Verklaring van adjudant-onderofficier F.H. Pieper
Verklaring van den Adjudant-onderofficier F.H. Pieper van Staf 8 R.I.
afgelegd in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 21 Juli 1947.
---------------------
Er waren geloof ik drie toestellen in den commandopost. De Overste had een eigen gesprekkentoestel. Toen de commandopost werd aangevallen, zei de Overste: "Ieder weerbaar man moet in de loopgraaf". De Overste heeft mij een plaats aangewezen. De Overste zei: "Wij zijn ingesloten, dus je diensten zijn hier niet meer noodig". Door een granaatscherf vermoedelijk is de slagader van mijn linker-bovenarm geraakt. Een soldaat heeft met mijn verbandpakje de wond afgebonden. Wij hadden geen vijand voor ons. Ik ben naar een onderkomen voor gewonden geloopen. Ik was duizelig en daarom ben ik niet met den Overste meegegaan. Twee dagen na de capitulatie ben ik met Grisel naar Rhenen gegaan, waar ik heb overnacht. Den volgenden dag hebben de Duitschers mij in een auto gebracht naar Arnhem. Vandaar ben ik gevoerd naar Emmerik.
Ik was meestal bij de telefoon in den commandopost. Ik ben er wel eens even uit geweest om de jongens gerust te stellen en hen te zeggen, dat het nachtelijk mitrailleurgeluid niets met mitrailleurvuur te maken had. Ik had dit n.l. onderzocht.
Smit heeft zich heldhaftig gedragen.
De artillerie schoot een stuk van het platform af en van de takken, waarop dit platform stond en nog wilde hij niet uit de boom komen. Toen het artillerievuur hevig werd, zei de Overste, dat de sergeant uit de boom moest komen. Hij vond het niet langer verantwoord doch Smit bleef op zijn post. Ik ben onder die boom geweest. Smit gaf de stellingen van de artillerie op door de telefoon. Ik heb gezien, dat de Majoor Van der Wiel verschillende keeren bij den Overste is geweest met een kaart, teneinde de juiste stellingen van de vijandelijke artillerie op te nemen.
's-Gravenhage, 21 Juli 1947.
F.H. Pieper.
|