Verklaring van dienstplichtig korporaal J.B.A. ten Barge
Verklaring van den dpl. Korporaal J.B.A. TEN BARGE van 3-I-8 R.A., afgelegd in
de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 3 Maart 1947.
--------------------
Mijn Batterij-Commandant was Kapitein ZAAL.
Ik zat in het mitrailleursnest met SLOOYER en VOORTMAN. Wij lagen op ongeveer 50 meter afstand van de batterij. Wij moesten de linkerflank dekken. De batterij was ingegraven. Wij hebben het mitrailleursnest zelf met enkele flinke schoppen gegraven. Wij hadden een lichten mitrailleur. Wij hebben op de vliegtuigen geschoten. Ik had mijn manschappen echter opgedragen om - indien de vliegtuigen op een hoogte waren van plm. 600 meter - niet te schieten, omdat het dan toch niet mogelijk was ze te raken; bovendien zouden wij onze positie verraden.
13 Mei is VOORTMAN naar de stelling gegaan om eten te halen. Deze bleef heel lang weg. Wij hebben in onzen post een poosje gewacht, maar vonden het op het laatst een beetje verdacht. Ik heb toen tegen SLOOYER gezegd: "Ik ga eens kijken wat er te doen is". Ik ben de stelling uitgegaan en toen was het plotseling net of er iemand tegen mij zei: "Wacht even". Ik ben anderhalve meter teruggelopen; plotseling hoorde ik een granaat aan komen suizen en die sloeg precies in op de plek, waar ik juist vandaan gekomen was. Ik heb ongeveer 15 minuten in dekking gelegen en ben daarop verder naar de stelling gegaan. Ik had enkele scherven in mijn zij gekregen. Toen ik in de stelling aankwam, was er niemand meer; alleen de stukken stonden er nog. Vervolgens ben ik weer teruggegaan naar SLOOYER en heb hem medegedeeld, hoe ik de stelling gevonden had.
Wij zijn daarop teruggetrokken op de reserve-stelling (achter "De Koerheuvel") om te kijken of daar nog iets was. Hier was echter ook niemand meer aanwezig. Wij hebben hier den nacht doorgebracht.
Den volgenden dag zijn wij weer verder getrokken tot voorbij het lazaret. Hier zagen wij ook niemand meer. Plotseling hoorden wij paardengetrappel (van artillerie) op den grooten weg van Rhenen naar Elst. Wij zeiden tegen elkaar: "Misschien is dat onze batterij, dan kunnen wij verder met hen medegaan." Toen wij echter plm. 40 meter van den grooten weg waren, bij de ketel van het Gasfabriekje van Rhenen, heb ik tegen SLOOYER gezegd: "Pas op, dat zijn de Moffen." Dit was 's morgens om ca. 8 uur.
Wij hebben een oogenblik geschuild achter de Gasketel en zijn vervolgens dwars den straatweg overgestoken. Aan dezen kant stonden een paar huisjes en hier hebben wij ons een tijdlang schuil gehouden. Ik heb toen gezegd: "De Duitschers gaan dien kant op, dan gaan wij richting Achterberg".
's Avonds tegen donker (14 op 15 Mei) zijn wij teruggegaan en zijn weer gekomen tot kilometerpaal 25 (spoorbaan). Hier zagen wij nog, dat er op deze plaats landmijnen geplaatst waren. Wij zijn daar doorgetrokken en zijn gekomen tot de boerderij van Meijer (Achterberg). Het was vlakbij de barakken. In deze boerderij hebben wij ons een beetje opgeknapt. De wapens hadden wij op tafel gelegd. Wij hebben steeds de karabijn bij ons gehad. Ik zei tegen SLOOYER: "Ik ga eens buiten kijken, wat er te doen is"; en net dat ik de deur opendoe, stond er een Duitscher voor mij. Deze zei tegen mij: "Wo kommen Sie her, was mussen Sie tun". Ik heb hem daarop geantwoord: "Waar wij vandaan komen, behoef je niet te vragen, dat kun je wel zien". Wij zijn gevangen genomen en in een motorzijspan naar de Grebbebrug vervoerd, en vandaar naar de Belvedère te Wageningen. Een Duitscher heeft nog tegen mij gezegd: "Sie brauchen jetzt keine Angst mehr zu haben". Ik heb hem geantwoord: "Ich habe keine Angst gehabt, was ist los". Hierop werd mij medegedeeld, dat de oorlog afgeloopen was.
Wij zijn via Wageningen naar de Menno van Coehoornkazerne te Arnhem vervoerd en vandaar naar Duitschland.
Toen ik nog in het mitrailleursnest zat met SLOOYER en VOORTMAN heb ik het volgende medegemaakt.
Op een afstand van ongeveer 300 meter stond aan den weg een soort wachthuisje (het was bij de spoorbaan Rhenen-Veenendaal). Wij zagen hier burgers binnengaan en kort daarop als militair gekleed er weer uitkomen. Zij kwamen met auto's en enkelen kwamen ook loopen. Ik vermoed, dat het ongeveer 10 á 20 man geweest is. De uniformen waren niet te onderscheiden. Vanuit onzen post konden wij ze niet onder vuur nemen. Ik vermoed, dat het hier een depôt van uniformen geweest is. Zij hadden ook wapens onder de arm (het soort heb ik niet kunnen zien). Ik heb dit aan Kapitein ZAAL gemeld. Luitenant VAN GOOLEN is bij mij gekomen en deze heeft met mij uitgezocht, of het te bereiken was. Het was echter ondoenlijk. Ik moest op mijn post blijven, omdat ik opdracht had de batterij te dekken tegen vliegtuigen.
's - Gravenhage, 3 Maart 1947.
J.B.A. ten Barge.
Opgenomen: K.
|