Trado truck
Een van de eerste echte militaire Van Doorne [DAF] successen was zonder enige twijfel de militaire Trado truck. Het zou samen met de DAF-139 [amfibisch voertuig, ideaal voor inundatiegebied] en de uitstekende Pantrado M-39 pantserwagen een drietal succesvolle militaire producten vormen van eigen bodem. De Trado onderscheidde zich echter doordat het ontwerp massaal werd geproduceerd voor het leger, in tegenstelling tot de andere twee ontwerpen die respectievelijk bleven steken bij een aantal prototypes en een twaalftal pantserwagens.
In het begin van de dertiger jaren werd steeds duidelijker dat een toekomstige oorlog een beduidend meer gemechaniseerde oorlog zou worden dan alle oorlogen die men tot dan toe had gekend. De toenemende motorisering in de reguliere samenleving zou haar invloed immers ook doen gelden in het militaire apparaat. Met de aanschaf van zwaarder militair materiaal, zoals zware luchtafweer en zware zoeklicht secties, groeide de bij de artillerie reeds bestaande noodzaak zwaardere gemotoriseerde tractie aan te schaffen die in het terrein uit de voeten kon. De op dat moment in dienst zijnde tractoren - Fordson landbouwwerktuigen - konden die taken nauwelijks aan. Niet verwonderlijk dat het oorspronkelijke ontwerp voor de latere Trado truck uit artilleriehoek kwam dus.
Er gaat een sterk gerucht dat een onderofficier van de school voor motorartillerie zijn commandant een technisch ontwerp voorlegde voor een chassis dat zwaar terrein zou kunnen nemen zonder dat het aan tractie en grip zou inboeten. De superieur in kwestie was de commandant van de school, kapitein Van der Trappen. Het was Van der Trappen die bij Hubert van Doorne terecht kwam, die inmiddels een succesvolle automobielfabriek had opgezet. De naam van de Trado truck ontstond door samentrekking van de beginletters van beiden heren hun achternaam.
Het Van Doorne ontwerp voor het onderstel was sterk gefocust op een vorm van onafhankelijke wielophanging, waarbij twee gekoppelde wielen aan een zijde van het chassis zich anders verhielden dan aan de andere zijde indien glooiend terrein werd bereden. Dit geschiedde door twee wielen aan een zijde te koppelen aan slechts een zeer sterke as. Dit fenomeen noemde men een schommelas. Op ingenieuze wijze werden de vier (dubbele) achterwielen alle vier aangedreven. Dit fenomeen werd zo doorontwikkeld dat de enkele voorwielen ook aangedreven konden worden, zodat een voertuig ontstond met zes wielen die allen aangedreven werden [6x6]. Hierdoor zou altijd tractie blijven bestaan, en zorgde de schommelas voor een maximaal contact met het terrein. Dit ontwerp kon worden toegepast op diverse types bestaande 4x4 en 4x2 aangedreven trucks, zoals de Ford 51, de Ford 81 en diverse Chevrolet chassis. De eerste serie prototypes werden gemaakt op basis van een Ford 51 chassis, uitgerust met een V8 met 85 pk. In de tweede en derde serie werd met allerhande chassis gewerkt.
Het ontwerp werd nog eens voorzien van een extra terreingang verbetering door een rupsband tussen voor- en achteras in een trommel te monteren. In relatief korte tijd [ca. 15 minuten] kon de rupsband om de dubbele achterwielen worden geslagen, waarna een zware terreingang kon worden aangegaan. Aan de achterzijde van het voertuig waren een zware trekhaak en een lier geïnstalleerd. De wielen werden van een kogelvrij/lekvrij kunstrubber vervaardigd [o.b.v. acryl polymeren].
Het chassis van de Trado kon voorts eenvoudig worden voorzien van allerlei opbouwen, waardoor niet alleen een beschadigde opbouw snel kon worden vervangen, maar waardoor tevens de productie kon worden gescheiden. De opbouw kon immers separaat worden gebouwd en als een eenheid op het chassis worden geplaatst. Diverse opbouwen werden ontwikkeld, zoals artillerietrekkers [met zitplaats voor stuksbediening], commandovoertuigen, genievoertuigen, rijdende werkplaatsvoertuigen, verbindingsvoertuigen en speciale zoeklichttrekkers.
Al in 1935 herkende het Ministerie van Defensie - met blijdschap over zo'n nationaal industrieel succes - de waarde van de Trado truck voor het leger. Er volgden order voor maar liefst 1.200 trucks, hetgeen voor Nederlandse begrippen een aanzienlijke investering betekende. Desondanks was dit aantal ver beneden de benodigde aantallen. Het leger was nauwelijks gemotoriseerd als men het getal van slechts ruim 13.000 trucks projecteert op een gemobiliseerde landmacht van circa 240.000 militairen. Van die 13.000 trucks was dus slechts 10% van Trado kwaliteit. Het gevolg was dat de artillerie alleen voor zware eenheden, de 150 mm en 105 mm vuurmonden, deze tractie ontving. Deze tractie moest dan ook nog eens worden gebruikt om de zeer oude stellinggeschut stukken in hun posities te brengen in geval van mobilisatie. Van de overige Trado trucks ging het grootste deel naar de genie en de luchtafweer.
Het Trado ontwerp zou een belangrijke "spin-off" krijgen in het ontwerp dat in 1938 ontstond voor de eerste DAF pantserwagen. Het ontwerp was in feite een combinatie van de reeds in Nederland in gebruik zijnde Landsverk L.180 [M.36] pantserwagen en de Trado. De naam Pantrado, die aan de M.39 pantserwagen werd gegeven, is daarmee voldoende uitgelegd. De pantserwagen gebruikte het onderstel van de Trado en een gemodificeerde opbouw en besturing zoals de Landsverk die had. Zodoende ontstond een pantserwagen met aandrijving op alle wielen, een dubbele (richting) besturing en een gescheiden onderstel/opbouw constructie. De bewapening was identiek aan die van de Landsverk wagens die voor Nederland waren gebouwd: drie Lewis machinegeweren in pantsermantel [een coaxiaal] en een 37 mm Bofors kanon in een 360° handmatig draaibare toren. Er werden in 1939 door de Nederlandse Staat twaalf stuks gekocht voor de vorming van het 3e Eskadron Pantserwagens, welke evident de toevoeging M.39 kregen. Reeds datzelfde jaar werd een vervolgopdracht gegeven voor nog eens twaalf [of dertien] pantserwagens, die de toevoeging M.40 zouden krijgen. Zij moesten de M.36 gaan vervangen. De M.39 wagens werden nog juist op tijd voor de inval van mei 1940 aan het Depot Cavalerie in Den Haag afgeleverd. De M.40 productie was nog niet gestart.In 1938 of 1939 is er contact geweest tussen Van Doorne en Defensie omtrent een ontwerp voor een tank [vechtwagen] op basis van de M.39 bovenbouw. In hoeverre dit contact tot enige vruchten heeft geleid is onbekend.
De Trado bleek een zeer succesvol militair product en werd dan ook met vreugde door de Duitse bezetter overgenomen van het Nederlandse leger. Van deze voertuigen is massaal gebruik gemaakt door de Duitsers. Ook de M.39 werd overgenomen, en gebruikt in diverse verkenningseenheden van onder andere de 227.ID. De M.39 eindigde haar militaire carrière in het Duitse leger in 1942, nadat zo goed als alle voertuigen verloren waren gegaan. Trado en Pantrado zouden echter ieder de voorvader van vele naoorlogse militaire DAF producten te zijn.