Verklaring van dienstplichtig ordonnans W.B. Winkels
Verklaring van de dienstplichtige Ordonnans W.B. Winkels van sectie Pag. van Staf 4 R.H.
afgelegd in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 1 Mei 1947.
De eerste oorlogsmorgen zijn wij in stelling gekomen bij Wekerom. Daar is practisch niets gebeurd. Wij zijn vervolgens in Leersum gekomen doch wij moesten naar Rhenen.
Zondagavond zijn wij vertrokken richting Elst: bij de Plantage Willem III zijn wij de autoweg opgegaan op Achterberg aan en toen door Rhenen heen de weg op naar Elst. Daar was de Luitenant. Hier zijn wij midden in de nacht (12 op 13 Mei) aangekomen. Wij hebben de nacht doorgebracht in de tuin van een villa welke iets voorbij het Hotel "De Koning van Denemarken" stond, (het was aan de Elst-kant van Rhenen). Wij zijn niet in de villa of in het hotel geweest. Wij hebben buiten op de stoep en in de tuin gezeten. De Luitenant was bij ons. Toen het licht werd, kwamen er heel veel Infanterie-troepen van de kant van de Grebbeberg terug. Wij hebben toen opdracht gekregen hen zoveel mogelijk tegen te houden. Maar met omweggetjes zijn er toch doorgeglipt. Luitenant Brand (een cavalerist) was bij ons; deze heeft ook geholpen ze tegen te houden.
Er lag veel granaatvuur op Rhenen.
Omstreeks 8 uur (13 Mei) gaf Luitenant Hollert opdracht om met het kanon in de Pag-wagen, waarbij Wendels, Visser, Andringa en Ikse, de Chauffeur, naar het viaduct in Rhenen te gaan. Er lag veel granaatvuur. Een mitrailleur, welke er van de Infanterie was blijven liggen, hebben wij ook medegenomen. Door het brandende Rhenen zijn wij naar het viaduct gegaan. Wij zijn in de stelling gekomen bij een Kapitein der Marechaussee (Kapitein Gelderman). (Wij stonden onder zijn commando) Toen wij hier aankwamen, heeft de Luitenant met de jongens het stuk in stelling gebracht. Ik heb hieraan niet meegeholpen; ik was Ordonnans; mijn voornaamste taak was berichten over te brengen. Het stuk stond opgesteld Zuid van het viaduct op een afstand van 15 meter van het midden van de weg en op ongeveer 25 meter afstand van de hoek van het viaduct. Het stuk stond opgesteld voor een huis. In de tuin was veel gegraven; het stuk stond zoo opgesteld dat de loop over een zandhoop wees. Op de weg waren bomen.
Toen het stuk in stelling was, moet ik direct het bericht wegbrengen naar Overste De Marees van Swinderen. De Overste had zijn commandopost in Hotel "De Prins" op de weg Rhenen - Veenendaal. Naar ik later heb gehoord hebben zij in de tussentijd, dat ik weg was, gevuurd op het huis aan de overkant. Luitenant Hollert heeft ook geschoten. Voor zoover ik weet eenmaal.
In de middag is er veel geschoten. Toen het kanon niet meer vuurde, is er ook geweer- en mitrailleurvuur uitgebracht. Ik weet niet waarom het kanon niet meer vuurde. Ik weet wel, dat een van de manschappen - Wendels - munitie ging halen; hij kwam echter zonder terug. Inmiddels was het zoover, dat geheel Rhenen practisch brandde. Hij is er wel doorheen geweest, maar de munitie was blijkbaar op.
Luitenant Hollert is tot het laatst moment gebleven. Visser is iets eerder weggegaan. Vermoedelijk omdat de Duitsers inmiddels door het viaduct heen waren gekomen en het huis tegenover ons hadden bezet. Vandaar vuurden zij op de flank. De potjes van de vensterbank in de kamer werden er afgeschoten.
De Duitsers waren om 4.15 over het prikkeldraad gekomen.
Op een moment, dat ik van een opdracht terugkwam en ik mij bij de Luitenant terug wilde melden, kwam ik op 10 meter van het huis Visser, Wendels en ik meen zeker te weten Andringa tegen.
Zij zeiden tegen mij; "Ga maar niet verder, je kunt niet meer bij de Luitenant komen; er wordt voor in het huis geschoten". Zij gingen op Rhenen aan. Visser heeft mij verteld, dat hij tegen de Luitenant gezegd heeft: "Kom mee, de Duitsers komen er aan, het is niet meer te houden, wij worden omsingeld".
Ik ben toch doorgelopen. Omdat er op de voorzijde van het huis geschoten werd, kon ik niet op de normale wijze voor het huis langs de stelling ingaan. Ik ben door het kelderraam in de kelder gekomen en door de kamer heen gauw de voordeur uit en toen de stelling in naar de Luitenant. De loopgraaf liep naar het huis.
Kapitein Gelderman was al weg. Naar ik heb gehoord, was de Kapitein munitie gaan halen; hij is met de trekker weggereden. De Infanterie was er ook niet meer. Op dit moment schoot de Luitenant niet. Het was omstreeks 5 uur. De Duitsers vuurden ook niet meer, het was helemaal stil.
Toen ik bij de Luitenant kwam, zei hij, dat hij mij niet meer had verwacht. Ik berichte hem, dat ik de Overste niet meer had kunnen vinden. Hij zei mij daarop, dat ik maar terug moest gaan en mij bij de andere drie manschappen moest aansluiten. Ik had de indruk, dat de Luitenant het goedkeurde, dat ik terugtrok.
Ik ben door Rhenen gegaan en heb mij bij de andere drie aangesloten. Zij stonden op de weg tussen Elst en Rhenen onder een boom te schuilen voor een vliegtuigaanval.
Ik heb - naar ik meen - 5 x berichten over gebracht. Het geschiedde onder vuur. Ik ben niet gewond.
Eenmaal was het eigenlijk geen bericht. Ik moest aan de Rijnkant nagaan of er mannen van 11 R.I. waren. Deze zouden ons komen versterken.
Het was iets verder dan de Cuneratoren. Ik ben tot aan de Rijn geweest; er was daar een overgang (pont). Ik heb echter niets kunnen vinden. Ik heb dit aan de Luitenant gemeld.
De andere berichten heb ik alle naar de Overste Marees van Swinderen gebracht. Ik heb deze berichten lopende overgebracht. Mijn motor was stukgeschoten vanuit huizen, toen ik de nacht van 12 op 13 Mei doorbracht in de villa bij Hotel "De Koning van Denemarken".
Toen ik het derde bericht overbracht, trof ik in Rhenen Meyer van ons Regiment aan. Deze was met motor en zijspan. Deze heeft mij naar de Overste gebracht (ik was zelf lopende). Toen ik met Meyer bij de commandopost van de Overste bijna bij de kelder stond, kwam er een granaat. Deze heeft aardig wat verwoest. De motor had een scherf door het spatbord. Hij was echter nog goed; wij zijn er weer mee terug gereden. Meyer is in Rhenen gebleven, hij ging niet meer naar de stelling; hij vond het te gevaarlijk.
Het eerste en het tweede bericht heb ik ook lopende naar de Overste gebracht.
Luitenant Hollert gaf mij een briefje met handtekening (...), daar werd wat opgezet; ik heb dit niet gelezen.
Het voorlaatste bericht dat ik aan de Overste bracht, was om ongeveer 3.15 uur. Het laatste bericht was om ongeveer 4.45 uur. De Overste was er toen niet meer. Ik ben nog achter het huis geweest en ik heb er nog rond omheen gelopen. Er was niets meer te zien.
Toen wij 's middags in de stelling bij het viaduct zaten, zagen wij aan de overzijde een sectie Nederlanders marcheren. Deze stonden onder commando van de Duitsers; zij waren krijgsgevangenen. De Duitsers lagen op de grond en de Hollandse krijgsgevangenen stonden rechtop achter hen. De Hollanders gaven ons te kennen niet te schieten. Wij hebben het vuur even gestaakt en onmiddellijk daarop werd er hevig gevuurd door de Duitsers. Daarna hebben de Duitsers de krijgsgevangenen weggedaan en hebben hen schijnbaar de jassen uitgedaan en toen in het huis tegenover ons gestopt.
Luitenant Hollert heeft daarop een schot gelost op het huis. Ik was er niet bij, toen het schot gelost werd, maar ik heb wel de uitwerking meegemaakt. De Hollandse krijgsgevangenen zaten in de kelder. Door het schot is de kelderdeur gesprongen en zijn de Hollanders er uit gekomen. Het waren er 19. Zij zijn toen het viaduct over gerend naar onze stelling. Zij vroegen waar zij heen moesten. Wij hebben hun het een en ander gevraagd. Zij vertelden dat er niet meer Duitsers waren, maar dat er steeds bij kwamen. De Duitsers waren gecamoufleerd.
Van deze 19 is er een neergeschoten. Hij lag vlak voor het huis, waar wij zaten; hij is daar blijven liggen, hij was dood. De Hollanders waren erg bang. Zij kwamen uit de hel; zij hadden als dekmantel voor de Duitsers moeten dienen. Ik heb aan een vijftal van hen de weg gewezen naar Elst; daar konden ze wel de een of andere commandant vinden.
Als zij de weg naar Veenendaal genomen hadden, zouden zij in handen van de Duitsers gelopen zijn.
Ik heb aan de overkant ook nog een gewonde korporaal gezien. Deze is in het huis verbonden.
Hij was gewond geraakt door het schieten van de Duitsers. Ik meen dat hij later is weggebracht; door wie weet ik niet. Hij was gewond geraakt door het schieten van de Duitsers.
Als ik geen berichten weg moest brengen heb ik in de stelling met mijn karabijn geschoten.
Mijn bajonet werd krom geschoten.
Het was heel moeilijk schieten. Het zand was zeer droog. Het stoof steeds omhoog.
Steeds moesten de wapens schoongemaakt worden.
Ik heb geen Duitsers gezien die neergeschoten werden.
De Duitsers lagen tegen de andere kant van de helling aan. Zij zijn niet over het prikkeldraad gekomen. Die er overgekomen zijn zaten een eind verder.
's Gravenhage, 1 Mei 1947.
(get.) W.B. Winkels.
Opgenomen: K.
2501