Verklaring van dienstplichtig sergeant D. Thielen
Verklaring afgelegd door den dienstplichtig sergeant D. THIELEN van 1-11 G.B.
in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 28 October 1946.
--------------------
Op 10 Mei 1940 zat één stuk van de sectie van Vaandrig DE WIT, onder sergeant GIESBERS, bij de brug over het Maas/Waalkanaal bij Nijmegen. Ik zat met mijn stuk op de St. Agnetenweg. Op 10 Mei ongeveer 4 uur 's morgens kwam een kleine vijandelijke pantserwagen vergezeld van twee motorrijders uit de richting van Nijmegen. Door het stuk van sergeant GIESBERS werden deze buiten gevecht gesteld. Er is ook nog een Hollandsche trein gekomen, welke door sergeant GIESBERS vanaf den Westoever met een roode vlag tot stilstand werd gebracht. Ik weet, dat deze trein later in brand is geschoten.
Op een gegeven moment kreeg ik opdracht van Kapitein BOERS om van den Agnetenweg op te breken en onder het viaduct van de spoorbaan door te gaan naar de brug bij Hatert. Ik kwam ongeveer 500 meter Noord van de brug aan het kanaal in stelling. Ik ben een kazemat voorbij gegaan, welke verlaten was. Volgens Kapitein BOERS was een Sectie van de Militaire Politie in het voorterrein. In front was ik echter niet gedekt, althans ik heb geen militairen gezien.
De trekker heb ik Zuid van den spoorweg laten staan en heb met 3 of 4 man het kanon met handkracht zoo ver mogelijk over den weg naar voren en in stelling gebracht. De weg is daar vlak. Op de brug heb ik ongeveer 50 granaten afgeschoten. Vrijdagsmiddags heb ik vanuit Wijchen nog een aanvulling van munitie gehad. De Duitschers waren bezig de brug te herstellen. Aan de Oostzijde van de brug zag ik verschillende wagens met materiaal staan. Hierop heb ik heftig gevuurd. Eén van deze wagens heb ik in brand geschoten. De Duitschers brachten in mijn flank een mitrailleur in stelling om achter het schild van mijn stuk te kunnen vuren. Wij hebben ons even gedekt en zijn, toen het vuren ophield, het stuk gaan halen. Toen de Duitschers Hollandsche krijgsgevangenen met de handen omhoog op de brug brachten, heb ik het vuren gestaakt. Vuuruitwerking op de brug heb ik niet gehad. Wel is door mijn vuur iets in brand geschoten, doch ik weet niet wat.
Door het schieten is de pantserplaat van mijn stuk (het was een losse plaat) zoo vast komen te zitten, dat ik deze er niet af kon krijgen. Het stuk was dus feitelijk te zwaar om mee te rijden. Toch heb ik dit moeten doen; het gevolg was echter, dat het wapen door de veren zakte.
In Rhenen had ik dus geen stuk meer, alleen de trekker. In een klein straatje stond een dikke steenen paal tengevolge waarvan wij niet verder konden. Ik liet de trekker achter onder hoede van sergeant GIESBERS en ben met ongeveer 8 man naar kapitein BOERS gegaan. Hoe het precies ging, weet ik niet meer, maar mijn manschappen raakte ik onderweg kwijt.
Kapitein BOERS deelde mede, dat het station genomen moest worden. Hij vroeg hiervoor vrijwilligers. Ik heb mij hiervoor aangemeld en ben met sergeant VAN DER DUSSEN of JEKEL en soldaat PETERS naar het station gegaan. Wij hadden alleen karabijnen. Plotseling zag ik op een kruispunt 150 meter West van de spoorbaan een zware mitrailleur met munitie staan. Ik heb het wapen van de affuit gehaald en medegenomen. PETERS en VAN DER DUSSEN (JEKEL) namen de affuit mee. Er werd af en toe op ons geschoten. In het stationsgebouw ging ik naar boven en zag toen een paar Duitschers wegloopen. Ik ben daarop naar beneden gegaan om VAN DER DUSSEN (JEKEL) en PETERS op te halen. Aan den overkant zag ik Duitschers, die ons hevig onder vuur namen. Ik wist dat sergeant TILDERS en sergeant EYSINK ook het station moesten nemen van een andere zijde. Toen ik dan ook vuur ontving, dacht ik dat dit van TILDERS afkomstig was. Ik heb daarom met een wit laken gezwaaid om TILDERS te waarschuwen. Het bleek mij toen echter, dat het vuur van de Duitschers afkomstig was. Wij zijn ook nog met handgranaten bestookt, doch het lukte den Duitschers niet ons op te ruimen. Ik zag een Duitscher met een verrekijker op den rand van het perron zitten. Deze is door ons buiten gevecht gesteld. Toen ik dacht dat de Duitschers waren afgedropen, wilde ik dit aan Kapitein Boers melden. Toen ik buiten kwam om met den Kapitein contact op te nemen, was er echter niemand meer aanwezig. Ik besloot daarom VAN DER DUSSEN (JEKEL) en PETERS op te halen. Op het station teruggekomen waren zij echter reeds verdwenen. Het wapen was kapot geslagen.
Ik heb toen getracht in de richting Elst te gaan. Op een gegeven moment werd ik vanuit een huis teruggeroepen door militairen, die door de Duitschers krijgsgevangen waren gemaakt en door hen als dekking waren gebruikt. Ze vroegen mij hen mede te nemen. Er waren twee gewonden bij, het was een zenuwachtig troepje. De mij bekende soldaat POLAK bevond zich onder hen. Ik beloofde hun terug te zullen komen. Ik ging terug naar Rhenen, waar ik PETERS aan den kant van den weg zag zitten. Samen hebben wij toen de militairen uit het huis gehaald en mede naar Elst genomen. Daar zag ik sergeant GIESBERS en Vaandrig DE WIT met twee stukken pag. Ze waren ingedeeld bij 4 R.H. om den aftocht van dit onderdeel te dekken. Eén van deze stukken pag. werd mij ter beschikking gesteld. Kapitein Boers heb ik niet meer gezien. Het 1e onderdeel, dat ik ontmoette, was 4 R.H. De Luitenant HOLLERT was er bij aanwezig.
Luitenant VERMEULEN van de Sectie zware mitrailleurs heb ik niet gezien.
Over PETERS ben ik vol lof.
Sergeant VAN DER DUSSEN (JEKEL) is heel kort bij ons geweest. Hij is in het stationsgebouw mee naar boven gegaan, doch van zijn optreden aldaar weet ik weinig af.
KOPPELAARS L. is steeds bij mij gebleven. Hij was één van de weinigen, die rustig achter het wapen bleef als wij sprongsgewijze terugtrokken, waarbij de anderen als regel zenuwachtig waren.
's-Gravenhage, 28 October 1946.
(get.) D. Thielen.
Opgen.: M.
Typ.: K.
(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van W.G.C. van Rumpt.)
|