Schrijven van kapitein D.C. van Alewijk
A f s c h r i f t .
Heemstede, 31 October 1940.
Crayenestersingel 27.
Zeer geachte Majoor,
Naar aanleiding van het mij door U gezonden rondschrijven van het Departement van Defensie over het doen van voorstellen voor onderscheidingsteekenen voor betoonde dapperheid tijdens de gevechten van mijn Compagnie heb ik mij verstaan met mijn toenmalige sectiecommandanten ter bekoming van inlichtingen over niet door mijzelf geconstateerde flinkheid en dapperheid. Daar ik echter tot op heden geen reactie krijg op mijn schrijven - behalve van één - doe ik U mijn persoonlijke ervaringen toekomen.
Vooraf zij het mij vergund U mede te deelen, dat ik mijn gevechtsrapport rechtstreeks aan de Divisie heb moeten indienen op last van de divisie, terwijl ik persoonlijk U in Weinsberg rapport heb uitgebracht.
Om U een en ander weer helder voor oogen te brengen, moge ik U in het kort en nuchter eenige episodes uit den slag in herinnering brengen.
Nadat tweemaal een aanval onzer compagnie door voortdurend hevig mitrailleurvuur was afgeslagen, werd door mij persoonlijk onder dekking van een patrouille van twee groepen, waarbij Vaandrig van Neer een verkenning gedaan langs de Heimersteinsche laan in de richting Heimerstein om de plaats vast te stellen, waar de ons beschietende mitrailleurs zich genesteld hadden. We gaan de stoplijn uit, passeeren de Friesche ruiters van de prikkeldraadversperring toen plotseling van onze rechterzijde - de stoplijnbezetting van 2 of 3-III-8 R.I. - een hevig geschreeuw van veel menschen werd gehoord, onmiddellijk gevolgd door hevig vuren uit onze rechterflank (schuin achter) van lichte mitrailleurs en geweren, waarvan de projectielen ons om de ooren floten en door het struikgewas en tegen de boomen kletterden. Hierdoor verontrust begonnen de Duitsche mitrailleurs ook weer het terrein af te vegen. Naar het lawaai achter ons te oordeelen renden veel menschen door en over onze stellingen achter ons, wat sterk de indruk maakte van een overval. Daar de patrouille door een en ander uitermate nerveus werd, liet ik de troep teruggaan, temeer daar het meer en meer donker werd. In de loopgraaf teruggekomen vond ik daar een grenzelooze wanorde. Behalve mijn eigen compagnie - tot de helft gereduceerd - trof ik een tachtigtal militairen van andere onderdeelen aan; ik noem 2-I-8 R.I., 2-III-8 R.I., I-24 R.I. en personeel van 11 R.I., die beweerden dat de Duitschers op de rechterflank van de Grebbeberg door de stoplijn waren gedrongen. Daar ze verder wilden vluchten moest ik zeer hardhandige maatregelen nemen om dit tenminste te voorkomen. Onderwijl begon de Duitsche artillerie verontrustend vuur op onze stellingen te leggen en vooral op het terrein vlak achter ons. Indien er toen een brutale Duitsche patrouille met handgranaten gekomen was, zou zonder meer de heele compagnie met de aanloop in de pan gehakt zijn. Geholpen door den Vaandrig T.J. van Neer ben ik toen - nog steeds onder artillerievuur - het grootste deel van den nacht bezig geweest een nieuwe compagnie in elkaar te zetten, wat mij in zooverre gelukt is, dat tegen den morgen weer commandeerbare onderdeelen de loopgraaf gevechtsopstelling bezetten.
Voor de flinkheid en doortastendheid waarmede Vaandrig van Neer mij in dezen nacht heeft bijgestaan met dit moeilijke werk onder zenuwschokkende omstandigheden, wensch ik hem voor te dragen voor een eervolle vermelding. Ook tijdens het gevecht in den ochtend van 13 Mei heeft de Vaandrig zich flink gedragen en met groote rust zijn sectie aangevoerd.
Toen de Duitschers 's-morgens na de artillerie (en mortier) beschieting sterk opdrongen, is mij opgevallen de sergeant Riemens en Veldkamp, die door hun voorbeeld van groote rust tijdens de bediening van een lichte mitrailleur belangrijk hebben bijgedragen in het standhouden van de compagnie. Indien U hierin termen mocht vinden tot het voordragen van de onderofficieren voor een eervolle vermelding, zal ik dit gaarne ondersteunen.
Tenslotte wilde ik U nog opmerkzaam maken op den soldaat Krikke, waarop ook de Vaandrig van Neer mijn aandacht vestigde. Deze soldaat heeft mij vergunning gevraagd met een paar handgranaten een vijandelijke mitrailleur op te mogen ruimen die het ons zeer lastig maakte. Hij is hierin niet geslaagd, maar zijn moed dient gereleveerd te worden. Wel ging hij in den morgen een doorgedrongen Duitscher met een handgranaat te lijf, die spoorloos verdween.
Met zeer veel instemming heb ik kennis genomen van Uw waardeerende woorden bij het werkje van den Heer van Heerde. Inderdaad zijn ze mij uit het hart gegrepen.
Met hartelijke groeten en respect aan Mevrouw verblijf ik met de meeste hoogachting,
(get.) D.C. van Alewijk.
Gezien:
Commandant voormalig II-19 R.I.
reserve majoor,
(get.) J. v. Apeldoorn.
|