Verklaring van dienstplichtig Jager G.B. Slabbers

Verklaring afgelegd door de dienstplichtig sergeant G.B. Slabbers, destijds dienstplichtig jager
bij 2-I-24 R.I., geboren 21 Augustus 1915, wonende Kerkstraat 54 te Buggenum, van beroep mijnwerker,
in de 411e Vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 30 October 1950.
-----------------------------------

  Ik was mitrailleurschutter in de sectie van Luitenant Tendijck. Toen wij bij Rhenen over de spoorbaan waren gegaan en het bos introkken, waar wij in loopgraven gingen, kregen wij contact met de Duitsers. Ik heb zelf geen Duitsers gezien en dus ook niet gevuurd. Na korte tijd kregen wij bevel terug te trekken omdat het een warboel was. Bij de spoorbaan zijn wij in loopgraven gegaan.
  Ik ben er niet bij geweest toen Luitenant Hoogewerff sneuvelde. Toen wij het bos ingingen, heb ik deze Luitenant gezien, doch later niet meer.
  In de loopgraaf bij de spoorbaan kwam Overste Smit bij ons. Hij ging de posten in de stellingen inspecteren en ik moest met nog iemand - Kok genaamd - mee om hem te beveiligen. De Overste liep overal naar toe en inspecteerde alles. Hij had een pistool in de hand.
  Ik vond de Overste flink en betrekkelijk kalm. In deze omstandigheden waren wij allemaal een beetje zenuwachtig.
  Op zeker moment zagen wij een Luitenant, die er met zijn mensen tussenuit ging. De Overste gaf opdracht hen terug te halen. Ik ben er heen gegaan en ik heb tegen de Luitenant gezegd, dat hij terug moest komen en zich bij de Overste melden. Hij antwoordde, dat hij dat niet wilde doen omdat het hem te gevaarlijk was. Ik heb dit aan de Overste gemeld en deze gaf mij opdracht mijn pistool te trekken en te vuren als de Luitenant niet met zijn mensen terugkwam. De Luitenant is hierop met mij meegegaan. De Overste stond klaar om ook te vuren indien zij verder waren teruggegaan. Toen de Luitenant bij de Overste kwam, heeft hij een schrobbering gekregen en de Overste zei, dat hij zou zorgen dat de Luitenant gedegradeerd werd.
  Er is mij niets van bekend, dat de Overste gevaarlijk deed met zijn pistool en dat hij iemand haast getroffen zou hebben. Ik heb steeds vlakbij de Overste gelopen. Hij was erg moedig en lette niet op het gevaar. Wanneer de kogels vlak langs ons heen floten, moest ik de Overste omlaag trekken om te dekken. Ook tijdens het bombardement van een Duitse jager, dat wij hebben meegemaakt, is de Overste Smit kalm gebleven.
  Toen wij bij een artilleriestelling waren aangekomen, zond de Overste mij verder achterwaarts om te gaan eten. Ik had drie dagen niets gehad. Ik werd tegengehouden door een post van de Militaire Politie. Toen zij mij niet wilden doorlaten, ben ik iets teruggegaan en met een grote boog er omheen getrokken. Kok en ik hadden van de Overste opdracht gekregen 2 uur te rusten en ons dan weer terug te melden. Ik meen dat wij in Amerongen gegeten hebben en ons te ruste gelegd hebben. Toen wij wakker werden, was het reeds 4 uur in de nacht. Wij hoorden niets meer. Tegen mijn kameraad zei ik: "Er is iets niet in orde, want ik hoor niets meer". Wij zijn opgestaan en hebben ons op de weg naar Rhenen begeven om ons terug te melden. Onderweg werden wij door een Nederlandse post aangehouden en men zei, dat de Duitsers allang in Rhenen waren doorgedrongen, zodat wij niet verder voorwaarts moesten gaan. Daar wij opdracht hadden ons in Rhenen terug te melden zijn wij toch verder gegaan. Wij waren op de fiets.
  Plotseling stonden wij tegenover een tank, die op de dijk reed. Zo snel mogelijk zijn wij teruggegaan. Op de terugweg zagen wij een peloton Duitse motorrijders naderen. Wij remden uit alle macht, doch Kok kon niet tijdig genoeg stoppen en schoot te ver door. Hij schijnt later krijgsgevangen te zijn gemaakt. Ik ben omgedraaid en bij burgers een huis binnengegaan. Daar heeft men mij onderdak verleend. Tegenover de Duitsers hebben deze mensen verklaard, dat ik een zoon van hen was. Na drie dagen hier te hebben vertoefd, ben ik, na de capitulatie, naar mijn woonplaats gegaan.
  Toen ik thuis was, heb ik een oproep gekregen mij weer bij mijn onderdeel te melden. Ik heb hieraan geen gevolg gegeven. Ik kreeg een hernieuwde oproep met de mededeling dat ik bevorderd zou worden. Ook hierop ben ik niet gegaan. Toen ik een dwangbevel kreeg, heb ik mij teruggemeld en ik ben tot korporaal bevorderd.
  Tijdens de bezetting ben ik bij het verzet geweest bij de O.D. Luitenant Lintjes van 6 R.I. was mijn commandant. Voordat de Engelsen kwamen, heb ik niets kunnen doen. Ik heb ook geen opdrachten gekregen.
  Met de Engelsen heb ik langs de Maas gelegen en vervolgens ben ik naar Frankrijk gezonden voor herscholing. Toen ik terugkwam in Holland, ben ik ingedeeld bij 2-6 R.I. en naar Indië gegaan. Daar heb ik gediend o.a. bij het Korps Speciale Troepen onder Kapitein Westerling.
  In de oorlogsdagen van 1940 ben ik met Overste Smit bij Luitenant Suilen van 8 R.I. geweest. Deze Luitenant zei, dat de Overste in die stelling niets te doen had omdat hij niet bij dat onderdeel hoorde, en daarom terug moest gaan. De Overste heeft toen aan de Luitenant uitgelegd waarom hij bij hem in de stelling was.

's-Gravenhage, 30 October 1950.

(get.) G.B. Slabbers.

Opgenomen: St.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 4.34 MB)