Verhoor van reserve-kapitein J.J. van Heyst
2 - I - 24 R.I.
Nader verhoor op 2 Maart 1949 van den Reserve Kapitein J.J. van Heyst, Commandant 2-I-24 R.I.
-----------------------------------
Mijn compagnie bestond voor 70% uit oude lichtingen, eerst in April versterking van jongere lichtingen gekregen.
Luitenant Hoogewerff, aanvankelijk Luitenant-Adjudant van den Bataljonscommandant, was een slappe figuur, wel van goeden wille; de troep gaf hem de bijnaam van "Zusje". Hij was erg onhandig. Tijdens onze terugtocht uit Land van Maas en Waal, had ik hem ingedeeld als commandant van de achterspits (pl.m. 10 man sterk). Reeds vóór aankomst te Tiel, zag hij kans te verdwalen en uren later te Amerongen te verschijnen.
Luitenant Ten Dijck, ook, evenals Hoogewerff, sinds kort voor 10 Mei overgekregen van de 1e compagnie. Deze Luitenant was wel een flink officier, doch had een moeilijk karakter. Het was dan ook niet te verwonderen dat er steeds botsingen waren, met zijn vorige Compagniescommandant, ook een zeer lastige, Reserve Kapitein Van Weezel Errens. Deze Kapitein stortte ineen, tijdens overgang van het bataljon bij Eck en Wiel. Mijn oorpronkelijke Luitenant Dellenbag moest ik helaas missen, en kwam bij Reserve Staf als Luitenant-toegevoegd.
Voor de opstelling van mijn compagnie en toegevoegde wapens, zie bijgaande calque, passende op fotokaart III Verk.Gr. B6. We waren gelegerd te Deest. Als verzamelplaats voor de compagnie had ik de Pannenbakkerij te Druten. Zie ook verder mijn verslagen.
De 4e pag., afkomstig van onderdelen aan het Maas-Waal kanaal, deelde ik in aan de Heemstrabaan, Oost van mijn commandopost. Alle opstellingen waren uit hout en kleidekkingen, eenigszins gecamoufleerd; bovengenoemde pag., niet in dekking, voorzien van voldoende munitie.
Van 11 G.B. meldde zich bij mij de Reserve Kapitein Hoogerland (2-11 G.B.). Ik had 3 vóórsecties en de 4e sectie als reserve West van mijn commandopost.
Slecht kunnen oefenen, in verband met graafwerk enz. Slechts verdedigingshandgranaten.
Opmars naar Rhenen: De munitievoertuigen bleven achter in Westrand Rhenen, nadat extra munitie was uitgedeeld. Mijn compagnie trok als 1e compagnie over het Viaduct; ik werd toen niet onder vuur genomen.
Ik heb geen bijzondere aandacht gewijd aan de indeeling der sectiën, zodat thans in de voornaamste richting - de grote kunstweg als Sectiecommandanten optraden 2 dienstplichtige onderofficieren. Wel was bij de voorste sectie toegevoegd de Reserve Luitenant van der Hoeven, Commandant Mitrailleursectie.
Dat Hoogewerff verdwaalde, vind ik aannemelijk (zie boven).
Het stuk zware mitrailleur, dat ik van Kapitein Steenbergen kreeg, had geen bediening, ook van het Zuid van de weg opgestelde stuk was de bediening grotendeels verdwenen, zoodat Luitenant Van der Hoeven dat stuk zelf met de 2 overgebleven manschappen bediende.
Het kan zijn dat ik bij Ouwehand's Dierenpark met Kapitein Dewez heb gesproken, doch uit de beschrijving die U mij geeft van de Kapitein Greter kan het wel deze officier zijn. Terughollende bespanningen van 6 Veld heb ik niet gezien.
De op blz. 2 van mijn verhoor op 3 september 1940 voorkomende regels (zie met x) betreffende Kapitein Bückert is niet juist. Ik heb tijdens mijn terugtrekken, van Ouwehand's Dierenpark naar Viaduct door het zijterrein langs de kunstweg Kapitein Bückert niet gezien en bovendien dien avond noch op 13 en 14 mei gezien.
Bij het Viaduct gekomen heb ik getracht - zonder hulp van Marechaussees, Officieren of Onderofficieren de aldaar (Oost van het Viaduct) bevindende manschappen van allerlei onderdelen, te ordenen en ben daarmede het Viaduct overgetrokken. Pal West van het Viaduct trof ik inderdaad Luitenant Beets aan, met vele manschappen van I-24 R.I. Zij zijn ondergebracht in een barak of loods Westrand Rhenen. Daarna ben ik naar de Commandopost IVe Divisie gegaan. De Kapitein Lefèvre was toen zeer helder.
Toen ik Oost van het Viaduct was, heb ik geen extra rumoer meegemaakt als gevolg van de doorstoot van een Duits onderdeel.
Na mijn bezoek aan de Commandopost, ben ik teruggelopen naar Viaduct, met de bedoeling mijn onderdelen weer op te zoeken; ik ben toen Noord van het Viaduct in een zeer diepe loopgraaf op de Westhelling van de spoorbaan terechtgekomen. Die loopgraaf ben ik geheel in Noordelijke richting doorgelopen - ik heb daarbij geen Officieren ontmoet. Toen ik naar de Begraafplaats (Noord van Oude Watertoren) wilde gaan moest ik de loopgraaf verlaten en de harde weg die naar die Begraafplaats leidde oversteken. Op dat moment (13 Mei, pl.m. 5.00 uur) kwam Luitenant Van Helten bij mij (doch ook S.m.i. Schaaps met een deel van zijn sectie). Ik weet verder mij niet meer te herinneren, hoe ik met Van Helten samen in Elst en Amerongen ben gekomen.
Noordelijker bij Kilometerpaal (kp.) 25 ben ik nimmer geweest.
|