Verklaring van dienstplichtig korporaal D. Bos
Verklaring afgelegd door BOS, D., dienstplichtig korporaal, in 1940 ingedeeld bij II Peloton
- 4e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs, van beroep procuratiehouder, wonende Boulevard Heuvelink 30
te Arnhem, in de 400e Vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 11 September 1950.
--------------------
Commandant van het 2e Peloton was de Vaandrig WITTEWAAL. Het peloton bestond uit 2 stukken Oerlikon plus 1 á 2 gewone mitrailleurs. Ik was commandant van het stuk Oerlikon.
Oorspronkelijk was ik opgekomen omstreeks Pasen 1939 en werd toen ingedeeld bij het 1e Peloton. We waren toen in Arnhem gelegerd, eerst bij de Eierveiling, later bij de broodfabriek Ceres. Onze opstelling was hiertussenin gelegen. Tijdens de mobilisatie werd ik toen met het 1e Peloton verplaatst naar Rhenen, daarna naar Doorn, waarna ik te Woudenberg bij het 2e Peloton kwam, dat ongeveer 10 dagen voor het uitbreken van de oorlog naar Rhenen werd verplaatst. Ongeveer twee dagen voor het uitbreken van de oorlog kwam er vlak bij ons ook een zware batterij te staan, die echter niet bij ons behoorde. Wij stonden tussen de oude watertoren en het kerkhof.
Op 10 Mei werden we tweemaal door een vliegtuig aangevallen. Beide keren werden twee zware bommen afgeworpen, die grote trechters sloegen, ongeveer ter grootte van een huis. De eerste twee bommen vielen op een afstand van ongeveer 50, hoogstens 100 meter van ons af. De eerste duikbommenwerper verraste ons volkomen; hij kwam van een andere kant dan waarin wij gericht stonden, bovendien kwam hij ongeveer uit de zon. De tweede keer zagen wij hem echter aankomen; hij maakte kleine cirkeltjes en maakte toen een vrijwel loodrechte duik. Ik ben uit "vergeetachtigheid" blijven zitten, geloof ik; de andere mensen waren in de loopgraaf gekropen. Uit hardnekkigheid ben ik blijven doorschieten. Niet volgens de wet der traagheid, want ik was toen erg fel. Daardoor had ik uit aethische overwegingen een zekere afkeer om te schieten, maar hetgeen de Duitsers bedreven vond ik zo'n grote schanddaad, dat ik toch ben gaan schieten.
Bij die tweede aanval is de loopgraaf niet geraakt, de bommen vielen er echter zeer kort bij, op ongeveer 25 meter afstand.
Van het andere stuk kon ik niets zien. Beide stukken stonden in een put die ongeveer 70 cm diep was, met een walletje erom heen; beide putten waren door een loopgraaf, die ca. 1.50 meter diep was en voor camouflagedoeleinden was overdekt, met elkaar verbonden. De onderlinge afstand was ongeveer 20 á 25 meter. Mogelijk was korporaal DE BRUYN commandant van het andere stuk, ik kan mij dit niet meer precies herinneren, maar dan was VAN DER MEULEN commandant van een der mitrailleurs.
Toen het vliegtuig bij de tweede aanval onder een hoek van ca. 85 graden naar beneden dook ben ik blijven vuren. Ik had het precies in de roos. Ik weet zeker dat ik het geraakt heb, voor in het vliegtuig. Ik kon de lichtspoormunitie volgen. Het trok aanvankelijk weer op. Ik heb het toestel niet zien branden, van infanteristen heb ik echter vernomen dat het is neergekomen, maar ik heb dit niet zelf gezien. Toen de bommen neerkwamen heb ik ook even dekking gezocht.
Ik zat steeds alleen achter het stuk. Ik had steeds voldoende munitie bij mij om een vliegtuig te beschieten, ik meen 22 schoten. Ik heb in die dagen veel aan mijn tweede man gehad. Dat was DIRK of DERK BOVEN, die destijds te Nieuw Scheemda woonde. Hij durfde in de moeilijkste omstandigheden een nieuwe trommel op te plaatsen. Ik weet echter thans niet zeker of hij bij de tweede aanval bij het stuk was of in de loopgraaf. Ik had hem toen echter niet nodig, omdat ik over een volle trommel beschikte.
Vaandrig WITTEWAAL was niet bang, maar toch ook niet flink. Misschien omdat wij uiteraard veel individueel werkten is mij thans de indruk bijgebleven dat er van leiding van zijn kant niet veel sprake was. Ik maakte zelf uit wanneer ik schoot. De vaandrig was echter absoluut niet bang; hij was koelbloedig. Hij bevond zich het meest bij het andere stuk. Dat hij zelf heeft ingegrepen, is mij niet bekend.
Ik meende dat de vaandrig ons eenmaal op eigen initiatief, op aandrang van de manschappen, heeft doen verplaatsten binnen het vierkant dat hem was toegewezen. Ik was hier niet voor, ik hield niet van verandering en de opstelling was goed. Of de andere verplaatsingen op zijn initiatief gebeurden weet ik niet.
Van de Vaandrig KATER weet ik uit die dagen eigenlijk niets af. Ik ken hem wel van naam en persoon.
Luitenant VAN WAARDT heeft ons tijdens de oorlog in de batterij bezocht. Wij stonden toen even achter Rhenen. Ik meen dat hij toen tegelijk met de fouragewagen meekwam. Hij was onze compagniescommandant.
Luitenant FERRERI, van de compagniestaf, die voor controle ook voor de oorlogsdagen bij ons kwam, is toen ook met Luitenant VAN WAARDT meegekomen.
's - Gravenhage, 11 September 1950.
D. Bos.
Opgenomen: Si.
|