Verklaring van dienstplichtig Jager A.P. Vermeulen
Verklaring afgelegd door de dienstplichtig Jager A.P. Vermeulen van 2-I-24 R.I.,
geboren 3 September 1905, van beroep arbeider Nederlandse Kabelfabriek,
wonende Kloosterkade 50 te Delft, in de 410e Vergadering der
Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 26 October 1950.
---------------------
Ik was ingedeeld bij een tirailleursectie waarvan Luitenant Hoogewerff de commandant was.
Toen wij nabij Rhenen de spoorweg overgingen, was het reeds avond. Toen wij door het dorp Rhenen gingen, lag dat niet onder artillerievuur, wel brandden de huizen van voorgaande beschietingen. Toen wij aan de overzijde van de spoorbaan waren gekomen, gingen wij het bos in. Op dat moment viel er weer artillerievuur op het dorp.
Nadat wij enige afstand door het bos hadden afgelegd, kwamen wij achter Ouwehands Dierenpark, waar wij een loopgraaf zijn ingegaan. In deze loopgraaf heb ik slechts enkele soldaten van een ander onderdeel gezien. Ik weet niet of er veel waren, af en toe zag ik er één.
Ook Luitenant Hoogewerff is in de loopgraaf gegaan. In de loopgraaf waren schilden aanwezig, waar wij achter konden staan om te vuren.
In de nacht van 12 op 13 Mei 1940 hebben wij om beurten op post gestaan. Er werd op ons gevuurd en wij hebben teruggeschoten. Tegen de morgen kreeg ik toestemming om in een houten schuilnis te gaan rusten. In de schuilnis, waarin geen stro lag en welke vrij vol was, heb ik slechts mensen van onze eigen compagnie gezien. Een granaat sloeg in ongeveer een uur nadat ik in de schuilnis was gaan rusten. Hierdoor was de opening van de nis nagenoeg dichtgeslagen. Wij zijn er toch uit kunnen komen.
In de loopgraaf bevond zich ook een vreemde Luitenant met een Joods uiterlijk. Ik vermoed, dat het een Amsterdammer was.
Toen het licht werd te pl.m. 5.15 uur, werd de eerste man van ons doodgeschoten. Op het moment dat hij naast zijn schild keek, werd hij door een kogel getroffen. Wij zagen een groot aantal Duitsers ten aanval op ons afkomen. Het leek een troep mieren; zo talrijk waren zij. Wij hebben op deze aanvallende Duitsers gevuurd. Luitenant Hoogewerff heeft vanuit de loopgraaf met zijn pistool op deze Duitsers geschoten. Ik heb tenminste gezien, dat hij het pistool in de hand had.
Op zeker moment is de Luitenant over de borstwering uit de loopgraaf gegaan. Het was eenvoudig om de loopgraaf uit te komen daar tegen de borstwering planken waren aangebracht met het doel deze te kunnen verlaten. De Luitenant had enige handgranaten bij zich, welke hij naar de vijand heeft gegooid. Ik weet niet hoeveel granaten hij had en ik heb ze niet horen ploffen.
De manschappen gingen niet met de Luitenant mee naar voren want het zat vol Duitsers. Wij hadden trouwens geen handgranaten, ik weet niet waar de Luitenant ze vandaan heeft gehaald. Voor zover ik mij kan herinneren, heeft de Luitenant ook geen bevel gegeven om hem te volgen.
Terwijl de Luitenant de granaten wierp, hebben wij met een witte doek aan een geweer gezwaaid om ons over te geven. Wij konden niets meer doen, daar de overmacht te groot was.
Ook tevoren hadden wij reeds met een witte doek gezwaaid. Ik vermoed, dat de Luitenant dit niet gezien had, anders had hij er wel iets van gezegd.
De Duitsers kwamen recht in front op ons af en wierpen handgranaten in de loopgraaf. Ik ben door een scherf aan de slaap gewond geraakt. De Luitenant is voor de loopgraaf gesneuveld, ik weet niet hoe. Van Schalker, die vlak naast mij stond, deelde mij mede, dat hij had gezien dat de Luitenant een schot in zijn slaap kreeg.
De Luitenant was een moedig man. Hij is zeer kordaat opgetreden en heeft zijn leven gegeven voor het Vaderland. Hij ging helemaal alleen met handgranaten de Duitsers tegemoet. De Luitenant was steeds rustig.
De Duitsers vielen ons in front aan, daar ben ik zeker van. Toen zij vlakbij waren, dook ik achter de borstwering weg. Kort daarop sprong een Duitser naast mij in de loopgraaf. Wij werden er uitgejaagd en moesten onze tuniek uittrekken.
In de loopgraaf bevonden zich ongeveer 20 man van onze sectie, waar de rest was gebleven weet ik niet. Toen wij 's avonds de loopgraaf in gingen, was het reeds donker.
's-Gravenhage, 26 October 1950.
(get.) A.P. Vermeulen.
|