Verhoor van vaandrig K.W. Wassenaar

Verhoor op 29 Juli 1940 van den vaandrig K.W. Wassenaar, Commandant rechter voorsectie 1-II-8 R.I.
(4e sectie) woonachtig te 's-Gravenhage (onderwijzer).
------------

   Ik was commandant van de rechter-voorsectie van de compagnie van den Kapitein van den Berg (1-II-8 R.I.)
  Mijn groepscommandanten waren van rechts naar links:
    sergeant van Leer (S.R.O.I.)
    dpl. sergeant van de Water (mob. opleiding)
    dpl. sergeant de Jong
  De vuurrichting van mijn Z. mitr. was Z.O.; van de middelste en N. mitr. zuiver 0. Ik had 3 lichte mitrailleurs en per groep ongeveer 30 aanvalshandgranaten.
  Rechter- en midden opstelling waren klaar; de linker opstelling niet, wel in hout, maar zonder gronddekking.
  Rechts van mij was de res.-luitenant Slager; links van mij de sergeant Vos; achter mijn sectie, de sectie van de luitenant Emous; achter in den boomgaard één zware mitrailleur van den vaandrig Barendsen en één van I-8 R.I.

  Vrijdag 10 Mei, in den vroegen morgen de stelling bezet; de burgerwerklieden werkten den geheelen dag door. Slechts vijandelijke vliegtuigen gezien; een enkel beschoten. In het voorterrein is één boerderij afgebrand (niet door mijn sectie), overigens waren geen opruimingen voor mijn sectie noodig. De muren van de boerderij bleven staan en hebben later den vijand dekking verschaft.
  Mijn lichte mitrailleurs hadden vrijwel geen doode hoek. Vrijdagnacht werd door verschillende mitrailleurs gevuurd, vooral bij I-8 R.I.; ik heb het vuren van mijn mitrailleurs gestopt, omdat zij niets zagen. Ik had 2 gaszoeklichten, die goed waren op 200 m. op de versperring. Na twee nachten was de zuurstofvoorraad op uit de cilinders.

  Zaterdagmorgen ving de art.beschieting aan uit de richting Wageningen. Doorloopend vuur. Het gaf geen dooden; zwaar gewonden vielen er den eersten dag niet, de 2e dag (Zondag) herinner ik mij niet meer. Op de stelling vielen niet veel schoten, wel voor en achter. De vijandelijke projectielen hadden niet veel moreelen invloed.
  Bij iedere groep was gedurende de beschieting één post en bij iedere mitrailleur een piket van 2 man. Naar achteren waren geen posten uitgezet.
  Zaterdagmorgen verschenen op de stellingen van de voorposten witte vlaggen; ik kon de voorposten door de boomgaarden heen zien, tusschen de boomen door. Later zag ik de Nederlanders wegvoeren en verschenen de Duitschers in die opstellingen. De mannen van mijn sectie konden dit ook zien. Het had een grooten moreelen invloed, dat de witte vlaggen geplaatst werden en de voorposten vielen. De stemming was goed; er was maar een enkele man bang.
  Zaterdagavond laat, 24.00 uur, zou volgens een bericht een tegenaanval plaats hebben. Ik moest deze tegenaanval met vuur voorbereiden. Ik heb echter daarvan niets gemerkt. Het bericht kreeg ik 23.45 uur en ik heb gevuurd tot 24.00 uur.

  Zondagmorgen zagen wij langs den Haarweg enkele Duitschers. Zondagmiddag nog steeds artilleriebeschieting; geen dooden en gewonden. Ik was juist bij de rechter groep, toen van de secties van den luitenant Slager en van den luitenant Timmermans menschen in mijn stelling kwamen te ca. 15.00 uur met de officieren. Ik vroeg den luitenants, waarom zij niet in hun stelling bleven. Er was te voren nog een bericht gekomen, dat het verlaten van de stelling zou zijn hoogverraad. Zij zijn daarna door mijn stelling naar het Noorden naar Kruiponder gegaan. Wellicht zijn enkele van mijn menschen meegegaan. Achterwaarts ben ik niet weggeweest; ik ben wel naar de 3e sectie geweest. Ik ben niet naar de C.C. geweest; de C.C. is bij mij geweest. Ik ben steeds in mijn sectie gebleven. Mijn telefonische verbinding heeft gewerkt tot Zondagmiddag; na het doorsijpelen van de menschen niet meer. Toen die menschen nog bij ons waren, zagen wij vrachtauto's, althans auto's, rijden op den kunstweg. De luitenant Piët, van de pag. in mijn sectie, meenende dat het pantserwagens konden zijn, heeft erop gevuurd; de pag. heeft ook nog gevuurd op de boerderij.
  Wij zagen ook nog menschen in het voorterrein aan de N. zijde van den kunstweg, zonder jas, in hemd, zwaaiende met witte doeken, waarop ik heb laten vuren.
  Later ben ik naar den sergt. Vos (3e Sectie) geweest. In den laten namiddag, om te zien, hoe het daar was; misschien 17.00 uur. Op de legeringsschuilplaats, waarin nagenoeg de geheele sectie, stonden toen twee geweren met witten handdoek. De mitrailleurs waren daar toen niet meer bezet. Ik heb hen toen gezegd, dat de menschen weer naar de opstellingen moesten; ik sprak den sergt. Vos zelf.
  Op terugweg naar mijn sectie kregen wij zwaar artillerievuur, dat goed op de stelling lag. Met een sergt. en enkele menschen van de zw.mitr. heb ik in een schuilnis gezeten. Toen het avu. verminderde, misschien ophield, ben ik naar mijn stelling gegaan, waar ik één opstelling weer liet bezetten. Ik was met den korporaal van Schaik van Co.groep van den C.C. (van beroep schoenmaker). Wij zijn samen over het open terreingedeelte gegaan naar de middengroep en vonden die en de pag.opstelling verlaten.
  Wij stuitten op een gedeelte, waar juist een projectiel was ingeslagen en vermoedden gas en zijn toen teruggegaan, voordat wij de re. groep bereikten. De korporaal is weer over open gedeelte naar de li. groep gegaan en werd bevuurd. Wij hadden toen de Duitschers vlak bij gehoord. Ik maakte toen front Zuid in de loopgraaf, verwachtende dat de Duitschers uit die richting zouden komen en werd toen met een pistool in de rug gevangen genomen.

Voorgelezen, volhard en geteekend,

w.g. K.W. Wassenaar.

Aldus in onze tegenwoordigheid verklaard,
goedgekeurd en geteekend,

's-Gravenhage, 29 Juli 1940.

De Kolonel,
w.g. D.M. Lucardie.

De Majoor,
w.g. F.A.J. de Klerck.

De Kapitein,
w.g. J.K.H. de Roo van Alderwerelt.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.57 MB)