Verklaring van dienstplichtig Korporaal J. Pieterse
Verklaring afgelegd door PIETERSE, J., geboren 29 Juli 1917 te Leiden, dienstplichtig korporaal, in 1940 ingedeeld bij de Rivierbatterij 7 L 40 No. 1 (Regiment Kustartillerie, bij Staf 2e bataljon 44e Regiment Infanterie) van beroep schilder, wonende Zandvaart 112 te Breezand, in de 406e Vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 9 October 1950.
Bij de Rivierbatterij was ik ingedeeld als richter. In een van de forten op de Afsluitdijk had ik een opleiding gehad met automatische antitank wapens. Voor mijn nummer was ik bij de kustartillerie bij de 7 L 40. Ik kende het kanon dus al. In de mobilisatie was ik ingedeeld in Den Helder op Fort Kijkduin; daarna was ik ongeveer 7 weken op Vlieland en tenslotte te Ochten, waar ik ongeveer 14 dagen was toen de oorlog uitbrak.
Te Ochten zijn wij knap in het vuur geweest. Mijn Commandant was Kapitein VAN ITTERSON, met wie ik zeer goed kon opschieten.
Toen de aanval begon kroop de kapitein naar voren. Het was een aanval van een flottielje van 6 boten, 4 rivierpolitieboten en 2 troepenboten. Ze voerden de Duitse oorlogsvlag. Ze kwamen de Waal afzakken. We hadden tevoren al verschillende afstanden opgemeten.
Ik was ingedeeld bij het linker voorste stuk. De telefonische verbinding van mijn stuk met de Commandant was, toen de aanval begon, door vijandelijk vuur verbroken. We hadden ongeveer 3 uur onder vijandelijk granaatvuur gelegen. Wij wisten niet waar het vandaan kwam. Ik dacht dat een pantserwagen aan de overkant van de Waal ons heeft beschoten. We hebben o.a. een rokende schoorsteen waargenomen, die het teken had kunnen zijn dat het vuur moest worden afgegeven. Het vuur kwam voordat de flottielje kwam afzakken. Bij de andere stukken was een luitenant. De Kapitein kwam onder het vuur door naar voren om orders te geven.
We hebben de boten nog even dichterbij laten komen. De vier rivierpolitieboten gingen zig-zagsgewijze over de Waal. Het waren snelle motorboten; daarachter kwamen de twee troepenboten. Deze twee laatste boten werden onder vuur genomen door het middelste en het rechter stuk. Ik nam met mijn stuk de vier motorboten onder vuur. De boten voeren met een onderlinge afstand van ca. 200 à 250 meter.
Er werd eerst door de infanterie, die nog voor de batterij in linie lag, gevuurd. Toen de Kapitein order gaf om te vuren, raadde ik hem aan ze eerst nog wat dichter bij te laten komen om beter te kunnen treffen. Toen ze ter hoogte van Druten waren, hebben wij het vuur geopend. Ik had de vier motorboten tot zinken gebracht; de andere twee schepen hebben zich teruggetrokken. Ik heb met brisantgranaten geschoten. Ik heb op die vier boten in totaal ongeveer 30 granaten afgevuurd. De Duitsers schoten wel met lichte wapenen, mitrailleurs, terug.
Om de infanterie, die 's avonds om half tien zou terugtrekken, te dekken, zouden wij een spervuur afgeven, te beginnen met het rechter stuk. Dit stuk zou dan al zijn granaten verschieten en, terwijl het middelste stuk het vuren zou overnemen, hierop terugtrekken en zo verder. Dit is gebeurd. Ik schoot hierbij nog 82 granaten af. Doch toen bleek dat de infanterie reeds om 7 uur de linie had verlaten. Om 12 uur 's nachts trokken wij terug. Later heb ik met de kapitein nog nagegaan waar de schoten gevallen zijn. Ze bleken goed te hebben gelegen. Een ooggetuige deelde ons mede, dat de Duitsers gemeend hebben dat de infanterie een uitval zou gaan doen. Ze hebben verschillende uren met doden en gewonden gereden. Toen wij dit spervuur afgaven, was er geen vijandelijk vuur.
Mijn stuk had schilden, terwijl er ook nog een borstwering van planken, waartussen grind was gestort, was aangebracht. Niemand is van het stuk weggelopen.
Ik weet zeker dat er 4 rivierboten waren, en niet twee, zoals in het verslag van de Kapitein staat. Ik heb deze alle viel tot zinken gebracht.
Ik heb geschoten over een afstand van circa 2.800 meter, op de betrekkelijk snel varende zig-zaggende boten. Zoals ik mij nu herinneren kan, heb ik altijd veel gevoeld voor het luchtdoelwapen. Ik heb ook veel op eenden gejaagd. Toen de aanval begon heb ik in de eerste plaats de kijker er uit gehaald en de klep van het schild laten vallen en ben op het gezicht door een smalle spleet gaan richten. Ik heb gekeken hoe de schoten in het water vielen. De kijker zat op het stuk geschoten [gegoten?]. Ik richtte verder zuiver op het oog. Ik zag de granaten door het water vallen. In het water ontploften ze niet, wel wanneer het schip werd geraakt. De boten hielden ongeveer dezelfde richting. Ik richtte zelf en draaide staande aan de wieltjes. Op mijn bevel tot vuren werd het stuk afgevuurd.
Naar ik mij meen te herinneren was de eerste opdracht 2 keer snelvuur van 5 schoten per minuut. Toen de aanval begon kreeg ik opdracht automatisch, regelmatig op het doel door te vuren.
Zeer binnenkort ga ik emigreren naar Australië.
's-Gravenhage, 9 October 1950.
J. Pieterse.
Opgenomen : Si.
|