Uittreksel en schrijven m.b.t. onderzoek wachtmeester C. Teeuwen

Uittreksel uit brief Commissie Militaire Onderscheidingen van 18 April 1947 No. 1630 P. Persoonlijk.

----------------------------------------

   2e. De dienstplichtig wachtmeester der Artillerie TEEUWEN C. van 2-I-16 R.A.:

  1. De dienstplichtig soldaat der Artillerie W. VAN DE VELDE van 2-I-16 R.A., stukkenrijder bij deze batterij tijdens de Meidagen 1940, verklaarde in de vergadering van de Commissie van 27 Maart 1947, dat, toen hij zich nabij de Plantage Willem III te Elst (West van Rhenen) bevond, de manschappen met den wachtmeester VAN SCHAICK C.J. hebben overlegd wat er nu met "de jongens" op de Grebbeberg moest geschieden en dat zij onderling besloten "de jongens te gaan halen" en zoo mogelijk de vuurmonden mee te nemen. Aan de wachtmeester TEEUWEN, die commandant van de voorwagens was, hebben wij ons niet gestoord, deze was bang.
     
  2. De dienstplichtig soldaat der Artillerie C. SLAGMOOLEN, hiervoren reeds vermeld onder 1e ad b, verklaarde, dat, toen zij 13 Mei 1940 voor de eerste maal naar den Grebbeberg gingen, de wachtmeester TEEUWEN een klein eindje is meegegaan, doch dat hij den wachtmeester verder niet heeft gezien.
     
  3. In een bijlage - behoorende bij een voordracht voor een onderscheiding van den wachtmeester VAN SCHAICK C.J., gedateerd 15 Juni 1940 en opgemaakt door den Reserve 1e Luitenant der Artillerie K.W. Jacobs (op 15 Juni 1940 commandant 2-I-16 R.A.) te Wamel, waarin hij verklaart te hebben gehoord de dienstplichtigen:

    1. VAN DEN VELDE W., lichting '30, achterrijder 4e vuurmond;
    2. OSNABRUGGEN A., lichting '30, voorrijder 4e caisson;
    3. SLAGMOLEN CHR., lichting '38, voorrijder 3e vuurmond;
    4. MULLER C.J.H., lichting '36, achterrijder 4e caisson;
    5. KAFFA J.A.C., lichting '36, achterrijder 4e caisson,

    allen ingedeeld bij 2-I-16 R.A. - komt o.a. voor:

    "Deze vijf dienstplichtigen verklaarden eenstemmig, dat de wachtmeester VAN SCHAICK C.J. zich in den ochtend van den 13en Mei l.l. bevond bij de opstellingsplaats voorwagens in de Plantage Willem III te Elst, tezamen met den Commandant voertuigen, wachtmeester TEEUWEN C., en de wachtmeesters HUISMAN J. en SCHERPENISSE J.W., bereden stukscommandanten van het 2e, respectievelijk 3e stuk van 2-I-16 R.A. De vuurmonden stonden in stelling nabij Rhenen. Tegen het einde van den voormiddag heerschte onder de zich daar ter plaatse bevindende manschappen van 2-I-16 R.A. een zeer zenuwachtige stemming, welke veroorzaakt werd door in vlucht over den straatweg Rhenen - Elst voorbijtrekkende manschappen van de infanterie en andere legeronderdeelen en laag overvliegende en rondcirkelende vijandelijke vliegtuigen.
    De wachtmeester TEEUWEN liet in verband hiermede de voorwagens aanspannen. Het meerendeel der manschappen en ook de wachtmeesters van 2-I-16 R.A., zich bevindende in de Plantage Willem III, wilde zich bij deze vluchtende troepenonderdeelen aansluiten, temeer omdat ook het daar aanwezige personeel van 1-I-16 R.A., in de richting Elst vluchtte, doch de wachtmeester VAN SCHAICK verklaarde woordelijk: "Ik ga onder geen voorwaarde weg vóór ik orders heb, ik laat de jongens in de stelling niet alleen."
    Toen kort daarop de wachtmeester TEEUWEN met caissons en voorwagens naar den grooten weg Rhenen - Elst optrok en met de caissons de richting Elst - Amerongen insloeg, is de wachtmeester VAN SCHAICK, zonder orders daartoe te hebben ontvangen, met de vuurmondvoorwagens de richting Rhenen ingeslagen, tegen de stroom vluchtende legeronderdeelen in en heeft in galop deze voorwagens, om diverse barricaden heen, naar het stellingterrein gebracht om vuurmonden en personeel op te halen. Dit is gelukt."
     
  4. Uit de getuigenverklaring van den dienstplichtig soldaat der Artillerie J.A.C. KAFFA, hiervoren onder 1e ad a, bedoeld, blijkt, dat deze zich herinnert, dat de manschappen eerst onder wachtmeester TEEUWEN stonden en daarna onder de dienstplichtig wachtmeester VAN SCHAICK.
     
  5.      Resumeerende, blijkt uit bovenstaande 4 verklaringen, dat wachtmeester TEEUWEN verdacht moet worden op 13 Mei 1940 zijn onderdeel in den steek te hebben gelaten en geheel eigenmachtig met de caissons van 2-I-16 R.A. in de richting Amerongen te zijn gevlucht.


    -o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
     


    HOOFDKWARTIER VAN DE GENERALE STAF
    COMMISSIE VAN ONDERZOEK
    -----------------
       

    No. CO 275
    Onderwerp: Wachtmeester C. TEEUWEN.

    Bijlage: een dossier.
     
    's-Gravenhage, 14 November 1947.
    Julianakazerne, kamer 365.
    Wassenaarseweg,
    Tel. 774480, toestel 99.


           Met verwijzing naar haar brief van 11 November 1947 No. CO 246 Geheim, bericht de Commissie Uwe Excellentie, dat zij instemt met het advies van de Advies-Commissie van Giles/Jansen van 2 Juni 1947 No. 166 Geheim Persoonlijk (waarvan afschrift is bijgevoegd), betreffende Wachtmeester C. Teeuwen.
           Het betreft een dienstplichtig wachtmeester der Artillerie, geboren 25 September 1906, die niet is ingedeeld en zeer waarschijnlijk niet zal worden ingedeeld.
           Het ineenstorten van de verdediging aan de spoorlijn bij Rhenen op 14 Mei 1940 leidde tot een terugvloeien op grote schaal van allerlei troependelen en losse groepen.
           Aan het delict, waarvan Teeuwen wordt verdacht, hebben zich zo vele dienstplichtige onderofficieren schuldig gemaakt, die niet worden vervolgd, dat het ons inziens niet opportuun is, deze wachtmeester alleen te vervolgen.
           De Commissie adviseert dit geval te seponeren.

    De Voorzitter der Commissie,
    De Generaal-Majoor tit. b.d.

    (get.) V.E. Nierstrasz.

    AAN de Chef van de Generale Staf
    te 's-Gravenhage.

    (Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van Kim Schormans.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 1.30 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 864.40 KB)