Verklaring van chef-veldwachter G. Dieckmann
Bij het lezen van onderstaand document, wat onderdeel uitmaakt van een in mei/juni 1940 gehouden militair onderzoek over de vermeende handelingen door dhr. Ouwehand verricht ten voordele van de Duitse aanvaller, de zgn. 'vlaggenkwestie', moet in gedachte worden gehouden dat de uitkomst van het onderzoek geen enkel bewijs heeft opgeleverd ten nadele van dhr. Ouwehand en alle beschuldigingen 'van horen zeggen' zijn. Een enkele maanden later uitgevoerd ambtelijk onderzoek gaf al een veel genuanceerder beeld en uiteindelijk volgde 7 maanden na zijn arrestatie volledige rehabilitatie. Voorts moet worden bedacht dat de associatie die her en der in de rapporten wordt gelegd tussen bekende en minder bekende [namen gefingeerd] Rhenenaren en de Nationaal-Socialistische Beweging (N.S.B.) veelal op geen enkel feit is gebaseerd. [redactie]
A F S C H R I F T.
Heden, den 22sten Mei 1940, verscheen voor mij, Reserve Kapitein voor Speciale Diensten bij den Generalen Staf, Mr. N.J. Vonck, in tegenwoordigheid van den Reserve Kapitein voor Algemeene Dienst, R. Voorhoeve, beiden van Sectie I 4 Hoofdkwartier van het Veldleger (H.K.V.), Gerrit Dieckmann, Chef-veldwachter te Rhenen, die het volgende verklaarde:
Ik doe sinds December 1932 dienst als chef van de politie te Rhenen, eerst als hoofdagent en sedert April 1933, na mijn bevordering, als chef-veldwachter. Mijn dienst brengt mij voortdurend door de gehele gemeente; welhaast dagelijks kom ik op de Heimersteinschelaan, alwaar zich de ingang bevindt van Ouwehand's Dierenpark. Sinds Paschen j.l. is deze diergaarde weer voor het publiek toegankelijk gesteld. Ik kan positief verklaren, dat ik daar nimmer een vlag gezien heb, althans is mij een vlag aan den ingang nooit opgevallen. Indien daar wel een vlag hing, zou ik dat zeker hebben opgemerkt, daar ik, als gezegd, er dagelijks hetzij per rijwiel, hetzij per motorfiets langs kom.
Toen de oorlog uitbrak (Vrijdagochtend 10 Mei), hing er geen vlag op of nabij genoemd dierenpark.
De Heer Ouwehand is N.S.B'er; hij staat althans als zoodanig bekend, doch houdt zich wat op de achtergrond. Hij is zeer sluw. Heel kort vóór het uitbreken van den oorlog, - ongeveer 4 à 8 dagen tevoren - had Ouwehand nieuw personeel in dienst genomen. Het waren voor ons, politiemannen, totaal onbekende personen. Er zaten ongure types onder. Wij hebben er over gesproken om een onderzoek naar die lieden in te stellen, omdat wij het zaakje niet vertrouwden, vooral in verband met de ongunstige reputatie van Ouwehand. Toen de Grebbeberg onder Duitsch artillerievuur stond, is volgens verklaring van een der menschen van Ouwehand, te weten den tuinbaas De Grijs genaamd (naar ik meen), de vlag op Ouwehand's Dierenpark meerdere malen geheschen en neergehaald. De heer Sandbrink, gemeenteraadslid te Rhenen, weet meer van het hijschen en neerhalen van de vlag op Ouwehand's Dierenpark. Hij heeft menschen gesproken, die daaromtrent uit eigen waarneming verklaringen kunnen afleggen.
In den nacht van Vrijdag op Zaterdag, het kan ook zijn van Zaterdag op Zondag (dus van 10/11 of 11/12 Mei), in ieder geval toen de Duitschers in de Nude voor den Grebbeberg lagen, heb ik waargenomen, dat een roode lichtkogel, zoo groot als een voetbal, werd afgeschoten tusschen de steenfabrieken en de Koningstafel. Deze kogel kwam naar mijn schatting neer aan de overzijde van den Rijn. Als ik mij goed herinner, ging toen ook een roode lichtkogel vanuit de Betuwe omhoog.
Van het nieuwe personeel van Ouwehand waren er een of meerdere, die in het bezit waren van een bewijs van doorgang, afgegeven door een der officieren. Hieromtrent zou de Rijksveldwachter J. van Doesburg, alsmede Rijk van Ewijk, die in dienst is van Ouwehand, doch wel betrouwbaar, wel meer kunnen vertellen.
Tot dezen kring van menschen behoort ook Mevrouw K. te Rhenen. Haar man is Kapitein bij de Groote Vaart en een vurig N.S.B'er. De woning van Mevrouw K. is te beschouwen als het kringhuis van de N.S.B. te Rhenen. De pamfletten plegen daar te worden gebracht en van daaruit te worden gedistribueerd. De echtelieden K. geven zich openlijk uit als N.S.B'ers. De politie te Rhenen heeft herhaaldelijk bij monde van den Burgemeester, de erbij betrokken militaire Commandanten erop gewezen, dat het ongewenscht was militairen bij Mevrouw K. in te kwartieren. In November van verleden jaar is al hierover door mij gerapporteerd. Kapitein Rijnders, de Adjudant van Overste Smit, kent die rapporten, maar er werd gewoon niets aan gedaan en eerst kort voor het uitbreken van den oorlog, moesten de in het huis van Mevrouw K. ingekwartierde officieren eruit. Een officier van de inlichtingendienst, de toenmalige Luitenant Brederode, thans Kapitein, is nog bij mij op het bureau geweest en heeft afschrift genomen van die rapporten, alsook van de lijsten der N.S.B'ers en vreemdelingen, met de daarop voorkomende mutaties. Ook de Centrale Inlichtingendienst (C.I.) heeft die rapporten ontvangen, terwijl ook de Rijksrecherche meerdere malen naar bepaalde personen heeft doen informeeren, doch alles is zonder eenig gevolg gebleven en geen enkele veiligheidsmaatregel is genomen, zoodat wij er tenslotte moedeloos onder werden en gingen zeggen: "Wat hebben wij er aan nog meer te rapporteeren, want wij schieten er toch niet mee op". In of omstreeks Januari 1940 hebben wij 's nachts lichtsignalen waargenomen in de nabijheid van het station. Tegelijkertijd werd ook een lichtsignaal afgeschoten achter de woning van Mevrouw K., hetgeen kan worden bevestigd door H. de Jong, monteur in de garage van Van Ommen, en Jan Groene, wonende in de Heerenstraat, beiden te Rhenen. Ik heb daarvan rapport opgemaakt en dit aan den P.G. doen toekomen.
Drie weken lang zijn in dien tijd regelmatig lichtkogels afgeschoten op den Grebbeberg. Luitenant Deen, die daar het commando voerde, een artillerieofficier, heb ik dienaangaande ondervraagd. Hij zeide, dat dit militaire oefeningen waren. Toen ik hem verder daaromtrent wilde hooren, had hij inmiddels instructie gekregen, naar ik meen van Kapitein Bakker, om geen woord meer daarover te spreken. Merkwaardig was, dat ik direct daarna van militaire zijde niets meer heb waargenomen met betrekking tot lichtkogels. In dit verband wil ik ook nog melden, dat op oudejaarsavond lichtkogels afgeschoten werden door Majoor Meyerman, K.C. van Elst. Deze Majoor werd door den gemeenteveldwachter Gerritsen aldaar erop opmerkzaam gemaakt, dat het afschieten van lichtkogels ongewenscht was. De Majoor verklaarde daarop, dat hij het nuttige met het aangename wenschte te vereenigen, waarna hij is doorgegaan met het afschieten van lichtkogels.
Voorgelezen, volhard en geteekend.
Rhenen, 22 Mei 1940.
(get.) G. Dieckmann.
Dit proces-verbaal is onmiddellijk na voorlezing en goedkeuring, door ons medeonderteekend.
De Kapiteins voornoemd:
(get.) N.J. Vonck
R. Voorhoeve.
(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van Kim Schormans.)
|