Schrijven van reserve-kapitein A.G. Höpink
Brief van Reserve Kapitein Höpink over de aanwezigheid
van sergeant Dekker in het gebouw genaamd "Het Paviljoentje".
Aan den Luitenant-Kolonel van den Generalen Staf.
V.E. Nierstrasz, Hoofd van het Regelingsbureau van het Veldleger,
Willem Lodewijklaan 1, 's-Gravenhage.
Giesbeek, 15 October 1940.
In antwoord op Uw brief d.d. 9 dezer, heb ik de eer Uw Hoogedelgestrenge te berichten, dat, inzake het verleenen van de toestemming, de mededeeling van de sergeant Dekker, absoluut onjuist is. Deze was hierbij in het geheel niet aanwezig. In mijn bericht aan U, heb ik nimmer over een sergeant gesproken, om de eenvoudige reden, dat ik er geen enkele gezien heb. Het is mogelijk dat de sergeant Dekker in het begin wel aanwezig geweest is, maar dan is hij om een mij onbekende reden vertrokken. Dat hij de majoor heeft zien sneuvelen, komt mij zeer onwaarschijnlijk voor. Ik vraag mij af, waar genoemde sergeant zich heeft bevonden? Gelijkvloers was hij niet, boven was hij ook niet, dit tenminste volgens mededeeling van de soldaat Bless, die mij de namen heeft opgegeven van de manschappen welke zich boven bevonden. Waar was de sergeant dan wel? Misschien buiten, maar dan kan hij onmogelijk gehoord hebben, wat binnen besproken is.
Dat de majoor buiten met mitrailleurs geschoten heeft, moet op fantasie berusten. Waar kwamen dan zoo plotseling die wapens vandaan? De mitrailleur die ik verschaft had, is door de mitrailleurschutter medegenomen en andere mitrailleurs heb ik nimmer gezien. Deze lichte mitrailleur is op een gegeven moment op aanwijzing van de majoor, welke zelf met de schutter naar boven is gegaan, aldaar opgesteld geweest. Dit was tegen het einde van de strijd. Toen de mitrailleur boven schoot, is de majoor weer beneden gekomen en is hij daar gebleven.
Tenslotte wat het zitten betreft, heb ik U ook niet gemeld, dat ik schrijlings op een stoel gezeten was, maar dat ik na de hergroepeering op een stoel bij de deuropening ben gaan zitten, Kapitein Dales en Chotzen kunnen dit getuigen. Van deze plaats ben ik niet meer weg geweest. Wel heeft de majoor bij mijn komst, een oogenblik op een stoel gezeten, maar heb ik hem in die houding niet zien vuren, wel staande. Dit geschiedde vanuit de gelagkamer, ikzelf heb toen met de lichte mitrailleur geschoten en ben afgelost door een soldaat welke ik nog gewezen heb, hoe hij met de mitrailleur moest werken. Ik heb toen een geweer genomen en moesten wij op last van de majoor, aangezien we niet voldoende dekking hadden, onze stelling wijzigen. De mitrailleur bleef echter opgesteld, omdat deze door een steenen muur in de flank gedekt was. Ik geloof dat de schutter gesneuveld is. De majoor heeft de mitrailleur zelf bediend, totdat er een mitrailleurschutter kwam. Het is zeer moeilijk alle oogenblikken precies van minuut tot minuut weer te geven, aangezien we onze aandacht volop op de vijand geconcentreerd hadden. Zoo vergat ik in mijn bericht, nog te melden, dat de Kapitein Dales ook gewond was aan de pols.
Ik herhaal echter, dat majoor Landzaat geen bezwaar gemaakt heeft, toen ik voorstelde om trachten weg te komen. Of hij voor zichzelf hiermede instemde, weet ik niet en heb ik later over een en ander nog eens nadenkende, wel den indruk gekregen, dat de majoor op zijn post wilde blijven. Voor mij stond de zaak echter anders, ik moest weer naar mijn compagnie. Geheel toevallig was ik in deze schermutseling geraakt en weet ik, dat ik zoolang aan de verdediging heb deel genomen (ja, zelfs langer dan een van de I-8 R.I. behoorende personen) als er nog een patroon te verschieten was. Ik voelde het als mijn plicht, toen er niets meer te bereiken viel en wij stand gehouden hadden tot het uiterste, mij wederom bij mijn compagnie te voegen. Dat ik hierin niet geslaagd ben, ligt niet aan mij, echter heb ik mij op de commandopost van 8 R.I. nog nuttig kunnen maken, totdat wij als gevolg van de gewonden en het gebrek aan water, de waterleiding was namelijk stuk geschoten, weg moesten.
Voor de moed en onversaagdheid van den Majoor Landzaat heb ik niets als lof en het voorbeeld dat ik hier gekregen heb, zal mij tot in lengte van dagen voor oogen staan.
De Reserve Kapitein,
A.G. Höpink.
|