Schrijven van dienstplichtig soldaat-ordonnans I. van Dam
Verslag van de strijd en overgave van de 2e sectie van 3-III-8 R.I. in de voorposten van de Grebbelinie te Wageningen.
brief 29-10-1993
afkomstig van I. van Dam
------------
Wij waren op 29 augustus gemobiliseerd en gehuisvest in een school en grote zolderkamer te Wageningen. De compagnie-commandant was Kapitein Zwarts en op 10 en 11 mei was sergeant Driessen onze sectiecommandant.
Op 10 mei 1940 omstreeks 1.30 uur werden we gewekt met de opdracht om zo spoedig mogelijk naar onze stelling te gaan die gelegen was aan het Huppelpad (een zijweg van de Nudeweg) te Wageningen.
Omstreeks 4.00 uur was de stelling bezet en door de radio hoorden wij dat het oorlog was met Duitsland en er op verschillende plaatsen in het land parachutisten geland waren. De wachtposten werden verdubbeld en inmiddels zagen wij veel vliegtuigen die door ons met geweren en mitrailleurs beschoten werden, maar zonder veel resultaat.
Ik was ordonnans en omdat wij geen telefonische verbinding hadden met de commandopost van onze kapitein, heb ik die dag verschillende opdrachten van de 2e sectie naar en van de commandopost overgebracht die op plm. 700 meter van ons gelegen was. In de stelling was het nog betrekkelijk rustig. De tijd werd gebruikt om de stelling nog zoveel mogelijk te versterken en te camoufleren. Ook werd nog hulp geboden bij de evacuatie van mensen die dicht bij de stelling woonden. De veehouders namen, indien dit toegestaan werd hun vee mee, maar veel koeien bleven achter in onze omgeving.
Omstreeks 17.00 uur kregen wij bericht dat de Duitsers bij de IJssellinie teruggeslagen werden, maar nog geen uur later moest ik onze kapitein meededelen dat een aantal Duitse militairen gezien waren bij de Wageningse Berg, ca. 3 km. van ons verwijderd.
Er werden verkenners uitgezonden en de wachtposten werden verdubbeld. Behalve enkele schermutselingen bleven de Duitsers die nacht in Wageningen en werden we niet aangevallen. Van slapen is niet veel gekomen en er werd zo hier en daar geschoten en lichtfakkels uit Duitse vliegtuigen afgeworpen.
In de vroege morgen werd het vuur geopend door de Hollandse artillerie vanaf Rhenen op Wageningen en al gauw zagen wij dat de toren van de hervormde kerk in brandgeschoten werd. Door de Duitse artillerie werd dit vuur beantwoord terwijl nu ook de stellingen aanhoudend beschoten werden met granaten en mortiervuur.
Na plm. 10 uur begonnen de Duitsers met hun aanval en degenen die zich buiten de stelling begaven liepen de kans beschoten te worden zowel door de Duitsers als door eigen militairen vanuit stellingen die achter ons lagen.
In deze streek waren veel boomgaarden die voor ons het uitzicht belemmerden zodat de Duitsers vaak ongezien onze stellingen naderden. Wij hadden nu ook geen contact meer met de commandopost, kapitein Zwarts heeft zich met de 1e, 3e en 4e sectie tussen 12.00 en 13.00 uur overgegeven. Hiervan was ons (de 2e sectie) niets bekend en onder moeilijke omstandigheden hebben wij de strijd voortgezet tot ca. 14.30 uur.
Inmiddels had de groep van sergeant Hofman die ook bij onze sectie ingedeeld was in een stelling op plm. 150 meter afstand, zich teruggetrokken naar onze stelling zodat we nu met ca. 25 militairen aanwezig waren. Een voltreffer had de mitrailleur bij Hofman vernield.
Wij hebben nadien nog een vuurgevecht gehad met een aantal Duitse motorrijders op de Haarweg waarvan er enkele buiten gevecht gesteld werden. Wij hebben alles wat mogelijk was gedaan om de Duitsers tegen te houden maar toen de nabijgelegen boerderij van de familie Krechting in brand geschoten werd en wij bijna omsingeld waren, werd besloten terug te trekken naar de Nudeweg.
We namen onze wapens en zoveel mogelijk munitie mee, maar we waren nog geen 100 meter van de stelling verwijderd toen we aangevallen werden door een aantal Duitsers die met automatische geweren en een mitrailleur een geweldig vuur op ons openden.
Ik was de voorste militair in de linie van onze groep en vond dekking achter een haag zodat ze mij niet zagen. De overmacht was zo sterk dat we binnen korte tijd al een groot aantal doden en gewonden hadden en ik besloot mij over te geven.
De Duitsers dreigden mij en ook de andere militairen van onze sectie te doden omdat wij de strijd niet gestaakt hadden terwijl onze kapitein (Zwarts) zich al overgegeven had. Maar (zoals reeds eerder vermeld) was dit ons niet bekend. Een luitenant kwam tussenbeide en gaf mij het bevel om naar de sectiecommandant te gaan en deze te verzoeken zich over te geven. Hieraan werd voldaan maar toen waren er 10 militairen gesneuveld (of later overleden) en een onbekend aantal gewonden. Hoe groot de verliezen van de Duitsers waren is mij niet bekend.
We werden door deze SS-stoottroepen behandeld op een zodanige manier dat dit niet te beschrijven is. De uniformjassen werden ons van het lichaam gerukt en het dragen van een helm werd ook niet toegestaan.
De gewonden smeekten ons hen mee te nemen naar de Nudeweg maar dit werd niet toegestaan. Alleen een vijftal licht gewonden kregen toestemming met ons mee te gaan. De zwaar gewonden zouden door het Rode Kruis behandeld en meegenomen worden. Toen enkele mannen die in het Huppelpad woonden, terugkwamen na ongeveer vijf dagen evacuatie, lagen er negen lijken van de 2e sectie in de boomgaard bij de stelling. Deze zijn daarop ter aarde besteld op het Militair Ereveld van de Grebbeberg onder nummer 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 van Rij 5.
Onze sectiecommandant sergeant Driessen werd, terwijl wij al gevangen genomen waren, door een schot in zijn hoofd zwaar gewond en is daarop naar een ziekenhuis te Arnhem vervoerd. Daar is hij echter op 13 mei overleden en begraven. Op 1-9-1970 is het stoffelijk overschot herbegraven op het Militair Ereveld op de Grebbeberg onder no. 47 van rij 3a.
Toen we in een woning aan de Nudeweg gebracht werden, wisten we nog steeds niet wat ons te wachten stond maar uiteindelijk werden we met acht man gegijzeld en met het pistool in de nek gedwongen om twee lichte kanonnen te trekken in de richting van de Grebbeberg waar onze troepen in stelling waren. Tijdens dit vervoer werd één van onze militairen gewond door een schot in zijn arm. Als er veel geschoten werd vanaf de Grebbeberg kregen we toestemming om dekking te zoeken langs een slootkant of in een woning. Ook moesten we een flinke opening in de weg herstellen zodat het vervoer niet gehinderd werd. Een officier gaf bevel dat wij zo spoedig mogelijk buiten de vuurlinie gebracht moesten worden, maar het was al bijna donker toen hieraan voldaan werd.
We hebben de nacht doorgebracht in een woning ten oosten van Wageningen en de volgende morgen (1ste Pinksterdag) werden wij met een vrachtwagen naar Westervoort en Arnhem vervoerd. In de Coehoorn Kazerne hebben we vervolgens geslapen en op 13 mei zijn we gelopen van Arnhem naar Zevenaar. In de avond reisden we met de trein naar Soest in West Falen. Daar hebben we een week gezeten.
Op 19 mei vertrokken we per goederentrein naar Neu Brandenburg. Een reis van ca. 24 uur. Wij werden daar gelegerd in een groot gevangenenkamp en we rekenden er op dat we hier voorlopig wel zouden blijven. Maar al gauw kregen we het bericht dat we spoedig weer naar ons land zouden gaan. Het voedsel was minimaal maar de behandeling is na 11 mei gezien de omstandigheden behoorlijk geweest.
Op 10 juni 1940 zijn we per trein naar Enschede gereisd waar we op 11 juni aankwamen. Wij werden hartelijk ontvangen en voor het eerst sinds één maand kregen we voldoende te eten. We namen een bad, werden geknipt en geschoren en nadat we door artsen gekeurd werden ontvingen we onze soldij over vijf weken: 5 x fl. 2,50 = fl. 15,-.
We waren verheugd en dankbaar toen we de volgende dag weer in onze familiekring opgenomen werden.
Op 4 augustus 1940 kwamen de militairen van 3-II-8 R.I. bijeen op de Grebbeberg om afscheid te nemen van onze vrienden die in deze korte maar hevige strijd gesneuveld zijn. Ook kapitein Zwarts, die door ons de vader van de compagnie genoemd werd, was aanwezig en heeft op waardige wijze leiding gegeven aan deze bijeenkomst.
De oorlog en de bezetting van ons land heeft veel leed veroorzaakt maar dit ligt nu ver achter ons en hoewel wij dit niet vergeten is het te wensen dat wij in de toekomst samen met Duitsland en de andere landen kunnen werken aan een goede toekomst zonder oorlog.
I. van Dam.
1026