Verklaring van dienstplichtig sergeant H.H. Wint

Verklaring van de dienstplichtig sergeant H.H. Wint, Commandant Regimentspatrouille Staf 8 R.I.
afgelegd in de vergadering van de Commissie Militaire Onderscheidingen dd. 14 Juli 1947.
-----------------------------------

  Ik ging met de hele regimentspatrouille op stap en vond Commandant 4 R.H. te Ede. Ik ben gekomen halverwege Oosterbeek. Ik kwam de Commandant tegen van het 8e Grens Bataljon die zei dat de Duitsers er reeds waren. Toen ben ik over Renkum naar Ede gegaan en daar was de Overste Hennink die ik de stelling van Commandant 4 R.H. heb opgegeven. Ik ben over Veenendaal naar Rhenen teruggegaan. In Veenendaal heb ik niet geschoten.

  De volgende opdracht was naar het Bataljon in de Nude dat reeds onder vuur was. Ik kwam bij de rechter voorpost bij de Luitenant Lindeman. Ik kon de Bataljonscommandant niet vinden. Ik ben onder langs de Grebbedijk gegaan. De fietsen heb ik achter gelaten aan de voet van de Grebbeberg. Ik heb twee vrijwilligers meegenomen. De Luitenant Lindeman stuurde mij dezelfde weg terug naar een post voor de Bataljonscommandant. Op mijn terugweg kreeg ik artillerievuur van de Duitsers en vermoedelijk van eigen troepen uit Tiel (het vuur lag direct achter de dijk). Ik zat ertussen. Ik heb nog geprobeerd bij de commandant te komen. Ik kreeg van eigen voorposten vuur. Ik zag dat er bij de Duitsers mensen in burger meevochten. Dat zag ik door de kijksleuven in de opstelling van de Luitenant Lindeman. De Luitenant verbood mij om te schieten. Toen ik terug kwam bij de Overste heb ik dat direct gemeld. Ik kon niet bij de commandant van III 8 R.I. komen. Mijn mensen vonden het ook te gewaagd. Ik ging terug naar de dijk en kreeg weer eigen artillerievuur. Ik werd gadegeslagen door een sergeant-majoor van de pag. die onder aan de Grift lag. Hij was verwonderd dat ik er levend afkwam. Hij heeft niet geschoten. De Overste nam mij niet kwalijk dat ik het bericht niet had afgegeven.

  Van lieverlede gingen de voorbataljons terug en onze eigen troepen ook. Een groot gedeelte van de officieren van de regimentsstaf en enige onderofficieren waren niet meer te vinden (verschillende lagen in het hospitaal). Ik kreeg toen het commando over een deel van de stelling. Ik had het oostelijke gedeelte van G. tot D. waarin begrepen opstellingen van lichte mitrailleurs.

  Het voorbataljon van Majoor Jacometti werd opgerold door de Duitsers die onze mensen ontwapenden, voor zich uit stuurden en zich achter hen dekten tot 30 meter voor onze stelling. (het uitkleden van onze mensen heb ik niet gezien). Ik zag dat zij in onze stelling wilden springen. Ik gaf het commando "vuren". Van die Hollanders en Duitsers heb ik niets meer gezien.

  Tevoren had ik nog berichten moeten overbrengen aan de majoor Landzaat. Ik heb ook deelgenomen aan de gevechten aan de Grebbeberg. 's Morgens om 4 uur werd een aanval gedaan door de Duitsers. De majoor Landzaat gaf het commando "stellingen innemen". Schneider van mijn patrouille was erbij toen de majoor Landzaat sneuvelde. Ik heb alleen gezien dat er een ontploffing plaats vond in de theeschenkerij waarin majoor Landzaat zat. Daarna heb ik hem niet meer gezien. Ik lag 20 meter achter de majoor. Schneider was overstuur. Hij had 's nachts onder vijandelijk vlakbaan-geschut gelegen. Toen majoor Landzaat naar het paviljoen ging is Schneider met de majoor meegegaan. Toen wij daar lagen bij de majoor kwam er een Nederlandse luitenant met een Nederlandse sergeant, zwaaiende met de handen omhoog en roepende: "Nicht schiessen. Ich übergebe mich". Ik heb die officier gevangen genomen en hem afgegeven aan majoor Landzaat. Ik ben weer terug gegaan naar de Overste Henning en heb de Overste gemeld dat ik mijn berichten heb afgegeven en dat dit gebouwtje in de lucht was gevlogen.

  De mensen in onze stelling begonnen te mopperen (van 13 op 14 Mei): "Wij willen terugtrekken". Toen Overste Henning zag dat de toestand onhoudbaar was zei de majoor: "Neem contact op met de majoor Jacometti of zijn oudste officier en zeg hem dat hij morgenavond om 19.00 uur de gewonden hierheen brengt en 21.00 uur aansluit met de overlevenden". Ik ben teruggegaan om nog iemand te vinden maar vond niets anders dan doden. Ik heb nog geroepen maar hoorde niets. Dat heb ik gemeld.

  Ik kwam in contact met de sergeant Smith. Sergeant Smith en ik liepen voorop en we hebben de troep gebracht bij een steenfabriek. De Overste liep achteraan met de sergeant toegevoegd. Bij de steenfabriek aangekomen zagen we dat er geen boten waren. Wij wisten niet dat er gecapituleerd was. Wij zagen dat de brug van Rhenen in de Rijn lag. Sergeant Smith en ik zijn de brug overgegaan, dat was niet eenvoudig, toen wij boven op de brug waren maakten afrollende stenen een reuze lawaai. Wij lagen op de planken van de brug en staken sterk af tegen de hemel. Er zaten twee Duitsers onder de brug en ik hoorde de een tegen de ander zeggen: "heb je wat gehoord?". Wij sprongen op en liepen als gekken over de brug. Wij hebben de nacht doorgebracht in de pijler van de brug want we durfden niet verder. Smith heeft met zijn zaklantaarn geseind: "Kom over, het gaat best", maar daar is men niet op ingegaan. Wij hebben daar nog geweervuur gehoord. Licht hebben wij niet gezien. Wij hebben de dag afgewacht en zijn naar een boerderij gegaan. De volgende dag hoorden wij van de capitulatie. Hierna zijn de sergeant Smith en ik de Rijn overgegaan. De schipper heeft gestuurd. Smith is van Rhenen naar Rotterdam gegaan en ik ben naar Arnhem gegaan. Onder aan de Grebbeberg werd ik aangehouden door Duitsers. Ik moest helpen met het begraven van dode paarden, maar daar voelde ik niet veel voor. Ik kreeg een trap in mijn lende en liet me vallen en bleef liggen.

  Vanuit Arnhem ben ik naar kennissen gegaan. Men zei dat ik me beter in de Menno van Coehoornkazerne kon melden, anders werd ik toch krijgsgevangen gemaakt.

  Overste Henning heb ik niet meer gezien en Smith ook niet.

  Korporaal Noordanus en soldaat H. Gerrits zijn altijd vrijwillig met mij meegegaan. Over de brug zijn zij niet meegegaan; de Overste achtte twee mensen voldoende. De Overste Henning heeft gezegd: "Wanneer jullie willen gaan kijken moet je het zelf weten". Smith heeft getoond een moedig en beleidvol man te zijn. De anderen van de patrouille waren ook moedige kerels.

  De Overste Henning was op en top een militair.

's-Gravenhage, 14 Juli 1947.
H. Wint.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.74 MB)