Verklaring van dienstplichtig sergeant G.D. Salemink
Verklaring van den dienstplichtig sergeant (thans Reserve 2e Luitenant sinds 24/12/46) G.D. Salemink
van 1-II-8 R.I. afgelegd in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 21 Juli 1947.
---------------------
Ik heb steeds in Rhenen gezeten. Ik was bij een compagnie ingedeeld als tirailleur. Tijdens de oorlogsdagen was ik ingedeeld als Regimentsuitkijkonderofficier bij Staf-8 R.I.
Bij het uitbreken van den oorlog moest ik mij melden bij den Luitenant Moski.
Ik heb daar als uitkijkpost in een boom gezeten. Sergeant Smit loste mij af. Wij hadden in totaal 12 soldaten, die de eerste twee dagen wel in de boom kwamen, maar de laatste dagen niet meer. De Overste vond het namelijk te gevaarlijk en wilde daarom niemand meer verplichten om in die boom te gaan. De Overste vroeg daarna uitsluitend vrijwilligers. Ik ben er uit eigen beweging heen gegaan. Sedert den tweeden dag werd er gevuurd. Onze artilleriestellingen lagen ongeveer 50 meter rechts van de boom en werden steeds onder vuur genomen door de Duitsche artillerie. Vandaar dat het daar knap gevaarlijk werd. Toen ik daar zat, zijn er verschillende takken uitgeslagen. Op één na den laatsten dag gaf ik geen telefonische berichten meer door omdat wij geheel ingesloten waren en het toen geen zin meer had. Dit heb ik den Overste medegedeeld.
Daarna heb ik achter een mitrailleur gelegen in de stelling. Die mitrailleuropstelling zat tusschen twee vaste mitrailleuropstellingen in en wel zoodanig, dat ik de doode hoek van beide kazematten bestreek. Ik lag bovenop de borstwering en schoot gewoon over de dekking heen. De jongens gebruikten de schilden niet, want daar werd je na 10 of 12 schoten doof van.
Een Duitsche patrouille van 10 man was op twee meter van de versperring genaderd binnen de genoemde doode hoek. De afstand tot mij was ongeveer 75 meter. Zij riepen: "Hände hoch, nicht schieszen". Ik trok het eerst aan de trekker en zag de Duitschers zich dekken. De geweerschutters begonnen toen ook te vuren. Die Duitschers kwamen plotseling te voorschijn uit het bosch. Ik had geen tijd om te richten, daar zij anders het prikkeldraad hadden kunnen doorknippen. Daarna heb ik gericht vuur afgegeven.
De Overste is nog een keer op dat punt geweest en heeft zijn tevredenheid geuit over de goede opstelling. Ik ben daar uit eigen beweging naar toe gegaan. Wij hadden daar menschen bij van de artillerie, die nog nooit een geweer in hun handen hadden gehad. Hierom kon ik de mitrailleur het beste bedienen.
Ik heb tijdens die zeven dagen niet één uur geslapen. Ik kwam namelijk juist van politiewacht af toen de oorlog begon. 's Nachts kwam er van slapen ook niets. Ik heb niet meegemaakt, dat het prikkeldraad is doorgeknipt.
De laatste middag was er totaal niets meer te doen. Dat was de middag van de capitulatie. Overal om ons heen werd er geschoten. Ik ben toen met nog eenige anderen als afgevaardigden naar den Overste gegaan om te vragen of er niet iets gedaan kon worden. Daarop heeft de Overste met zijn officieren beraadslaagd en 's avonds kregen wij van den Overste de order om uit te breken; het deed er niet toe waarheen. Wij zijn hierop den weg overgestoken tusschen de transporten van de Duitschers door tot wij aan den Rijn kwamen. De Overste bepaalde, dat wij moesten optrekken naar een bepaald punt aan den Rijn. Wij waren in totaal met ongeveer 200 man. Wij hebben daar 's nachts vier uur gewacht totdat de patrouille, die over de brug was, terug zou zijn. De patrouille kwam echter niet op tijd terug.
De heele staf is toen naar de Kalkzandsteenfabriek gegaan. Daar zijn posten uitgezet.
Den volgenden morgen ben ik om plm. 9 uur met nog eenige soldaten een vlot gaan maken, maar dat bleek door de zwaarte onbestuurbaar te zijn. De Overste wist hiervan. Om 10 uur besloot ik om den Rijn over te zwemmen. Wij zagen aan den overkant een omgeslagen roeiboot liggen; die wilden wij gaan halen om de Staf over te zetten. Drie à vier man gingen met mij mee. Ik sprong in het water en toen ik drie à vier meter van den kant was, begonnen de Duitschers op mij te vuren. De jongens, die zich op den kant stonden uit te kleeden en degenen die de kleeren mee zouden nemen, konden niet wegkomen en werden gevangen genomen. Ik had in mijn kleeren handgranaten en drie pistolen zitten. Toen ik aan de oever terugkwam, werd ik ook gevangen genomen. De Overste wist van deze laatste poging niets af.
Sergeant Smit is de eenige, die ik bij name ken. Dat was een flinke knaap. Hij heeft nog een patrouille geleid, die een zware mitrailleur buitmaakte. Hij heeft ook deelgenomen aan een nachtpatrouille.
Van Luitenant Moski weet ik alleen, dat hij gewond is geraakt.
Kapitein Hullemans heb ik alleen den eersten dag even gezien.
Getuigen zijn er wel, maar ik zou niet één naam kunnen noemen. De Overste is bij mij geweest na afloop van de aanvallen en heeft met mij de doode Duitschers bekeken. Aan hem heb ik een mondeling rapport uitgebracht. Reden waarom ik geen namen van getuigen kan noemen is dat ik slechts gedurende de oorlogsdagen bij de Staf-8 R.I. ben geweest.
's-Gravenhage, 21 Juli 1947.
G.D. Salemink.
|