Schrijven van reserve-kapitein Dr. M.H.H. Franssen

Arnhem, 30-5-'40

  Aangezien ik den ochtend van 13-5-40 doorbracht in gezelschap onder meer van den Majoor Landzaat bij de verdediging van het landhuis met waranda, gelegen ca. 40 meter Noord-Oost van Hotel de Grebbeberg, en ik later, hier in het Elisabethsgasthuis te Arnhem, uit de dagbladen vernam, dat de Majoor Landzaat inderdaad gesneuveld is, voel ik mij gedwongen U mede te deelen hoe de vermoedelijk laatste uren van den Majoor Landzaat verloopen zijn, temeer omdat ik thans wellicht nog de eenige ben, die U hierover berichten kan.
  Desgewenscht zoudt U van het onderstaande de Weduwe Landzaat in kennis kunnen stellen.
  In den ochtend van 13-5-40 waren in bedoeld landhuis aanwezig de Majoor Landzaat, de Kapitein Heuping, een Kapitein van 8 R.I., wiens naam mij ontgaan is, ondergeteekende, alsmede een achttal soldaten, vermoedelijk van 8 R.I.
  Op een gegeven moment, alhoewel niet onverwacht, werd het huis vanuit het Oosten, Zuiden en Noorden aangevallen.
  Eén van de lichte mitrailleurs raakte spoedig gestoord; de serre aan de Westzijde (zijde van de straatweg) moest ontruimd worden, omdat de kogels er doorheen vlogen en reeds enige soldaten aldaar gesneuveld waren. De verdediging trok zich terug naar de achterkamer, van waaruit naar het Noorden, Zuiden en Oosten gevuurd kon worden.
  Teneinde munitie te sparen werd op bevel van den Majoor Landzaat door ons alléén gevuurd op doelen met zekere trefkans.
  Ook op zolder was enige verdediging ingericht door middel van enkele geweerschutters.
  Geruimen tijd is het huis zonder ophouden onder vuur genomen, afwisselend door mitrailleurs, pag. en mortieren, vermoedelijk van zwaar kaliber, welke laatste wapenen groote gaten door de muren sloegen en het inwendige van het huis geheel vernielden.
  De aanvaller werd echter door ons vuur op afstand gehouden.
  Het aantal verdedigers werd evenwel geringer naar mate de strijd voortduurde, en één der handen van bedoelden Kapitein van 8 R.I. verbrijzeld door een schot zodat het bloed eruit spoot en de hand moest worden afgebonden. Deze Kapitein verdween weldra uit de kamer.
  Langzaam maar zeker raakte de munitie op; eerst de mitrailleurmunitie, die was aangevuld door het vullen van trommels, toen de geweerpatronen en tenslotte de pistoolpatronen.
  Even later werd de zolderverdieping zwaar beschoten en hoorde men de verdedigers boven op den vloer vallen.
  In de benedenkamer waren toen alléén nog over de Majoor Landzaat, de Kapitein Heuping, een soldaat en ondergeteekende, allen nagenoeg zonder munitie, allen ongewond.
  Er ontstond toen een pijnlijke stilte, zoowel buiten als binnen. Wij allen begrepen, dat het einde naderde. De Majoor Landzaat dankte ons voor de wijze van verdedigen en wij uitten een hoera op onzen commandant. Eene sigaret werd opgestoken.
  Plotseling klonk buiten een tirailleurfluitje en even later een luide ontploffing in de kamer; er ontplofte iets, vermoedelijk een handgranaat, op mijn linker heup. Ik voelde mijn geheele been gewond en het bloed liep op den grond. Toen de rook optrok was de kapitein Heuping uit de kamer en was ik alléén met den Majoor Landzaat, die, ongewond, zich in den tegenoverliggenden hoek der kamer dekte. Er hing een zware brandlucht in den kamer.
  Ik heb toen den Majoor Landzaat vaarwel gezegd en besloot, zoo nog mogelijk, het huis te verlaten om niet in handen van den vijand te vallen.
  Ondanks mijne verwondingen en ondanks het mitrailleur- en geweervuur van den vijand, is het mij gelukt, loopende in Noord-Westelijke richting, een loopgraaf te bereiken, die bleek de Commandopostloopgraaf van den Kapitein Bor te zijn (pag 8 R.I.). Het was toen ca. 13.00 uur. Het gevecht had den geheelen ochtend geduurd. Nieuwe gevechten begonnen toen voor mij, De Majoor Landzaat trad gedurende het verloop der bovenvermelde tragische gevechten met kalme vastberadenheid en ware doodsverachting op; hij strekte een ieder van de weinigen, die daarbij tegenwoordig waren, tot voorbeeld. Hij vuurde met lichte mitrailleur, met geweer en pistool.
  Later vernam ik in het ziekenhuis het doodsbericht van den Majoor Landzaat. Ik neem aan, dat hij in het huis overmand is. Mogelijk is echter, dat hij nog den loopgraaf bereikt heeft, West van het huis, waarin, naar ik aanneem ook de Kapitein Heuping, op het laatste moment dekking gezocht heeft.
  Eerst thans nu mijn been geneest, ben ik in staat voor U getuigenis af te leggen van het gedrag van deze waarlijk heldhaftige figuur.

------------------------------

Van Dr.Fabius, arts te Arnhem, vernam ik dat de Kapitein Heuping zich in Duitsche krijgsgevangenschap bevindt. Ik vermoed hetzelfde ten aanzien van Kapitein Dewez, die gedurende de bovengemeld gevechten slechts een ogenblik in het huis is geweest.

------------------------------

Het bovenstaande is een phase uit de reeks van gebeurtenissen, die zich op 12 en 13 Mei j.l. in mijne tegenwoordigheid afspeelden.

------------------------------

Morgen zal ik naar Den Haag vervoerd worden (adres Korte Voorhout 12 B.) teneinde aldaar verder verpleegd te worden.

De reserve Kapitein,
Dr. M.H.H. Franssen
w.g. Ct.2-III-11 R.I.

AAN:
den Heer Ct der IV Divisie
d.t.K. Ct. 11 R.I. en
Ct. III-11 R.I.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 1.24 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 1.51 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 3
(PDF, 1.82 MB)