem was bevolen te strijden, dus streed hij, dapper en ridderlijk. Hij heeft zijn stelling zoolang behouden tot dit eenvoudig niet meer mogelijk was. Dit beteekent tegenover de Duitsche weermacht, aldus spreker, geen schande.
Op deze plaats zal nu vrede zijn, de tegenstanders zullen hier in vrede naast elkander rusten. Als bewijs van de Duitsche achting voor de onzen verleende de kapitein vervolgens het woord aan den reserve eerste-luitenant dr. Wiardi Beckman, die als officier voor speciale diensten op het algemeene hoofdkwartier werkzaam is. Hij sprak als volgt:
"De Opperbevelhebber van de Nederlandsche Land- en Zeemacht heeft mij opgedragen, een laatsten groet te brengen aan de Nederlandsche soldaten, die hier begraven zijn. Een laatsten groet namens het Nederlandsche leger aan strijdmakkers, die bij de verdediging van het Vaderland hun leven hebben verloren; een laatsten groet namens, Nederland, dat den moed en de trouw, door zijn zonen in de dagen van den oorlog betoond, nooit zal vergeten.
In de strijdmakkers, die hier hun laatste rustplaats vinden, eeren wij alle officieren, onderofficieren en minderen, die hun leven voor Nederland hebben gegeven. De Nederlandsche weermacht weet den moed en de organisatie van den tegenstander te respecteeren. Doch aan dit graf van Nederlandsche soldaten is het mijn taak, hulde te brengen aan het taaie verweer van de Nederlandsche verdedigers; aan de geestkracht en moed, die zij hebben getoond bij de verdediging van hun Vaderland.
Zij, die vielen, hebben hun bloed niet tevergeefs geofferd. Zij hebben de eer van de Nederlandsche weermacht - zij hebben de eer van hun land hooggehouden. Voor de gezinnen en voor de ouders moge het een troost zijn, te weten, dat zij als goed-Nederlandsche mannen hun plicht hebben gedaan in den strijd. Toen de loop der omstandigheden den oorlog over den Nederlandschen grond bracht, hebben zij met opgewektheid alles gegeven, omdat hun land hen riep.
De weermacht en het Nederlandsche volk bidden, dat God hun nabestaanden de kracht mag geven om hun zware smart te dragen. Wij zijn met hen, zooals wij in onze gedachten steeds zijn bij de strijdmakkers, die den dood vonden.
Kracht putten wij uit de zekerheid, dat wij trouw zijn geweest aan onzen Nederlandschen plicht. Ik moge dezen afscheidsgroet besluiten met een couplet van het Nederlandsche volkslied:
Soo het den wil des Heeren
Op die tijt had gheweest,
Had ick gheern willen keeren
Van u dit swaer tempeest;
Maer de Heer van hier boven
Die alle dinck regeert,
Die men altijt moet loven,
En heeftet niet begeert.
(Bron: krant De Courant - Tweede Blad pag. 3 - Het Nieuws van de Dag van woensdag 22 mei 1940) |