Verklaring van dienstplichtig sergeant B.G. Hottinga
Dienstplichtig Sergeant B.G. Hottinga, verklaart bij zijn verschijning voor de
Commissie Militaire Onderscheidingen, op 23 Januari 1947:
-----------------------------
Ik was bij de 3e sectie plaatsvervangend stukscommandant van M.C.-III-8 R.I. Mijn Sectiecommandant was Luitenant Terhorst. Compagniescommandant was Kapitein Cornelisse.
10 Mei 1940 zijn wij naar de opstelling gegaan in de boomgaard van de Boerderij "Annahoeve" die wij vroeger hadden ingericht.
's Morgens eerst een halve boomgaard omgehakt.
's Middags vuur afgegeven recht op de boomgaard voor mij. Later kwam er schuins-links van de boerderij vuur terug die lag aan de Haarweg op plm. 700 Meter afstand. Dit was automatisch pistoolvuur, ik hoorde aan de snelheid dat het vijandelijk vuur was. Ik heb hierop vuur afgegeven, de hooiberg begon te branden, daarna was het afgeloopen.
's Avonds kregen wij vuur uit de richting Wageningen, artillerie- en geweervuur. Ons schootsveld lag 1 op richting Wageningen, 1 op richting Nude. Eén schietgat was verzakt. Ik heb toen aan Luitenant Terhorst gevraagd om de mitrailleur te zetten op de rugweer, dan konden wij aan alle kanten schieten.
Sergeant van Kessel, die in het mitrailleursnest zat, heeft niets gedaan en is daar blijven zitten. Ik moest zelf de banden uit de cartonnen doozen nemen en aanbrengen. Een stuk of 10 à 12 banden heb ik verschoten. Er kwamen nog menschen van de 4de sectie in de stelling, doch hebben ook niet geholpen.
Luitenant Terhorst zat in de schuilnis en zei dat er bericht was gekomen van Kapitein Cornelisse dat wij ons over moesten geven. Er was geen enkele aanleiding om ons over te geven, wij hadden nog geen vijand gezien, er waren ook geen gewonden en wij waren niet omsingeld. Ik ben nog naar Kapitein Cornelisse geweest en gevraagd of het noodig was om ons over te geven. Hij zei: "Ja, want wij kunnen het niet langer houden, want alles wat om ons heen zat is weg".
Het deksel en de sluitveer van de mitrailleur die ik bij mij had heb ik daar begraven. Luitenant Terhorst heeft een witte doek aan zijn bajonet gestoken en op de stelling gezet.
Ik ben over het prikkeldraad gegaan, de weg overgeloopen en kwam zoo bij de sluisdeuren. De brug was gesprongen maar de sluis was niet kapot. Ik kwam toen in de stelling van de Grebbedijk terecht. Er kwam een Sergeant naar mij toe, zijn naam is mij niet bekend, en zei dat ik maar eerst in de schuilnis moest gaan. Ik kon het na een tijdje niet meer uithouden en ben de kazemat in gegaan. De Sergeant zei: "dat komt mooi uit want ik zit zonder korporaal". Ik ben daar meen ik 2 nachten en een dag gebleven.
De lichte mitrailleur sectie was reeds weg gegaan. Wij wilden ook weg gaan maar werden teruggestuurd door een Luitenant. Plm. 12 uur, ik weet niet welke dag, kwam de Sergeant weer terug, nadat hij even weg was geweest, wij zaten zonder water en zonder olie voor de mitrailleur, die weigerde. De Sergeant, plm. 3 soldaten en ik zijn teruggegaan. In het geheel zaten in de kazemat 1 Sergeant, 4 soldaten en ik.
Ik heb daar 1 band verschoten. Wij konden niet staan van de hulzen, dus er was heel wat verschoten.
Ik ben nog bij Luitenant Londo in de stelling geweest in de andere pantserkoepel op de Grebbeberg. Deze heeft mij gevraagd of ik met een Sergeant een bericht wilde brengen naar Kapitein Dales in het Dierenpark. Ik had mijn pistool met patronen bij mij. Wij kwamen bij Kapitein Dales aan en gaf de Sergeant zijn bericht af. Wij konden niet meer terug want alles lag onder mitrailleur-, geweer- en artillerievuur. Er kwam een stroom van militairen die terug trokken, waarbij wij meeliepen tot waar de huizen beginnen op de weg naar Rhenen. Daar stonden 1 of 2 officieren die ons tegenhielden, waarna wij teruggingen en wij hebben toen bij majoor Landzaat de nacht doorgebracht.
De volgende morgen zijn wij naar het paviljoen gegaan aan de straatweg Wageningen - Rhenen met 10 of 12 soldaten, 2 officieren en Majoor Landzaat en hebben het paviljoen bezet. Majoor Landzaat zat aan de voorkant bij een lichte mitrailleur die bediend werd door een soldaat. Kapitein Dales zat bij de openslaande deuren. Ik zat aan de achterkant bij het raam. Boven zaten ook soldaten.
Later kwam een afdeeling soldaten gekleed in Nederlandsch uniform, deze bleken later Duitschers te zijn. Zij kwamen tot vlak voor de draadversperring bij het paviljoen. Zij kwamen in Nederlandsche formatie in colonne, commandant links vooraan over de groote weg. Wij hebben hier het vuur op geopend waarna de boel uit elkaar stoof en zich verspreidde in de bosschen. Dit waren plm. 30 man.
Wij hebben tot 's middags gevuurd. Toen hoorde ik dat wij terug moesten en zijn achteruit gegaan door de dierentuin. Zijn ook nog langs de stelling gekomen van Kapitein Bor, hierna een open veld overgestoken, daarachter stonden zware mitrailleurs, front Achterberg. Ook nog over een mijnenveld, langs de mijnen geloopen. Verder over de spoorbaan door de bosschen naar Amerongen gegaan waar wij met 15 man aankwamen. Wij waren met z'n drieën op weg gegaan.
In het paviljoen in de kelder heb ik nog Kapitein Dales verbonden die gewond was. Er lag ook nog een gewonde soldaat, doch de naam is mij niet bekend.
's-Gravenhage, 23 Januari 1947.
(get.) B.G. Hottinga.
Opgem.: J.v.d.B.
|