Verhoor van dienstplichtig sergeant J.W.A.C. Wolters
Verhoor op 2 Augustus 1940 van den dpl. Sergeant Wolters J.W.A.C. van 8 R.I. (bediende manufacturenzaak). Ingedeeld: 3e S.-2-I-8 R.I. (bij vaandrig de Ridder). Huisadres: B 51, Ruurlo.
------------
Ik was ingedeeld als Commandant van kazemat 13, 2 lichte mitrailleurs op het rechter en het midden schietgat, het N. schietgat was gesloten en konden wij niet open krijgen. Bezetting: Jansen H.G.A.M. (+), Liskamp A. (?), Hooiman B. (+), Hendriks (G) ? Mitrailleurs waren in orde, rechter mitr. gaf herhaaldelijk haperingen, munitie ongeveer 24 trommels in de kazemat. Voor de kazemat was een boomgaard, op Vrijdag van takken ontdaan en een heg opgeruimd, er was zicht tot ongeveer 200 m. Voorts is er een villa in brand gestoken. Ik had ook de controle over de kabelversperring; deze was gesteld in den namiddag van Vrijdag. Er waren 4 hekversperringen voor gezet.
De kazemat kreeg eerst Zaterdagsmiddags artillerie-projectielen. Eerst kwamen de voorposten over den kunstweg terug, dit waren een man of 6, 7, over den weg, onder de versperring door; een korp. had een kruiwagen met munitie; is geweest ca. 15.00-16.00 uur.
In den nacht van Vrijdag op Zaterdag is er gevuurd, over de geheele linie. Ik dacht dat het stormvuur was en heb plm. 5 min. met één mitr. gevuurd, omdat ik niets zag geëindigd.
Zaterdagmiddag waren er nog geen Duitschers. Wel eerst tegen den avond; toen zagen wij ze door het afgeven van hun vuur, lichtflakkering. Uit de kaz. was geen verbinding naar achter. Eigen art.vuur lag er voor, zoodat wij er geen last van hadden.
Zondagmorgen, tegen 4.00 of 5.00 uur was onze munitie op en is de geheele bezetting weggegaan. Ik ben met een man of 12 over de sluis gegaan. Of de bezetting van kaz.14 is weggegaan, weet ik niet. De vaandrig was niet over de sluis.
Wij hebben toen weer munitie ontvangen, van wie weet ik niet, en zijn weer teruggegaan over de balk naar de stelling. De stelling is toen weer volledig bezet; ik was toen bij den vaandrig; het was plm. 6.00.
Er was toen steeds vijandelijk artillerievuur achter onze stelling. Van den vaandrig kreeg ik de opdracht met den dpl. Lamers C. munitie te halen van de cp. van den kapt. Collette; ik ging de sluis over, naar kazemat 15, waarin de serg. Hendriks. Hem heb ik gevraagd naar den kortsten weg naar de cp. van den kapitein Collette; ik kende de doorgangen niet in de hekversperringen. Hij heeft mij den weg aangeduid en ik heb den kapitein op de cp. gevonden. Ik heb den kapitein gezegd, dat wij de stelling niet konden houden als wij geen munitie kregen. Er waren toen 3 kisten afgezet aan den Cuneraweg, die heb ik gevonden.
Ik moest door de stelling van den s.m.i. Pas, die leeg was, geen wapens en geen munitie; het was plm. 8.00. Ik ben toen gegaan naar de 5e S. van den vaandrig Fransse van de Putte, waar ik wat gedronken heb; deze stelling was bezet.
Van daar ben ik gegaan naar de koepel van den luit. Londo, om te vragen of hij in dien nacht vuur afgegeven had op onze stelling. Het antwoord was ontkennend. Na plm. 15 min. kwam ik terug bij de kisten, waar toen meer kisten gelost waren. Wij namen een kruiwagen, waarop 2 kisten gezet waren. Dit ging niet goed. Met ons tweeën hebben wij toen 1 kist gedragen. Met de munitie ben ik gekomen bij de kaz. van den sergt. Hendriks. Toen vielen zooveel art.proj., dat ik in de kaz. van den sergt. Hendriks ben gegaan; de dpl. Lamers in iets verderop gelegen stelling. Ik was toen versuft en heb wat gedronken. Toen ik weer verder wilde, bleek dat de sergt. Wessels met zijn menschen uit de stelling kwam; hij trok terug via de sluis. Toen zij een eind naar boven waren, heb ik mij bij dat groepje gevoegd en zijn wij verder teruggegaan. Eén mitr. van den sergt. Hendriks is in de kaz. gebleven en onklaar gemaakt door den sergt. Hendriks. De sergt. Hendriks is ook mede gegaan en heeft één mitr. meegenomen. Om mij bij mijn C.C. te melden, heb ik niet gedacht.
Wij zijn toen tot Elst teruggegaan.
Handgranaten, aanvalshandgranaten, waren in de stelling, ik meen 2 kisten.
Voorgelezen, volhard en geteekend,
w.g. J. Wolters.
Voor eensluidend afschrift,
De Kapitein,
J.K.H. de Roo van Alderwerelt.
|