Rapport van kolonel A. van Loon betreffende relaas commandant 24 R.I.

R A P P O R T.

(Zie kantbrief Commandant Brigade B. No. 75 Persoonlijk van 17 Mei 1940.)

Het door Reserve Luitenant Kolonel J. Smit op papier gestelde relaas geeft mij aanleiding het volgende op te merken.
In den nacht van 12/13 Mei meldde zich deze Hoofdofficier op mijn commandopost als Commandant van III-24 R.I. en 11 G.B.
Van hem vernam ik dat zijn troepen dood vermoeid waren en dringend rust behoefden.
Na hem bevelen voor deze onderdeelen gegeven te hebben deelde hij mij ook mede dat I-24 R.I. dat reeds eerder te mijner beschikking was gekomen en dat ik aanvankelijk voor het opnieuw bezetten van de frontlijn, later ter versterking van de Divisiereserve West van de spoorbaan Amersfoort / Rhenen à cheval van den straatweg Wageningen / Rhenen had ingezet, met drommen Westwaarts terugvloeide. Dit was mij reeds bekend en telkens wanneer mij hieromtrent berichten bereikten had ik personeel van mijn Staf en den Commandant der Divisiereserve opdracht gegeven de terugvloeiende troepen toe te spreken en naar hunne opstellingen terug te geleiden.
Overste Smit deelde mij mede dat hij vroeger het commando over I-24 R.I. had gevoerd en dat hij gaarne een poging wilde aanwenden zijn oude ondergeschikten nogmaals tot betere gedachten te brengen. Ik keurde dit voorstel goed en wees Reserve Majoor de Kruijff aan om Overste Smit tijdelijk te vervangen. Overste Smit is daarna vertrokken.
Van door mij uitgezonden officieren van mijn Staf vernam ik dat Overste Smit wel eenig succes had in zijn pogingen.
Hem zelf meen ik niet meer teruggezien te hebben voordat ik in den namiddag van 13 Mei aan den Oost uitgang van Elst pogingen aanwendde om aldaar een achterhoedestelling te vormen.
Zeker weet ik dat hij zich bij mij meldde eenige uren later aan den Oostrand van Amerongen en alwaar ik toen een mij toegezegd bataljon Wielrijders opwachtte om een tweede achterhoedestelling te vormen.
Toen ik aldaar ook trof Kolonel J.C.C. Nijland die mij mededeelde dat troepen van Brigade B. ter versterking oprukten werd in overleg met Kolonel Nijland besloten alle terugtrekkende afdeelingen weer Oostwaarts te dirigeeren om aldus in ieder geval de stelling bij Elst te behouden.
Bij dit overleg was Overste Smit aanwezig.
Waar zijn troepen (III-24 R.I. + 11 G.B.) dan wel I-24 R.I. zich bevonden kon ik niet van hem vernemen. Overste Smit heeft toen met andere officieren mede geholpen de terugvloeiende troepen weer Oostwaarts in te zetten.
Ik vat dus samen dat, voor zoover ik kan oordeelen, Overste Smit zijn plicht heeft gedaan. Bijzondere daden, die hem voor een onderscheiding in aanmerking zouden brengen, heb ik niet opgemerkt, noch zijn mij gerapporteerd.

IJsselstein, 21 Mei 1940.
De Kolonel;
Divisiecommandant;
(get.) A. van Loon.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.26 MB)