Schrijven van reserve-kapitein A.G. Höpink
Onderwerp:
Inlichtingen.
Giesbeek, 6 December 1940.
Ik heb de eer Uw Hoogedelgestrenge te doen toekomen, een verslag van de handelingen van I-IV Bat.Pag. gedurende het tijdvak van 10-14 Mei 1940. Vrijdagmorgen 10 Mei na het alarm, de compagnie verzameld en maatregelen genomen om de ons ontbrekende vrachtauto's tot vervoer van munitie, goederen en manschappen te verkrijgen. Daarna ingevolge opdracht, met de geheele compagnie afgemarcheerd naar de meubelfabriek te Remmerden, alwaar gelegerd werd. Ter beveiliging posten uitgezet aan den weg en aan den oever van den Rijn.
In verband met berichten welke gewag maakten, van landingen van parachutisten, welke van Nederlandsche militaire auto's gebruik zouden maken, is er door mij nog een extra controlepost op de weg ingesteld, welke de opdracht had, alles aan te houden en te doorzoeken. Ook werd door de Militaire Politie medegedeeld, dat er in de omtrek van de commandopost van commandant IV Divisie parachutisten gedaald waren, als gevolg waarvan er twee patrouilles uitgezonden zijn van ca. 8 man, één onder Luitenant Coster van Voorhout en een onder sergeant Luks. Deze patrouilles hadden geen succes. Voorts werden er nog manschappen afgestaan te beveiliging van een afdeeling van 19 R.A. welke in de bosschen Noord van Remmerden in stelling stond. Ook hebben we nog met de karabijnen op een bombardementsvliegtuig geschoten, hetwelk even te voren de batterij luchtdoelartillerie, opgesteld op de Koerheuvel, gebombardeerd had en laag over kwam. Hiermede hadden we echter geen succes.
De verpleging leverde in den beginne eenigszins bezwaren op, daar wij het eten van voren moesten halen, waardoor de vrachtauto steeds door het artillerievuur van den vijand moest. Naderhand is dit in overleg met den intendant IVe Divisie in gunstigen zin, zoodanig geregeld, dat gebruik gemaakt kon worden van de keukenwagens van II-8 R.I. welke te Remmerden stonden opgesteld. Tot Zondagmorgen 9 uur in Reserve gelegen, waarna I-IV Bat.Pag. de opdracht kreeg zich te melden bij de commandant 8 R.I. waaraan voldaan werd.
Van de commandant 8 R.I. de opdracht ontvangen 3 stukken ter beschikking te stellen van commandant I-8 R.I. en 3 stukken van commandant II-8 R.I. De Luitenant B. v/d Kuyp werd door mij aangewezen zich te melden met 3 stukken bij commandant I-8 R.I. De luitenant V.C. Coster van Voorhout werd met 3 stukken aangewezen zich te melden bij commandant II-8 R.I. De commandogroep, benevens de gevechtstrein werden opgesteld onder de boomen aan de Levendaalscheweg, alwaar de manschappen zich ingroeven.
Van het artillerievuur werd geen schade ondervonden, er waren tot dat moment nog geen verliezen.
Aangezien commandant II-8 R.I. slechts behoefte had aan 2 stukken, werd het 3e stuk in stelling gebracht bij de ingang van de commandopost van 8 R.I., zoodanig dat dit stuk de Levendaalscheweg volledig kon bestrijken.
Daar van luitenant v/d Kuyp (gesneuveld) geen berichten kwamen, zond ik een ordonnans weg, welke met het bericht terugkwam, dat 1 stuk door artillerievuur getroffen was, (dit was het stuk dat stelling had moeten nemen langs de weg, zuid van de Grebbeberg langs den Rijn) waarbij een man gewond of gesneuveld zou zijn. Van het stuk langs de straatweg zou de stukscommandant verwond zijn en waren geen nadere berichten evenmin als van de luitenant, terwijl het 3e stuk zou staan achter Rhenen.
Hierop besloot ik zelf poolshoogte te gaan nemen, waarna ik het commando over de ordonnansen en de reservemanschappen overdroeg aan de 3e Sectiecommandant, de sergeant Rusch, en mij met mijn sergeant toegevoegd per motor op weg begaf. Bij het viaduct te Rhenen trof ik de kapitein van Buuren, welke ik berichtte wat mijn plan was. Hierop kreeg ik de mededeeling dat ik het commando op mij moest nemen bij het viaduct en zorg te dragen dat er weerstand gevormd werd in de lijn van de divisiereserve, eventueel terugvloeiende menschen moesten hier allen opgehouden worden. Een stuk werd achter het viaduct aan de straatweg opgesteld, terwijl het reservestuk bij de commandopost van 8 R.I. aangetrokken werd. Het stuk werd in de opstellingsplaats van de 6 veld naast het viaduct opgesteld. Een stuk 6 veld bewaakte de overgang bij de spoorbrug. Tirailleurs lagen in de loopgraven, terwijl een zware mitrailleur op de zolder in het station stond. Voorts was met commandant 4 C.P. afgesproken, dat ik het teeken zou geven, voor opblazing van het viaduct en de spoorbrug.
Nadat een bataljon van 11 R.I. naar voren was getrokken, teneinde een tegenstoot uit te voeren, ging de compagnie wederom naar voren, om zijn oorspronkelijke opstelling in te nemen.
Na bespreking met commandant 8 R.I. waarbij ik naar voren bracht, dat de opstelling van de stukken in de beboschte terreinen niet zeer gunstig was en dat ik twee stukken kwijt was, zonder zelf geschoten te hebben, werd overeen gekomen, dat ik mij persoonlijk met de commandant I-8 R.I. in verbinding zou stellen, teneinde met deze na te gaan welke maatregelen er in verband met de gewijzigde situatie genomen moesten worden. Het commando droeg ik over aan de luitenant Coster van Voorhout. De sterkte van de compagnie voor zoover bekend, bedroeg toen nog: de commandogroep intact, vier stukken geheel intact met bediening en de gevechtstrein met bediening, terwijl de stukscommandant van het langs den Rijn vernietigde stuk met de manschappen minus een, ook aanwezig waren. Het was toen Zondagavond, omstreeks 19.00 uur.
Tot zoover de handelingen van I-IV Bat. Pag. onder mijn commando. Vechtwagens hebben wij niet gezien, terwijl de officieren, onderofficieren en de manschappen behoorlijk en zonder vrees hun plicht gedaan hebben.
Met de hand bijgeschreven: Sergeant Jaspers is met zijn stuk niet aan de Heimersteinsche laan aangekomen (II-8). Luitenant Coster van Voorhout is op eigen gezag met zijn 2 stukken teruggetrokken op de commandopost van de Commandant 8 R.I. wegens artillerievuur.
Reserve Kapitein,
A.G. Höpink.
|