Rhenen de (kolen)boot in

W. Klaassen: "Als je het niet hebt meegemaakt kun je't niet begrijpen"

Rhenen - "De kolenschuiten lagen er al vijf maanden. Maar het grote schandaal was dat de eigenaren ervan te beroerd waren om ze schoon te maken. En dan te bedenken dat ze ervoor betaald waren." Het verleden herleeft in de riante "veste" van de Rhenense bouwkundige en makelaar W. Klaassen op nummer 2 aan de Kuilweg.

In tegenstelling tot zijn vrouw heeft hij zelf de evacuatie van de Grebbestad naar Goeree en Overflakkee in de meidagen van 1940 niet aan den lijve ervaren. Maar hij kan er als vrijwilliger bij de luchtwachtdienst ongemeen levendig over vertellen. Uit zijn verhaal blijkt dat het met de voorbereiding van de verhuizing, ten minste waar het er om ging om de 14 vijf-tons Rijnaken op personenvervoer in te richten al even droevig was gesteld als met die van de defensie. "Want niemand geloofde dat het gebeuren zou. In 1914-1918 waren we toch ook neutraal. Zo moesten we het doen met sterk verouderd materiaal, met geweren bijvoorbeeld van 1880. Wat ze gedaan hebben - ons de strijd in sturen met zulk ontoereikend materiaal - is moord. Niet meer en niet minder."

Al geruime tijd voor de evacuatie van mei 1940 was bekend dat Rhenen en Achterberg ingeval van oorlog of oorlogsgevaar zouden moeten worden ontruimd. De hele bevolking bestond toen uit 8500 inwoners van wie er 6000 naar elders gebracht moesten worden. Zo'n 500 man, onder wie een groep bouwvakkers die een brugdek moesten leggen waren verplicht thuis te blijven. Zij hebben het geweten maar de "landverhuizers" ook.

KOGELS
Mevrouw Klaassen herinnert zich dat ze met haar twee kinderen, een kinderwagen en wat bagage werd opgeroepen naar de plaats van samenkomst te gaan. Voor haar was dat het Koningin Elisabethplantsoen. Het instappen ondervond de nodige vertraging doordat de kogels uit overtrekkende vliegtuigen al op straat ketsten. Maar uiteindelijk mocht dan het "inladen" worden begonnen en toen begon de verschrikking. De schuit waar mevrouw Klaassen en de haren instapten kon er nog mee door maar de anderen waren zo smerig dat je er nog geen vee aan zou hebben toevertrouwd.

De banken die er stonden waren zonder leuningen. Moet je je voorstellen hoe vermoeiend dat was. De mensen gingen er schrijlings opzitten met de ruggen naar elkaar toe om te kunnen slapen. Vreselijk was ook dat er geen eten aan boord was zegt zij. "En dan die latrine, valt haar man in.. Er stond één ton voor honderden mensen. Als die vol was werd hij met touwen omhoog gehesen en dan werd hij zo over boord gekieperd."

Van horen vertellen weet de Rhenense oud-wethouder nog dat het met dat ledigen ook wel eens verkeerd liep.
Het kon gebeuren dat de helft van de ontlasting op dek terecht kwam, op de plaats waar mensen zaten. En er was niks om je te wassen. Moet je je dat eens indenken.

KOLENBOEREN
Het eigenlijke doel van hun reis bereikten ze nooit, want bij Rotterdam en Dordrecht werd hevig gevochten. De schepen konden niet verder worden gesleept dan Krimpen aan de Lek, een deel van de mensen kwam tot Bergambacht. In het holst van de nacht in diepe duisternis werden de schepen ontruimd.

Het lukte de geëvacueerden onder te brengen in de gemeenten Krimpen aan de Lek, Lekkerkerk, Nieuw-Lekkerland, Bergambacht, Berkenwoude, Ammerstol en Stolwijk. Mevrouw Klaassen kan zich nog goed herinneren dat de bevolking van die plaatsen, zo vlak voor Pinksteren op zijn paasbest uitgedost, bepaald niet stond te springen van blijdschap toen ze plotseling voor de noodzaak stond, de duizenden landverhuizers, zo smerig als kolenboeren onderdak te verschaffen.

Zijzelf bewaart heel prettige herinneringen aan het adres waar ze met haar kinderen (de oudste had zich helemaal bedaan van angst) ongeveer zes weken heeft doorgebracht, maar van anderen weet ze dat het verblijf niet overal zo prettig was. "Er waren nogal wat ruzies omdat het gebeurde dat de Rhenenaren te beroerd waren om hun eigen rommel op te ruimen."

KOEIEN
Op de avond van de tiende mei was Rhenen en Achterberg dus ontvolkt. Tot de achtergeblevenen behoorde ook Klaassen als vrijwillige landstormer bij het Korps Luchtwachtdienst. De mensen waren weggegaan maar het vee bleef achter. Klaassen: Jan Mol, die ook bij de luchtwachtdienst was, zei toen tegen mij: Moet je die koeien eens horen. Jij kunt ook melken, laten we er wat aan doen. Zo hebben we samen met nog twee andere soldaten, ook boerenzonen, de meeste melk weg laten lopen in de wei. Tot het zo stikdonker was dat we geen koe meer konden zien, hebben we doorgemelkt. Later werd het vee opgedreven, richting Amerongen.

De terugkeer naar Rhenen was zo mogelijk nog verschrikkelijker. De hele binnenstad in puin. Ook van het huis van de Klaassens was niets meer over. "Ik vond nog een klompje. Dat was het zilveren geld uit de spaarpot van m'n zoontje. Ik heb het steeds bewaard."

VERBETEN
Klaassen was de enige plaatselijke aannemer die bij de wederopbouw was betrokken. Een derde van Rhenen is door hem en zijn mensen weer in oude luister hersteld. Nog tijdens de oorlog bouwde hij voor zich en de zijnen een nieuwe woning. Maar ook die was geen lang leven beschoren.

Dat bleek na terugkomst van een tweede evacuatie in oktober 1944. Tien maanden duurde die. De Klaassens praten eigenlijk niet zo graag meer over die duistere jaren. "Ik zeg tegen m'n schoondochter altijd: Als je het niet hebt meegemaakt kun je het niet begrijpen." Ik ben dan ook altijd verbeten gebleven op die moffen en ik ben het nog.

Bron: De Valleipost - 3 mei 1980

3213