Sergeant verdient eerherstel
In uw Weekeinde-bijlage van 28 februari werd op een overzichtelijke wijze aandacht besteed aan de zaak van sergeant J.Chr. Meijer, die op 12 mei 1940 werd terechtgesteld wegens het verlaten van zijn stelling aan de Grebbeberg. Minister Voorhoeve van defensie heeft helaas afwijzend gereageerd op vragen van Kamerlid Marijnissen van de Socialistische Partij om de sergeant te rehabiliteren.
Dat viel te verwachten, gezien ook de afwijzende houding van de toenmalige ministers van defensie en justitie in 1970 op vragen van Kamerlid Lems (PvdA) over de executie en daaraan voorafgaande procesgang. Wat betreft de zaak-Meijer stelde de minister toen onder meer dat "de instelling van de krijgsraad te velde door de commandant van het IIe legerkorps, (...) alsmede de berechting en executie", in overeenstemming waren met het geldende Organisatiebesluit Regtspleging te Velde. "Deze commanderend generaal (Harberts - vdTjr) heeft (...) voor de zitting een toespraak gehouden (...) waarin hij de zijns inziens bestaande noodzaak van een doodvonnis onder hun aandacht bracht". Het houden van deze toespraak moet als in strijd met algemene beginselen van strafprocesrecht worden aangemerkt, zoals de betrokken commanderend generaal achteraf (...) ook heeft erkend. De auditeur-militair bij de Krijgsraad heeft dan ook terecht aanstonds op deze toespraak gereageerd, door de leden daarvan voor te houden dat zij onafhankelijk naar eer en geweten recht dienden te spreken. Nadien hebben verschillende van de toenmalige functionarissen bij de Krijgsraad verklaard dat zij zich door de toespraak van de commanderend generaal niet beïnvloed achtten".De vraagstelling van de heer Lens was m.i. veel te bescheiden van opzet. Opvallend is dat de ministers zich wat betreft het antwoord beriepen op wat de betrokkenen destijds tegenover de Enquêtecommissie verklaarden, zonder dat zij een onderzoek lieten verrichten naar de juistheid. Waarom de heer Lems zich met een kluitje in het riet heeft laten sturen is mij een raadsel, want gezien de publiciteit in 1970 - de onthulling van de executie door dr. L. de Jong, het boek 'De zaak van sergeant Meijer' van Parooljournalist Boer, het geruchtmakend interview van Jaap van Meekren en Ria Bremer (AVRO's Televizier) met generaal Harberts, dat dermate negatieve reacties van Grebbe-veteranen opriep waardoor de generaal de volgende dag naar Engeland vluchtte, en de indrukwekkende herdenking van Meijer op 4 mei bij zijn graf in Dieren - moet het overtuigend duidelijk zijn geweest dat er in mei 1940 een merkwaardige procesgang plaatsvond, waarvan de afloop onrechtvaardig was.
Ondeugdelijk
Jaap van der Wel van AVRO's Televizier kwam er in 1992 met een documentaire op terug en op 28 december 1997 vond een reconstructie plaats in een VPRO-documentaire. De publiciteit toonde volgens mij onweerlegbaar aan dat de rechtsgang ten dezen ondeugdelijk was, dat Meijer daarvan het slachtoffer is geworden en dat postuum nationaal eerherstel alleszins op zijn plaats is, zodat ook zijn naam weer op de gedenknaald van de begraafplaats Heiderust in Rheden wordt aangebracht, zo mogelijk op eervolle wijze. Hij heeft immers zijn leven gegeven om dat van zijn mede-soldaten te redden.
Minister Voorhoeve wees echter op 18 februari jl, in zijn antwoord aan Marijnissen, eerherstel af, omdat "geen nieuwe feiten (waren) gepresenteerd die een ander onderzoek of rehabilitatie rechtvaardigen. (...) Sergeant Meijer heeft, zoals ook uit de televisiedocumentaire blijkt, zowel tijdens het 'vooronderzoek' voor de officier-commissaris als ter zitting van de krijgsraad te velde het hem tenlastegelegde - 'in tijd van oorlog opzettelijk buiten noodzaak eigendunkelijk ontruimen en verlaten van zijn post' - volledig bekend. Een en ander onder de verzwarende omstandigheid dat dit feit zich al bij het begin van de gevechten had voorgedaan. Voorts waren de voor de officier-commissaris afgelegde getuigenverklaringen op dit punt eensluidend".
Srebrenica
Maar deze minister denkt geheel anders over het feit dat in 1995 Nederlandse VN-troepen in Srebrenica, die tot taak hadden het leven van de moslims te beschermen, niet (eens) werden of konden worden ingezet toen zij verrast of onder de voet gelopen werden door een grote overmacht van zwaar bewapende Bosnische Serviërs. In de oorlogsdagen van mei 1940 kreeg het hele Nederlandse leger, dat, zoals bekend, slecht was uitgerust, te maken met een zware modern bewapende Duitse overmacht met alle gevolgen van dien. Meijer ondervond dit ook en bracht, toen bleek dat hij onder meer was afgesneden en geen verbindingen meer had, zijn manschappen en wapens in veiligheid, daar het zijn bedoeling zal zijn geweest om zich te gaan hergroeperen teneinde vanuit een andere positie door te (kunnen) gaan vechten, want anders zou hij toch waarlijk niet het kanon hebben meegenomen. Meijer was dus geen lafaard of verrader.
Helaas waren de Duitsers in 1940, en de Bosnische Serviërs in 1995, in de meerderheid, met alle ellendige gevolgen van dien. Ik wil hiermee niemand beledigen of kwetsen, maar slechts aangeven dat er in Srebrenica wel hoge Nederlandse militairen waren die goede verbindingen hadden met het opperbevel voor het tijdig krijgen en doorgeven van dienstbevelen, om de troepen in veiligheid te brengen enz. In het geval-Meijer echter niet, gezien het feit dat Meijer wel degelijk vooraf, maar tevergeefs, probeerde instructies van zijn meerderen te krijgen, doch hij had geen verbindingen (meer), en hij kon niet eens, zij het om andere redenen, om luchtsteun vragen.Naar aanleiding van publiciteit over deze zaak is een plaatselijke handtekeningenactie om eerherstel ontstaan, die volgens mij volle ondersteuning verdient (contactpersoon Mike Schillemans). Hierin is ook een taak voor de gemeente Rheden weggelegd. De Haagse 'doofpot' mag niet dicht blijven, want dat heeft Chris Meijer niet verdiend, en evenmin degenen die moeite hebben gedaan het deksel daarvan te lichten.
L.C. van der Tas jr.
Lunteren
Bron: Arnhemse Courant van 10 maart 1998
|