Verklaring van adjudant-onderofficier J. Bison

Adjudant onderofficier J. Bison, 1e Sectie 2-II-8 R.I.
------------

  In den nacht van Maandag op Dinsdag 13/14 Mei 1940, tijdens den terugtocht, passeerde ons tusschen Wijk bij Duurstede en Vreeswijk, een colonne wielrijders onder een eersten luitenant. Deze had de lantaarn schuin omhoog gericht. Wij waren op ons qui-vive omdat wij vlak buiten Wijk bij Duurstede reeds lichtsignalen hadden gezien schuin links vóór ons. De luitenant de Vries had van een korporaal ook gehoord dat met een handgranaat was geworpen.
  Den luit. hebben wij aangehouden: hij vertelde dat een andere officier was achtergebleven en tijdens dat gesprek zagen wij lichtsignalen achter ons. De kpl. Schoots en twee man zijn toen uitgezonden en kwamen met den achtergebleven luitenant terug. Beide officieren zijn gearresteerd, waartegen zij wel protesteerden maar zich niet verzetten: de eerste luit. zei dat hij zijn lamp brandende had vanwege de mist en de polderwegen. Voorzoover ik mij kan herinneren heb ik van vliegtuigen niets gemerkt.
  Toen zijn de twee officieren in een vrachtauto gegaan, om afgeleverd te worden in Vreeswijk onder mijn geleide. Ik had ze willen afleveren bij mijn C.C., maar ik was te ziek en heb de taak overgegeven aan een van mijn sergeanten (Windig). Wat er verder gebeurd is, weet ik niet. Ik heb gehoord dat zij op eerewoord zijn vrijgelaten.

Voorgelezen, volhard en geteekend,

w.g. J. Bison.

Aldus in tegenwoordigheid verklaard, goedgekeurd, geteekend
te Arnhem, 5 Juli 1940.

De Kolonel,
w.g. D.M. Lucardie.

De Majoor,
w.g. F.A.J. de Klerck.

De res.-kapitein,
w.g. Mr. J.L. Hamming.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 541.14 KB)