Verklaring van eerste luitenant P.L.A.C. Hoogvliet
HOOFDKWARTIER VAN DE GENERALE STAF COMMISSIE VAN ONDERZOEK -------------------- |
P R O C E S - V E R B A A L
Op heden de 4e November 1947 verscheen voor onze Commissie: P.L.A.C. HOOGVLIET, geboren 17 Januari 1912, wonende Jozef Israëlstraat 6 te Nijmegen, in 1940 1e Luitenant, Adjudant van Commandant 2-11 R.I., die ons het volgende verklaarde:
"2-11 R.I. bevond zich op 12 Mei 1940 in de omgeving van de vacantiekolonie ten Noorden van Amerongen. Te 16.00 uur is het bataljon gemarcheerd naar Prattenburg, ten Zuid-Westen van Veenendaal. In het café "De Trekpot", ten Oosten van Prattenburg, heeft de Bataljonscommandant opdracht gekregen om een stelling te bezetten in de omgeving van Achterberg.
De treinen, die bestonden uit de gemotoriseerde goederen- en levensmiddelentrein en uit de gevechtstrein met paardentractie, zijn op mijn bevel ieder onder een afzonderlijke commandant afgemarcheerd naar "De Trekpot". Omtrent hetgeen zich verder heeft afgespeeld kan ik verwijzen naar mijn verklaring in 1940 afgelegd voor de Kapitein-Adjudant Hendriks en daarna aan de Marechaussee, doch voeg hier het volgende aan toe:
De Majoor Van Dijk heeft mij, toen hij afmarcheerde per auto naar de jeugdherberg "Berg en Dal" opdracht gegeven, om mij naar de treinen te begeven, deze te verzamelen en aan te trekken. Hij gaf dit bevel naar aanleiding van een opmerking mijnerzijds, dat de treinen nog niet waren aangekomen. Hij heeft er nog aan toegevoegd: "Als je de zaak bij elkaar hebt, informeer dan waar wij zitten, want het zal wel weer veranderen".
Toen de Majoor wegreed stond ik naast zijn auto. Getuige van een en anders is geweest de chauffeur van de Majoor, v.d. Wielen, van wie ik hierbij een verklaring overleg, die ik heb opgeschreven, nadat hij mij had medegedeeld, wat hij zich herinnerde, en die hij heeft getekend.
Wat mijn verhouding tot de Majoor Van Dijk aangaat, moet ik mededelen, dat de Majoor zich gedurende de mobilisatie weinig met de zaken bemoeide, nog al eens met zakenverlof ging en de meeste belangstelling had voor kaartspelen. Ook liet hij gaarne burger kennissen de voorbereide stellingen bij Veenendaal zien. Het werk werd hoofdzakelijk door mij gedaan en de Majoor tekende. Dit tekenen van stukken was algemeen bekend, ook op het regimentsbureau, waar hij de Regimentscommandant verving, wanneer deze afwezig was. Toen ik met de gemotoriseerde trein in Amerongen ben aangekomen, ben ik ook nog te Leersum geweest, in Darthuizen, waar zich vroeger de commandopost van 2-11 R.I. had bevonden. Ik herinner mij nu dat ik aldaar de verplegingsofficier, de Luitenant Tackenberg heb ontmoet, doch ik herinner mij niet, dat deze daar heeft getelefoneerd en mij heeft opgedragen mij te melden bij de commandopost van Commandant 4e Divisie. Ik herinner mij ook, dat ik daar in de hal van de villa even op een stoel heb gerust, omdat ik doodop was, hoofdpijn had en mij ziek voelde. De reden, dat ik mij naar Leersum had begeven, was, dat ik de gemotoriseerde trein wilde completeren. Vervolgens heb ik mij naar de omgeving van Remmerden begeven, hetgeen was in de richting van de plaats, waar mijn bataljon zich moest bevinden. Te Remmerden, terwijl de trein was opgesteld, heb ik gezocht naar de gevechtstrein en ik heb getelefoneerd met Commandant 4e Divisie, nadat ik tevoren mij in verbinding had gesteld met commandopost 2e Divisie, die mij verwezen had naar de 4e Divisie. Op de commandopost 4e Divisie heeft men mij door de telefoon de opdracht gegeven mij te begeven naar de Plantage Willem III en aldaar te wachten op nadere bevelen. In de nacht heb ik nog gezocht naar de paardentrein en de volgende morgen heeft een sergeant mij medegedeeld, dat Kapitein v.d. Venne Bataljonscommandant was geworden. Daarop heb ik het Bataljon per rijwiel trachten te vinden. Ik ben niet bij de Jeugdherberg geweest. Ik ben op de plaats geweest, die de Sergeant mij op de kaart heeft aangegeven, doch ik weet niet meer precies, waar dat was.
Op de terugweg naar Remmerden heb ik veel troepen zien terugtrekken en heeft een motorordonnans mij medegedeeld, dat alles moest terugtrekken. Dit was vlak bij de hoofdweg, dus vlak bij de trein. Deze ordonnans kwam van de commandopost van de 4e Divisie en vroeg naar 11 R.I., waarop ik hem mededeelde, dat er zich de trein van 2-11 R.I. bevond. Op grond van dit bericht ben ik met de trein naar Leersum gegaan, alwaar ik vernomen heb, dat alles terug moest op de Vesting Holland. Dit was in het begin van de middag, Nadat ik tevergeefs getracht had verbinding te krijgen met commandopost 2e Divisie, ben ik naar Werkhoven gegaan.
Bij het eerste artillerievuur heb ik wel lelijk in angst gezeten, maar daarna niet meer. Ik heb ook niet het gevoel gehad, dat ik mijn plicht niet deed. Ik had de indruk dat de toestand bij het Bataljon en de Divisie enigszins verward was, maar dat dit na verloop van een dag wel in orde zou komen."
Voorgelezen, volhard en getekend,
(get.) P.L.A.C. Hoogvliet.
De Commissie van Onderzoek,
(get.) V.E. Nierstrasz,
Generaal-Majoor tit. b.d.
(get.) F.A.J. de Klerck,
Luitenant-Kolonel der Artillerie b.d.
(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van Kim Schormans.)
|