Verklaring van dienstplichtig sergeant J. Wastenecker
Verklaring afgelegd door den dpl. sergeant J. WASTENECKER van M.C.-I-20 R.I.
in de vergadering van de Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 29 Mei 1947.
Ik was Sectie-commandant over drie stukken van M.C.-I-20 R.I. Compagniescommandant was Kapitein VAN DER SCHOOT.
Bij den tegenaanval op 13 mei hebben wij geen vuur uitgebracht. Ik heb ordonnansen uitgezonden voor orders, doch dezen konden den Kapitein niet vinden.
Den nacht na den tegenaanval heb ik doorgebracht in een villa bij de Trekpot. Den volgenden morgen werd een cantine, waarin zich eenige voorraad bevond, ontdekt. Wij stonden in deze cantine te eten, toen wij plotseling beschoten werden. Langs de cantine liep een met hout begroeide wal. Wij zijn daarin gekropen en hebben teruggevuurd. Op een gegeven moment werd de eenige terugtochtsweg door een Duitsche mitrailleur onder vuur genomen. De soldaat WARMENHOVEN van den Staf sprong op en zei zooiets van: "Daar moeten wij door" en schoot den Duitscher op een afstand van 100 à 150 meter achter de mitrailleur weg, want het vuren hield op. Het is daarna even stil geweest, van welke gelegenheid gebruik werd gemaakt om terug te trekken in een bosch. Sergeant PELTZER, een soldaat en ik zijn niet teruggetrokken. PELTZER heeft het later nog geprobeerd doch werd toen gewond. Wij werden tenslotte gevangen genomen. De bij ons aanwezige soldaat, die gewond raakte, heb ik na mijn gevangenneming onder geleide van een Duitscher naar een hulpverbandplaats bij Veenendaal gebracht.
Het optreden van WARMENHOVEN vond ik flink. Hij was de eerste, die zich realiseerde om op den Duitscher te vuren, tengevolge waarvan het terugtrekken mogelijk werd.
Aanvankelijk werd WARMENHOVEN verdacht van N.S.B.-neigingen. Hij droeg schoenen met Duitsch spijkerbeslag. Toen er voor den oorlog lichtsignalen werden afgegeven en ik op een middag op onderzoek uitging naar hulzen e.d. vond ik in de hei verschillende voetsporen o.a. van schoenen met spijkerbeslag. Op grond hiervan werd WARMENHOVEN verdacht bij het afgeven van deze lichtsignalen betrokken te zijn. Positieve bewijzen tegen hem zijn echter niet verkregen ik vermoed dan ook, dat de tegen hem gekoesterde verdenking ongegrond is geweest.
's-Gravenhage, 29 mei 1947.
J. Wastenecker.
|