Verklaring van 1ste luitenant H.H.C. Vos
De Terugtocht uit de Stelling van de 4e Sectie 2-II-8 R.I.
Verklaring op 22 Mei 1940 van den 1ste Luitenant H.H.C. Vos, Commandant 4e Sectie 2-II-8 R.I.
Na eenigszins op verhaal te zijn gebracht, vertelden zij mij met horten en stooten het volgende:
"De vijand heeft het rechter bastion genomen en 1-I-8 R.I. is vernietigd. De bezetting van het linker bastion is zoo goed en zoo kwaad als het ging over de Grebbe teruggekomen in de Liniedijk. De vijand heeft snelvuurkanonnen opgesteld op de plaats van het voormalig rechter bastion en enfileert de geheele Liniedijk. Hierdoor ontstaan ontzettende verliezen en alles wijkt door de dijk in N.O. richting. De verbindingen naar achteren zijn verbroken, zoodat wij, om toch hulp te krijgen, gegaan zijn naar Vaandrig Wassenaar van 1-II-8 R.I. Diens telefoonverbinding was ook al verbroken. Daarop verder gegaan naar de A.O.O.I. Bison Commandant van 1e Sectie 2-II-8 R.I. Diens telefoonverbinding had echter nooit gewerkt. De eenigste kans op verbinding was toen nog via de commandopost Kruiponder".
Dit geheele verhaal werd door mij, na reconstructie telefonisch doorgegeven aan Kapitein Wiersinga, C.-2-II-8 R.I., met verzoek om doorgifte aan C.-8 R.I., ten einde de gewenschte hulp te verkrijgen voor I-8 R.I.
Tijdens dit verhaal, dat ca. een half uur duurde, heeft de 1ste Luitenant Mink van M.C.-II-8 R.I. met zijn kijker de bewegingen op de Liniedijk gevolgd. Deze constateerde en ook ik zelf ben af en toe gaan kijken en nam het waar, dat de bezetting van de Liniedijk in volgorde van 1-II-8 R.I. (met waarschijnlijk daarheen gevluchte onderdeelen van 2-I-8 R.I.) en de 1ste Sectie van 2-II-8 R.I. in westelijke richting terugtrokken.
Onderwijl werd het artillerievuur verlegd van de Liniedijk in westelijke richting op de terugtrekkende troepen. Ten slotte werden ook mijn steunpunten hevig beschoten, waardoor de telefoonverbinding met mijn C.C. werd verbroken.
Tot ca. 17.30 uur (Zondag) heb ik in mijn steunpunten de beschieting doorstaan. Toen heb ik de C. 3e Sectie van 2-II-8 R.I. en, voor zover mogelijk, de Groeps Commandanten van mijn Sectie in mijn commandopost ontboden en de volgende orders gegeven:
"Laat omhangen en alles meenemen, wapens, munitie, levensmiddelen, dekens, tentzeilen, enz. Steunpunt 4 en Steunpunt 6 knippen openingen in de hekversperring bij het water. Daarna steunpunt voor steunpunt door die openingen langs het water in noordelijke richting uitwijken en ca. 1500 meter verder halt houden en front Zuid maken."
Ik had hiermede de volgende bedoeling, die verduidelijkt wordt door de bijgesloten schets:
De dijk was leeg. De afstand tot de tusschenverdediging en het nevenvak van III-19 R.I. tot mijn steunpunten bedroeg ca. 1200 meter. Mijn Sectie hing dus geheel in de lucht en kon vijandelijke aanvallen verwachten uit drie richtingen:
1e: Oprukkende vijand door de Dijk
2e: Over de Nieuwe Dijk langs Het Nieuwe Kanaal uit de richting Wageningen
(Een vijandelijke aanval uit deze richting had ik reeds den vorigen dag met veel moeite afgeslagen)
3e: Uit noordelijke richting uit het acces.
Bovendien hadden de troepen, die uit de Liniedijk in westelijke richting waren teruggetrokken, zwaar artillerievuur ontvangen. Door de opengeknipte gaten in de hekversperring zouden mijn troepen ongedeerd naar het noorden kunnen uitwijken en op de vastgestelde plaats in de stelling komen, ten einde de vijandelijke aanval af te grendelen. Ik merk hierbij op dat mijn linkervleugel gedekt geweest zou zijn door de daar ter plaatse aanwezige inundatie en mijn rechtervleugel door III-19 R.I.
Helaas is dit plan niet gelukt, doordat in het hevige artillerievuur noch gaten in de hekversperring geknipt waren, noch de troep in noordelijke richting over de hekversperring durfde, doch langs deze versperring door het artillerievuur trok.
Tenslotte verliet ook ik mijn commandopost en ging met enkele volgelingen over de hekversperring langs het water in noordelijke richting. Hier werd mijn theorie bewaarheid, dat vlak langs het water in noordelijke richting geen artillerievuur zou vallen.
In het vak van III-19 R.I. kon ik ca. 30 man van 2-II-8 R.I. verzamelen. Ik heb mij gemeld bij den Kapitein Schumann, C.-M.C.-III-19 R.I. die reeds telefonisch bevel had ontvangen ons door te zenden naar C.-II-8 R.I. achter de stoplijn.
Daar aangekomen, bleek diens commandopost reeds door de vijand bezet te zijn. Aangezien de meesten onzer hun wapens in de hekversperring waren kwijt geraakt, bleef er niets anders over, dan overhaast den aftocht te blazen. Tijdens dezen terugtocht in het donker werden wij steeds beschoten in het bosch door de vijand.
Met 6 man kwam ik weer op de Dijkscheweg aan. Het hier in stelling gekomen 11 R.I. gewaarschuwd dat het bosch door vijand bezet was. Eenigen tijd gewacht op nakomers, maar deze bleven zoek. Onderwijl kwam de 1ste Luitenant Mink van M.C.-II-8 R.I. met drie man ter plaatse, die zich ook bij C.-II-8 R.I. wilden melden. Hen gewaarschuwd dat deze commandopost bezet was door vijand. Samen overlegd wat te doen. Onze indruk was dat de vijand trachtte door te stooten langs de straatweg richting Amerongen en dat zij reeds vrij ver gevorderd waren, aangezien wij richting Station Rhenen hoorden vuren.
Wilden wij dus onze ongewapende menschen veilig stellen dan moesten wij langs de Dijksche weg-Cuneraweg richting Veenendaal uitwijken en daar ergens in een boerderij buiten het artillerievuur den nacht doorbrengen. In den nacht was immers niet uit te maken waar de onderdeelen precies waren, wel den volgenden morgen bij het aanbreken van den dag.
Na 11 R.I. te hebben ingelicht, dat wij in die richting zouden gaan met het oog op nazenden van eventuele nakomers uit het bezette bosch vertrokken wij eindelijk. Onderweg artillerievuur gehad en dpl. Huntjens gewond achtergelaten bij 19 R.I. Iets voorbij viaduct spoorweg-Cuneraweg zijn wij gevangen genomen door een wachtmeester van 2 A.M.C. die ons aanzag voor parachutisten. Goede woorden hielpen niet en ons werd de mond gesnoerd met de bedreiging van neerschieten. Ongelukkigerwijze hadden wij bij ons soldaat Gribbroek, die uit de grensstreek kwam en een Duitsch accent had. Toen geloofde men ons heelemaal niet meer. Wij werden in een auto geladen en onder scherpe bewaking over Veenendaal naar Amerongen gereden. De IVe Divisie, bij monde van Majoor Schreur, wilde ons echter niet behandelen en zond ons naar IIe L.K. in Doorn. Hier werden we de volgenden dag, Maandag 13 Mei 1940, te ca. 13.00 uur ondervraagd. Alles kwam gelukkig tot klaarheid en Kapitein Onderstal van Staf II L.K. deelde ons mede dat wij volledig waren gerehabiliteerd en dat wij moesten trachten 8 R.I. weer te bereiken.
Met de auto op weg daarheen werden wij tegengehouden door C.1-III-20 R.I., omdat alles toen al richting Utrecht terugtrok en alleen gewapende troepen met een speciale opdracht voor een tegenstoot mochten doorgaan.
Wij vernamen van den chauffeur, dat 2 A.M.C. in Driebergen haar depot had. Daar zouden we dus wapens en kleeren (ik was nog steeds drijfnat van mijn terugtocht langs de Grift) kunnen krijgen. Hier ontvingen we wel kleeren maar wapens waren daar niet meer. De auto ging inmiddels terug om meetinstrumenten op te halen.
Aangezien alles op terugtocht was en auto's vol goederen, munitie enz. ons passeerden, begrepen we wel, dat er richting Amerongen geen kans meer was om bewapend te worden. Daarom trokken we per fiets door naar Utrecht, waar we ons gemeld hebben in de Kromhoutkazerne, C. Kapt. Mulder, ca. 19.00 uur. Hier kwamen toen al honderden binnen.
De volgenden dag, Dinsdag 14 Mei 1940, bevonden zich daar naar schatting ca. 3000 man in de kazerne. Ons inziens zeer gevaarlijk met het oog op bomaanvallen van de vijand. De kazerne-C., kapt. Mulder was inmiddels al weer vervangen door een officier van een der binnengekomen onderdeelen. Niemand gaf orders. Zoodoende namen wij met eenige commandanten van andere onderdeelen initiatief te vertrekken. Ik wist dat II L.K. in Lopik zou zijn, zoodat we op weg gingen naar Jutphaas met nieuw aangekomenen in de Kromhout-kazerne, totaal ca. 30 man.
Hier meldden wij ons bij C.-IIe Divisie. Bij deze Staf was tevens aanwezig Majoor Schreur, die ons openlijk en in het bijzijn van andere offcieren feliciteerde en zeide, dat zijn ongunstige meening over ons geheel ongegrond was gebleken. en dat wij in tegendeel eerder geprezen moesten worden.
Een uur daarna kwam de capitulatie van Holland af. Wij leverden wapens en munitie in bij C.Troependetachement, IIe Divisie, 1e Luitenant Krone. Hier wist echter niemand waar de IVe Divisie lag. Alle telefoonlijnen waren geblokkeerd, ook met II L.K.
De volgenden morgen, 15 Mei 1940, reed ik per auto daarheen en hoorde dat de IVe Divisie in IJsselstein lag. Daar dus heen. En hier bleek dat 8 R.I. in Vreeswijk lag. Den zelfden middag marcheerde ons detachement daarheen en melden wij ons bij C.-II-8 R.I., den kapt. Wiersinga.
Aldus naar waarheid opgemaakt op verzoek C.-IVe Divisie en overhandigd aan Kapt. Wiersinga, C.II-8 R.I.
Benschop, 22 Mei 1940.
De 1ste Luitenant,
(get.) H.H.C. Vos.
|