Verklaring betreffende optreden reserve-majoor J. van Dijk op 12 mei 1940
afschrift.
VERKLARING van den Luitenant-Kolonel DE RIDDER, J.F.
Commandant 22 R.I., thans Commandant IIe Divisie.
------------------------------------
Op Zondag 12 Mei 1940, omstreeks 17.00 uur kreeg ik opdracht van Commandant IIe Divisie om mij te begeven naar de Trekpot, Zuid van Veenendaal, mij daar in verbinding te stellen met Commandant IIe Divisie, teneinde onder leiding van den Divisiecommandant en tezamen met Commandant 10 R.I. met 2 Bataljons, I-20 R.I. en II-11 R.I. een tegenaanval te doen in de richting Grebbeberg.
Bij aankomst bij de Trekpot trof ik Commandant 10 R.I. aan, die mededeelde aan het eerst aangekomen Bataljon, II-11 R.I., onder commando van reserve-majoor van DIJK, reeds opdracht te hebben gegeven, om stelling te nemen in de lijn vanwaar uit de tegenaanval zou geschieden. Deze lijst moest aansluiten bij pl. 25 spoorbaan Rhenen-Veenendaal en loopen Zuid langs Achterberg in aansluiting met den linker vleugel aan de ter plaatse aanwezige troepen (stoplijn).
Na aankomst van Commandant IIe Divisie werd bepaald, dat het Bataljon van I-20 R.I. dat nog niet aanwezig was, voorloopig zou worden ondergebracht in de huizen aan de Cuneraweg, terwijl ik mij met den Bataljonscommandant naar voren zou begeven om nog een indruk van het terrein te krijgen.
Mede doordat de Cuneraweg op verschillende kruispunten onder artillerievuur lag en de inmiddels gehouden bespreking, was het reeds donker toen ik ter hoogte van kilometerpaal 26 de eerste troepen ontmoette.
Dit bleek een der compagnieën van het Bataljon van reserve-majoor van DIJK te zijn. Op mijn vraag waar zich de Bataljonscommandant bevond, vernam ik, dat deze zijn commandopost had bij Berg en Dal. Ik heb mij daarheen begeven en trof den Majoor van Dijk aan, die in een woonwagen was en op mijn verzoek naar buiten kwam.
Ik deelde hem mede, dat ik den indruk had, dat zijn Bataljon de opgegeven opstelling nog niet had bereikt, daar ik, naar ik meen, ook bij Berg en Dal nog een compagnie aantrof. Ik heb den Majoor van Dijk toen eenige aanwijzingen gegeven, maatregelen te nemen, dat de aangegeven opstelling zooveel en volledig mogelijk zou worden ingenomen en daarna bericht te zenden aan Commandant 10 R.I., die aangewezen was, als Commandant van Majoor van DIJK. Hij zeide toen, hiervoor te zullen zorg dragen en daar ik geen enkele reden had hier verder in te grijpen, heb ik mij verder bemoeid met het Bataljon, waarover aan mij het toezicht was opgedragen. Dit Bataljon, I-20 R.I., onder commando van Majoor Pannekoek was inmiddels aan de Cuneraweg aangekomen en is ondergebracht overeenkomstig de bevelen in de huizen langs dien weg.
Ik herinner er mij er niets meer van, dat de Majoor van Dijk mij gesproken heeft dat de compagnie Goossens, zou zijn teruggeroepen.
De Majoor van Dijk maakte op mij niet den indruk, uit zijn evenwicht te zijn. Het gesprek, dat ik met hem gevoerd heb, is geheel rustig verloopen.
Leersum, 30 Mei 1940.
de Luitenant-Kolonel,
Commandant IIe Divisie,
(w.g.) De Ridder.
Voor eensluidend afschrift
de Kapitein
(get.) van Stein Callenfels.
|